Het nut van de giftige bomen in Indië. De ontwikkeling van de aarde. Het zich verplaatsen van de zeeën

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 115 / 229 »»
[1] Toen zei de magiër: 'Het begint me te dagen zoals vroeg in de ochtend voor zonsopgang; maar dat zijn zaken die eerst goed wortel moeten schieten, voor ze mij volledig eigen zijn. Maar dat het zo is zoals je me nu hebt laten zien, daaraan twijfel ik geen ogenblik meer. Alleen een klein vraagje zou ik nog willen stellen. Als je grote geduld met mij nog niet helemaal op is, zou ik je willen vragen ook nog deze kleine vraag te willen beantwoorden, om mijn inzicht te vergroten.'
[2] Rafaël zei: 'Laat ook dat verzoek nog maar horen! Wat is het? Spreek!'
[3] De magiër zei: 'Kijk, lieftallige en buitengewoon wijze jongeman! Bij ons in Indië, en wel op een groot eiland en ook in sommige dalen aan de kust, die eigenlijk heel weelderig begroeid zouden kunnen zijn, groeit een speciale struik, een ware schrik voor het land. Dit struikgewas is zo kwaadaardig en giftig, dat het door zijn uitwaseming tot in de verre omtrek alles doodt wat maar in de buurt komt. Het is veel gevaarlijker dan dit eerder genoemde meer en kan niet uitgeroeid worden. Onwetende mensen komen toch zo nu en dan in de buurt van die gewassen en moeten vervolgens een jammerlijke dood sterven.
[4] Wel, waartoe dient zo'n waar hels gewas?'
[5] Rafaël zegt: 'Ja, m'n beste vriend, zo'n gewas heeft een grote en voor de mensen belangrijke betekenis in het land waar de Heer van hemel en aarde het laat groeien; want het is aan de mensen van dat land gegeven als een trouwe wachter, die hen ervoor waarschuwt om dergelijke stukken land op aarde niet te bewonen, omdat God de Heer deze, voor het behoud van de aarde, voor iets heel anders heeft bestemd.
[6] Aan jullie stamvaders werd reeds getrouw geopenbaard dat zij die dalen moesten mijden en niet moesten bewonen, daar deze nog lang niet rijp zijn voor bewoning en dat daar onder de aarde nog ruwe elementaire krachten heersen. Ook was hun bekend dat de genoemde struiken er zijn om het uitgewasemde gif uit de diepten der aarde in zich op te nemen, opdat het geen andere verder gelegen landstreken zou vergiftigen en onbewoonbaar zou maken.
[7] Als de mens hiervan eenmaal in kennis is gesteld en hem dat door leraren duizend jaar lang is voorgehouden, dan kan toch niemand zich er meer over opwinden, wanneer hij zich ondanks die waarschuwing toch naar plaatsen op aarde begeeft, waarvan hij zou moeten weten dat die nog lang niet geschikt zijn voor de komst van mensen en dieren. -Begrijp je dat ook?'
[8] De magiër zei: 'Ja, ook dat begrijp ik nu! Maar hoe komt het dan dat sommige streken op aarde eerder geschikt zijn dan andere?'
[9] Rafaël zei: 'Je bent echt nog helemaal blind! Heb je wel eens een mens gezien bij wie al zijn lichaamsdelen opeens helemaal volwassen werden? Hoe lang duurt het wel niet voor een mens lichamelijk helemaal volwassen wordt, en hoe lang tot zijn ziel volledig door het leven gerijpt is! Denk je dan dat God, die de wijsheid Zelf is, ergens voorbij zou gaan aan Zijn eeuwige orde? O, absoluut niet! God is de volmaaktste orde Zelf en weet heel precies wat Hij, hoe Hij en waarom Hij het zo doet!
[10] Kijk naar de hoge bergen om ons heen! Die waren vele duizenden jaren geleden nog meer dan eens zo hoog en de dalen waren nog meer dan eens zo diep als zij nu zijn, gemeten vanaf de top van de bergen; maar toen waren zulke diepe dalen nog helemaal onbewoond, het waren uitsluitend meren met daarin allerlei reusachtige waterdieren.
