Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 141 / 229 »»
[1] Agrippa zei: 'O Heer, eindeloos wijze Meester van eeuwigheid, hoe groot moet Uw liefde voor ons mensen, Uw schepselen zijn, dat U Zich zo diep wilde vernederen om in de gedaante van ons mensen uit Uw hemelen tot ons wormen in het vuil van deze aarde neer te dalen, om ons de wegen te leren en te wijzen waarop wij moeten gaan om het eeuwige leven te bereiken?!'
[2] Ik zei: 'Beste vriend, je vraag weerspiegelt wat er in je hart leeft en is goed, omdat ook je hart goed is; maar in je verstand is het nu pas een beetje beginnen te dagen, en de liefde van God voor jullie mensen komt je als iets onbegrijpelijk wonderbaarlijks voor, omdat je je God voorstelt als een zeer verheven en machtig keizer, die zich slechts heel zelden aan de gewone mensen laat zien en nog minder met een eenvoudig mens spreekt.
[3] Als je God vanuit dat gezichtspunt beschouwt, vergis je je heel erg; want God is de Schepper van alle dingen en wezens, en geen ongekend trotse keizer die op een gouden troon zittend al zijn onderdanen alleen maar ziet als weerzinwekkende, verachtelijke wormen en ieder met de dood bedreigt die het zou wagen zich zonder vooraf gevraagde en ontvangen toestemming de troon van de keizer te naderen.
[4] Maar wanneer vast staat dat alle wezens werken van God zijn, dan zijn zij ook werken van Zijn liefde die hun bestaan is, en werken van de hoogste, goddelijke wijsheid, die hun de overeenkomstige vorm geeft en hen ook in stand houdt. Als er echter zonder Gods liefde en wijsheid nooit enig schepsel zou bestaan, waarom vind je het dan zo wonderlijk dat God jullie mensen zo buitengewoon liefheeft?
[5] Jullie zijn immers zelf alleen puur liefde uit God en in God, en jullie bestaan is immers in zichzelf door de wil van Gods liefde alleen maar belichaamde liefde van God! En als dat onweerlegbaar zo is, hoe kan het voor jullie dan zo wonderlijk zijn dat Gods liefde voor jullie zo groot is, dat Hij Zelf in de gedaante van een mens naar jullie is toegekomen en jullie nu de wegen leert kennen naar het vrije, als het ware uit jullie zelf voortkomende aan God gelijke zelfstandige leven? Zijn jullie dan niet Gods werken?Ja, dat zijn jullie zeker!
[6] Maar God is van eeuwigheid een volkomen meester zowel in het grootste alsook in het kleinste, Hij is nooit een knoeier en stumper geweest en hoeft Zich dus niet voor Zijn werken te schamen. De mens is het volmaaktste van de talloos vele en oneindig verschillende schepselen, het hoogtepunt van de goddelijke liefde en wijsheid, en voorbestemd om zelf een God te worden. Waarom zou God Zich dan schamen voor Zijn meest voortreffelijke werk en het onwaardig vinden om dat te naderen?!
[7] Kijk, M 'n beste vriend, zulke ideeën over God, die puur van de uiterlijke wereld afkomstig zijn, moet je laten varen! Ze zijn ten eerste verkeerd, en ten tweede helpen zij je niet om steeds dichter bij God te komen, maar zulke verkeerde ideeën zouden je alleen maar steeds verder van God verwijderen, en mettertijd zelfs zo dat je van pure verkeerde eerbied Hem helemaal niet meer zou durven liefhebben, - zoals er nu in groten getale mensen en volkeren op aarde zijn, die, terwijl ze zelf toch zichtbare werken van de goddelijke liefde en wijsheid zijn, het volkomen verkeerde geloof en ook de even verkeerde mening hebben, dat God zo eindeloos boven Zijn schepselen verheven is, dat alleen maar een allerhoogste priester Hem op bepaalde tijden met bepaalde gebeden tijdens de schitterendste en luisterrijkste ceremoniën mag naderen. En na zo'n toenadering houdt de opperpriester zich voor zo oneindig verheven en geheiligd, dat niet eens een onderpriester, laat staan een ander, ongewijd mens -in zijn nabijheid mag komen, daar men van mening is dat niets onheiligs de hoogste heiligheid van God mag en kan naderen, omdat daardoor de hoogste heiligheid van God ontheiligd zou worden, -wat men voor de arme en blinde mensen als een zonde heeft aangemerkt, die zo groot is, dat die met de vuurdood bestraft moet worden. O wat een vrijwillige en meer dan domme blindheid van de mensen!
