Farizeeën bezoeken Nicodémus

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 144 / 229 »»
[1] Toen zij (de vier Farizeeën) Nikodemus in het oog kregen, kwamen zij dadelijk op hem af en zeiden tegen hem: 'Daar je wist dat wij je vanmiddag voor een belangrijke aangelegenheid op zouden zoeken, had je ons wel naar eer en behoren in je huis kunnen opwachten! Maar omdat we wel zien dat je een groot aantal vreemde gasten bij je hebt, die je hier kennelijk een prettige middag wilt bezorgen, willen we je wel verontschuldigen. Maar wie zijn al die vreemdelingen? De anderen, die van hier, van Jeruzalem en hier uit de omgeving zijn, kennen we wel; maar wie zijn al die vreemdelingen en waar komen ze vandaan? Is er vandaag hier in Emmaüs een feest waarvan ons niets gezegd is?'
[2] Nikodemus zei: 'Hier zijn voorname Romeinen, Grieken, Egyptenaren en Indiërs, die vandaag in mijn herberg zijn aangekomen, en die ik nu allemaal naar mijn lievelingsheuvel heb gebracht, zodat zij hier op deze mooie dag van het uitzicht en de natuur kunnen genieten. Maar als jullie meer willen weten dan moet je zelf maar met hen spreken; want ze spreken alle talen!'
[3] Toen stapte Agricola naar voren en zei: 'Daar jullie als spionnen van de tempel hierheen zijn gekomen, zullen jullie er zeker wel prijs op stellen hier zoveel mogelijk nieuwe en buitengewone zaken te weten te komen, en dat zullen jullie ook!
[4] Kijk, ik, die nu met jullie spreek, heet Agricola, ik kom uit Rome en ben een van de voornaamste dienaren van de keizer en bezit alle volmachten! Ik kan in naam van de keizer al het mogelijke bevelen en over alles beschikken, en wat ik in naam van de keizer gebied, moet gebeuren. Degenen die zich om ons heen bevinden, zijn mijn begeleiders en ook invloedrijke dienaren van de keizer. Mijn beide vrienden hier, Agrippa en Laius, kennen jullie al. Daar achter die rotsen zien jullie een paar honderd jonge mensen van beiderlei kunne; die horen bij Mijn lijfwacht, en de andere mannen dienen eveneens voor mijn bescherming. Daar vooraan zien jullie drie wijzen uit Indië, wier grote gevolg in de nabijheid van de stad is ondergebracht; ook zij horen nu bij mij. Hier is een jongeman die, met zijn wil meer kan dan alle machten van de aarde. En hier vlak naast ons staan nu die wonderlijk machtige mensen uit Opper-Egypte, over wier kracht de beide Romeinen jullie gistermiddag heel vreemde dingen hebben verteld; zij kwamen om de beide Romeinen hier te bezoeken.
[5] Nu weten jullie dus in welk gezelschap jullie je bevinden, wie wij zijn en waar wij vandaan komen en wat wij kunnen. Als jullie die merkwaardige en volmaakte mensen zelf nader willen leren kennen, richt je dan tot henzelf; want hen kan en mag ik niet bevelen, omdat zij zelf volkomen eigen baas zijn en alle macht in hun wil hebben. Ik heb nu gesproken en nu is het woord weer aan jullie!'
[6] Toen keken de beide Farizeeën naar de hut die bovenop de rotsformatie gebouwd was, en vroegen Nikodemus wie zich dan wel in de hut bevond.
[7] Maar Nikodemus zei: 'Er staat geschreven dat het niet goed is als de mens alles weet, en jullie kunnen dit principe nu ook maar beter op jezelf toepassen als jullie deze voorname Romeinen niet tegen jullie in het harnas willen jagen; want voor zover ik uit hun woorden begrepen heb, staat de tempel niet zo best bij hen aangeschreven.'
[8] Na dit antwoord vroegen de Farizeeën niet meer wie er zich in de hut bevond. Maar zij richtten zich nu tot de leider van de zeven mannen uit Opper-Egypte en vroegen hem of hij inderdaad dezelfde man was, over wie de beide Romeinen hun gisteren zulke wonderlijke en nauwelijks te geloven dingen verteld hadden.
