De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 92 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Als in latere tijden Mijn opvolgers echter net als de Farizeeën zich voor hun lessen met geld en allerlei andere zaken zullen laten betalen, dan zal de Vader in de hemel hun vragen ook absoluut niet meer inwilligen, en hen laten verzinken in allerlei zonden en ernstige kwalen. Ik geef jullie allerlei gaven voor niets, en jullie moeten deze aan de andere mensen ook weer voor niets geven. Als dokter kun jij je echter wel door de rijken laten betalen, -maar niet door de armen!
[2] Mocht je echter af en toe iemand Mijn leer geven, zie het dan als een betaling wanneer hij de leer met een blij hart aanneemt en daarnaar leeft. Want als iemand eenmaal de leer heeft aangenomen, zal hij toch al zo'n vriend van je worden, dat hij zegt: 'Wat van mij is en was, is nu ook van jou, en ik wil niet datje nood lijdt!'
[3] Ik zeg jullie: Wat de mensen zelf vanwege Mijn leer met een blij hart voor jullie willen doen en aan jullie willen geven, neem dat gerust aan en gebruik het voor het welzijn van jullie en je naasten, en de genade van God zal jullie daarvoor niet ontnomen worden, van welke aard die ook moge zijn! Maar als jullie van iemand betaling ervoor verlangen, wordt jullie meteen de genade van God ontnomen, net zoals de genade nu ook de Farizeeën en starre joden ontnomen wordt en aan de heidenen wordt gegeven. Denk daar dus goed aan en handel daarnaar, dan zullen jullie je daardoor alle mogelijke genadeschatten uit de hemelen verzamelen, waar je meer aan zult hebben dan aan alle schatten van deze wereld! - Begrijpen jullie dat?'
[4] JORED zei: 'Meester, dat is ons nu heel duidelijk; maar wat vindt U van mijn tollenaarsbedrijf, dat ik hier op het water en op het land uitoefen? Dat heeft eigenlijk met naastenliefde maar heel weinig te maken! Opgeven kan ik het echter ook niet zo maar, omdat het een openbaar staatsbedrijf is; houd ik er mee op dan neemt een ander het over, die van de reizende handelslieden en vooral van de vreemden nog meer zal eisen dan ik, terwijl ik daarbij toch al menigeen die niets had, voor niets de tolboom heb laten passeren. Wat vindt U daarvan?'
[5] IK zei: 'Wat je bent, moet je blijven! Maar wees redelijk in je eisen aan de armen; laat de rijken daarentegen behoorlijk wat meer geven!
[6] Het heffen van tol is echter goed voor het land omdat het anders al gauw overspoeld zou worden door grote karavanen met allerlei waren, waardoor het weldra een tekort aan eigen levensmiddelen zou hebben. Daarom moet je juist van de vele vreemde handelslieden nog meer tol eisen, zodat hun de lust zal vergaan te vaak met hun waren naar dit land te komen. Maar voor je eigen mensen moetje daarentegen des te redelijker zijn! Nu weetje ook watje in dit opzicht te doen hebt, en waar je op moét letten.
[7] Ook je herberg is goed; let echter ook daar op dezelfde dingen! Wees redelijk voor je naasten en rechtvaardig voor de vreemdelingen! Verlang van de eigen bevolking de werkelijke waarde en van de vreemden een rechtvaardige winst!
[8] Maar als er een vreemde komt die niets heeft om je te betalen, schenk hem dan de rekening, en als hij eventueel Mijn leer aanneemt, geef hem dan nog reisgeld toe, dan zal de Vader in de hemel je dat rijkelijk belonen! Dat moet ook iedere koopman doen, en hij moet eerlijk zijn met zijn maten en gewichten; want met dezelfde maat als waarmee de mensen meten, zal het hen vergolden worden!'
[9] DE TOLLENAAR zei: 'Nu echter nog een vraag, Heer en Meester! U weet dat wij hier voor het merendeel met Grieken samenwonen en allerlei handel drijven, soms zelfs jammer genoeg mensenhandel, zoals dat onder ons heidenen reeds van ouds her gewoonte en gebruik was. Ik heb mijn vrouwen zelfs allemaal moeten kopen! Zij waren eerst alleen maar mijn slavinnen; omdat zij echter ijverig waren en zich voor mij inspanden, gaf ik hun de vrijheid en nam ze daarna als vrouw. De helft van mijn bedienden en arbeiders zijn nog slaven. Moet dat zo blijven, of moet ook daar verandering in komen?'
[10] IK zei: 'Wat door het staatsrecht in stand gehouden wordt, kun je niet veranderen; laat het zo blijven tot de staat zelf daar verandering in brengt. Maar wees jij ook voor de slaven goed, billijk en rechtvaardig; want ook zij zijn mensen en kinderen van één en dezelfde Vader in de hemel. Als je weer een slavenmarkt bezoekt, koop hen dan toch maar zo veel je wilt, en houd ze, en maak er vrije, ootmoedige mensen van, dan zul je je daarmee een grote schat in de hemel verwerven! Maar je moet er niet één ooit weer verkopen; want mensen verkopen is een gruwel voor God! Waar Mijn leer echter eenmaal wortel zal schieten, daar zal ook die ellendige slavenhandel vanzelf ophouden. -Dat is weer iets waar je op moet letten!
[11] Je hebt echter nog een vraag op je hart omdat je ook niet weet wat je nu met de heidense afgodenpriesters moet doen, die ook vaak je gasten zijn en graag bij je langskomen. Ik zegje: laat die voorlopig voor wat ze zijn! Zelf geloven zij nog minder aan hun afgoden dan jij voorheen daaraan geloofd hebt; maar zij hebben als zodanig hun ambt en brood, en zullen daarom niet gemakkelijk afzien van wat zij zijn. Maar mettertijd kun je de een of ander wel rustig iets van Mijn leer vertellen, en dan zullen zij jullie weinig of geen moeilijkheden bezorgen. Langzaam maar zeker zullen ook de afgodentempels verdwijnen. Maar Ik geef jullie geen opdracht om ze te verwoesten; want het is ruim voldoende dat zij in jullie hart vernietigd zijn.
[12] Mocht echter een van die priesters iemand met geweld dwingen in zijn afgoden te geloven en hun het vereiste offer te brengen, zeg hem dan de volle waarheid! Wil hij het zich niet gezegd laten zijn, roep Mij dan in je geest aan, en doe in zijn bijzijn een teken in Mijn naam! Als hij dat ziet, zal hij wel geloven, tenminste als hij enige waarheidszin in zijn hart heeft; gelooft hij echter niet, laat hem dan gaan - en blijven jullie bij de waarheid van Mijn leer! Want het denken en handelen van de stadhouders van Rome is er nu op gericht om de mensen volledig vrij te laten zijn in kennis, denken en geloven.
[13] Wanneer zo'n heidense priester echter jullie geloof van het licht aanvaardt, steun hem dan als lid van de nieuwe gemeente van God op aarde als hij steun nodig heeft, en zorg voor zijn tijdelijke levensonderhoud; heeft hij dat echter niet nodig, laat hij dan je vriend zijn!
[14] Wel, nu is ook dit geval opgehelderd, zodat je bij ieder geval dat hinderlijk zou kunnen zijn voor Mijn leer, precies weet watje moet doen! En omdat we nu niets meer te bespreken en te behandelen hebben, gaan we weer naar buiten. Misschien doet er zich hier of daar iets voor dat ons in de gelegenheid stelt er dieper over na te denken!'
[15] Dit voorstel viel in goede aarde en wij gingen naar buiten.
«« 92 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.