[11] Toen liet de grote Heer en Meester van eeuwigheid verschrikkelijke stormen met bliksems en donderslagen en grote aardbevingen losbarsten. Die vermorzelden de hoge bergen en met het puin daarvan werden de diepe dalen gevuld. In plaats van de grote meren stroomden al gauw grote, machtige rivieren over de opgevulde vlakten der dalen en rolden met hun kracht de kleinere brokken steen op de bodem steeds maar in het rond, waardoor zij nog meer vermorzeld en zodoende veel kleiner werden; want al het zand in de stromen, rivieren, beken en zeeën is ontstaan door het fijnst mogelijke verkleinen van de eens in de oertijd zo reusachtig hoge bergen. Toen de dalen op die wijze gevuld waren, liet de Heer de rivieren ook langzaam maar zeker verdrogen en kleiner worden en zo werden hun oevers geleidelijk aan vruchtbaar land.
[12] En wat in de oertijden van de aarde gebeurde, gebeurt ook vandaag nog, al is het op kleinere schaal. En zo zie je dat God de Heer in Zich de eeuwige orde Zelf is en er echt geen behoefte aan heeft Zich hoe dan ook te overhaasten; want het is juist Zijn eigen hoogste zaligheid om te zien hoe in de hele eeuwige oneindigheid alles in de grootste orde, het een uit het ander, voortkomt en moet voortkomen. Daarom was jouw vraag, waarom de streken op de vaste aarde niet ineens bewoonbaar gemaakt worden, werkelijk overbodig!
[13] Kijk, ik zal je nog wat zeggen! De grote zee zal ongeveer om de 14000 jaar van het zuiden van de aarde naar het noorden of van het noorden van de aarde naar het zuiden verplaatst worden! Vanaf nu binnen ongeveer 8000 tot 9000 jaar staat de grote oceaan hoog boven deze berg, waarop wij nu staan en hierover praten. Daarentegen zullen in het zuiden grote landstreken weer drooggelegd worden, en mensen en dieren zullen daar voldoende voedsel vinden. Bij die gelegenheid zullen dan ook weer een aantal nu nog onrijpe en onbewoonbare plaatsen op de noord helft van de aarde rijp worden en bewoonbaar voor toekomstige generaties van mensen, dat wil zeggen, zodra de noordelijke helft van de aarde weer vrijkomt van de zee.
[14] Nu denk ik dat ik jou als natuurgeleerde toch meer dan genoeg verteld heb, en ik kon je dat ook vertellen omdat ik weet dat jullie, wijzen uit het morgenland, de vorm en het wezen van de hele aarde zelf goed kennen, hoewel jullie dat voor de andere mensen steeds verborgen houden. - Heb je nu nog een vraag?'
[15] De magiër zei: 'Nee, jonge, voor mij volkomen onbegrijpelijk wijze vriend! Je spreekt over de hele aarde alsof je vanaf het oerbegin bij haar schepping aanwezig bent geweest en alles gezien hebt wat er met haar gebeurd is! En het allermerkwaardigste is dat wij je, naar eer en geweten, helemaal niet kunnen tegenspreken! Want volgens onze vele ervaringen in de grote wereld is het inderdaad precies, zoals jij het nu gezegd hebt en het bestaan van een ware, eeuwige God is voor ons meer dan zonneklaar bewezen en meer hebben we nu niet nodig, omdat wij nu door jou ook weten wat we moeten doen om God Zelf waarachtig te vinden.
[16] Hoe graag zouden wij jou voor deze grote goedheid meer dan koninklijk belonen, als je van ons een beloning zou aannemen; maar daar heb je je reeds uitdrukkelijk tegen verzet en dus blijft ons niets anders over dan je uit het diepst van ons hart te danken en je nogmaals te vragen om aan ons te denken, als je bij God de eeuwige Heer zult zijn.
[17] Maar nu zou ik nog enkele woorden willen spreken met de man tot wie ik mij bij het avondeten zo aangetrokken voelde; daarna zullen we graag blij en zeer getroost deze berg verlaten en naar beneden naar onze mensen gaan, en hun ook vertellen en bewijzen dat wij eindelijk geheel en al gevonden hebben waar wij zo lang tevergeefs naar gezocht hebben. Mag ik dan een paar woorden met die man spreken?'
«« 115 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.