[9] De man uit Opper-Egypte zei met een krachtig stemgeluid: 'Ja! Wat willen jullie van mij, jullie, die gespeend zijn van elk vonkje van de goddelijke geest en die vervolgers zijn van alle mensen die van Gods geest vervuld waren en die aan andere mensen de wegen van de lichte en levende waarheid toonden? Zeg watje wilt dat ik voor je doen zal!'
[10] Deze ernstige taal van de man uit Opper-Egypte was de beide hooggeplaatste Farizeeën niet erg aangenaam. Zij dachten erover na of het raadzaam was hem te vragen om een teken te doen.
[11] Pas na een poosje zeiden zij tegen de man uit Opper-Egypte (de Farizeeën): 'Beste man, we wilden je alleen maar vragen of je zo vriendelijk zou willen zijn hier ook voor ons een teken te doen, waaruit de macht van je geloof en je wil blijkt. Want omdat wij van geloofwaardige getuigen al zulke wonderbaarlijke dingen over jou gehoord hebben en je zelf nu hier aanwezig bent, zouden we ons ook daadwerkelijk willen overtuigen van je innerlijke kracht. Verricht daarom een teken voor ons!'
[12] De man uit Opper-Egypte zei: 'Ja, ja, ik zal er wel een verrichten; maar jullie moeten mij eerst vertellen om welke belangrijke redenen zoals jullie dat zelf in het begin aan Nikodemus hebben meegedeeld - jullie vandaag met je helpers hierheen gekomen zijn, omdat je toch, daar het morgen sabbat is, thuis had moeten blijven om voor morgen allerlei voorbereidingen te treffen, want jullie mogen op de sabbat niets doen. Zeg mij eens heel precies en naar waarheid de belangrijke reden van jullie huidige komst, en dan zal ik een teken voor jullie doen; maar kom me niet met leugens aan! Want als jullie met leugens komen, zal ik ook een teken voor jullie doen, - maar niet tot jullie heil, maar tot jullie verderf!'
[13] Toen zei de ene Farizeeër: 'Ik zie al dat er met jou alleen maar openhartig gesproken kan worden, en daarom schrik ik er ook helemaal niet voor terug hier de volle waarheid openlijk uit te spreken.
[14] Kijk, in Galilea, dat ook van de joden is en onder Jeruzalem staat, is een profeet opgestaan, die allerlei tekenen doet en een nieuwe leer verkondigt tegen de tempel en tegen ons! Hij verleidt het volk en zet het tegen ons op. Wij weten zelfs dat hij zich uitgeeft voor een zoon van God, zich laat prijzen als de beloofde Messias en ons, die zich aan de oude leer van Mozes houden, overal vijandig bejegent. Wij weten maar al te goed dat hij de zoon van een oude timmerman is, die net als zijn vrouw een gewoon natuurlijk mens was. Omdat de genoemde profeet ons echter overal achtervolgt, is het hopelijk ook juist dat wij hem achtervolgen en proberen hem op te sporen.
[15] Wij zijn echter door enkele boodschappers, die wij hadden uitgezonden, nog in de afgelopen nacht te weten gekomen dat hij met al zijn volgelingen nog in de omgeving van Jeruzalem rondtrekt en het volk tegen ons opzet, wat ons bepaald niet onverschillig kan laten. Men verzekerde ons dat Nikodemus, onze ambtsgenoot, wel wist waar hij zich ophield, en dat is de reden waarom wij gekomen zijn om daarover met Nikodemus te spreken en met hem te overleggen hoe de zaak in elkaar zit en wat er van rechtswege aan gedaan kan worden. Kijk, dat is de belangrijke reden waarom wij gekomen zijn!'
[16] De man uit Opper-Egypte zei met een ernstig gezicht: 'Wat zouden jullie dan met de profeet doen als hij zich door jullie zou laten vangen?'
[17] De Farizeeër zei: 'Wij zouden hem direct aan het gerecht overleveren, streng laten onderzoeken en tegen hem getuigen, en hem bewijzen aan welke misdaad tegen ons hij zich heeft schuldig gemaakt. Als hij zich te ernstig tegen ons en tegen de tempel misdragen heeft en hij de wet heeft overtreden, - waarvan wij merendeels al volkomen overtuigd zijn -, dan moet hij volgens de wet zonder meer ter dood veroordeeld worden.'
«« 144 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.