[8] Zie nu eens! Ik alleen ben de Heer van eeuwigheid, - hoe ben Ik dan nu temidden van jullie? Kijk, Ik noem jullie kinderen, vrienden en broeders, en wat jullie voor Mij zijn, daartoe is ieder mens bestemd en daarbij is niemand meer of minder dan de ander! Want ieder mens is Mijn voleindigde werk, dat zich als zodanig ook moet leren kennen en naar waarde schatten, maar zich niet helemaal moet miskennen en minder achten dan wat voor gedrocht dan ook; want wie zichzelf, een duidelijk te herkennen werk van Mij, veracht, veracht noodzakelijkerwijs immers ook Mij, de Meester. En waarvoor zou dat goed zijn?
[9] Vrienden, de deemoed in het hart van de mens is een van de noodzakelijkste deugden, waardoor men het eerst tot het innerlijke levenslicht kan komen! Maar die deugd bestaat eigenlijk alleen uit de ware liefde tot God en de naaste. Zij is het zachte geduld van het hart, waardoor de mens zijn voortreffelijkheid wel beseft, maar zich nooit heerszuchtig verheft boven zijn broeders die nog veel zwakker zijn, maar hen juist met des te meer liefde omvat en tracht, hen tot de eigen bewuste hogere volmaaktheid te verheffen door lering, raad en daad. Daaruit bestaat de enige; eigenlijke, waarachtige deemoed; die bestaat echter nooit uit het verachten van zichzelf.
[10] Ik ben Zelf van gans er harte deemoedig en zachtmoedig, en Mijn geduld kent geen grenzen; maar jullie zullen bij Mij nog nooit hebben meegemaakt dat Ik Mij ooit Zelf ten overstaan van de mensen veracht heb. Wie zichzelf niet terecht ziet als een werk van God, kan zijn naaste en ook God niet naar waarheid achten, maar alleen om een totaal verkeerde reden.
[11] Zo verkeerd het dus is wanneer een mens zichzelf overschat en al gauw en gemakkelijk een vervolger en onderdrukker van zijn medemensen wordt en daarbij de liefde, die het goddelijke levenselement is, kwijt raakt, zo verkeerd is het echter ook, wanneer een mens zichzelf onderschat. De oorzaak daarvan heb Ik jullie laten zien, en laten we dus maar mooi gelijk blijven en goede moed hebben; want als jullie je nu ten opzichte van Mij, omdat je Mij herkend hebt, te eerbiedig en kleinmoedig zouden gaan gedragen, dan zouden jullie het immers helemaal niet meerverdragen door Mij te worden onderwezen.
[12] Zie Mij daarom als een volmaakt mens, die volledig vervuld is van Gods geest en daarom nu jullie Meester en Leraar is, dan zullen jullie het best met Mij overweg kunnen en daar zullen jullie het meest aan hebben! -Hebben jullie dat allemaal goed begrepen?'
[13] Agrippa zei: 'Heer en Meester, dat hebben we heel goed begrepen; want het is allemaal de heel eenvoudige en naakte waarheid. Maar wat moeten we dan denken van al die gebeden en psalmen die bij de joden gebruikelijk zijn? Wilt U, als de nu erkende, enig ware God, dan niet aanbeden worden?'
[14] Ik zei: 'Mozes heeft wel gezegd: 'De sabbat is een dag des Heren, dan zult gij geen zwaar knechtenwerk doen en met een zuiver hart tot God uw Heer bidden!' Maar Ik zeg nu, dat van nu af aan beslist elke dag een dag des Heren is, waarop de ware mens volgens Mijn leer het goede moet doen! Wie echter volgens Mijn leer het goede doet, viert het ware sabbatfeest en bidt waarachtig zonder onderbreking tot God, en Ik zal Mijn welgevallen aan hem hebben.
[15] Als iemand zich ervan bewust is dat hij gezondigd heeft, moet hij tot een vergelijk komen met degene tegen wie hij gezondigd heeft, en in het vervolg niet weer zondigen, dan zullen zijn zonden hem ook vergeven worden; maar door op een bepaalde manier te bidden, zich te kastijden en te vasten worden aan niemand de zonden kwijtgescholden, zolang hij zelf niet ophoudt te zondigen.
[16] Zolang iemand echter blijft zondigen, is hij niet in staat in Mijn rijk van. de waarheld opgenomen te worden, omdat de zonde altijd tot het gebied van de leugen en het bedrog hoort. Kijk, zo is het hiermee! - Maar nu komt het middagmaal; dat zullen wij nuttigen en pas daarna verder gaan op de weg van de waarheid!'
«« 141 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.