Het innerlijke wezen val1 de mens

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 150 / 229 »»
[1] Rafaël zei: 'Nu goed dan, dat zal ik dan ook zo doen! Omdat jullie nu hebben aangenomen dat ik ook de bouwer en opsteller van die zuil in het veld daar langs de weg naar Jeruzalem ben, zeg ik jullie nu ook dat dat zo is. Daardoor is dan ook aangetoond, dat als dit de feiten zijn, de innerlijke geest in de mens ook heer is van alle natuurkrachten, die in alle elementen heersen, en dat ook moet zijn, omdat deze zonder de geest die uit God is en overal werkt, helemaal niet zouden bestaan; en als hij dat onloochenbaar is, moet hem ook alles volgens de eeuwige normen van de goddelijke orde mogelijk zijn.
[2] Voor een mens echter dat vermogen verwerft of kan verwerven, moet hij zich door het nauwgezet opvolgen van Gods wil, die hem door Mozes en door de profeten is geopenbaard, deze wil van God zo eigen maken, dat hij daarna vrij vanuit zichzelf niet anders kan handelen dan de wil van God het hem in zijn hart aangeeft, -wat voor degene die God erkend heeft en Hem boven alles liefheeft, niet zo moeilijk is, omdat de liefde tot God hem daartoe steeds meer kracht schenkt naarmate de liefde tot God in zijn hart toeneemt, en in die liefde ook de liefde tot de naaste.
[3] Als een mens zich op deze wijze met God verenigd heeft, is hij ook reeds vervuld van Gods geest; want de liefde tot God en het vervullen van Zijn heilige wil is immers al de volledig werkzame geest van God in de mens, omdat diens nieuwe wil niet meer de zwakke en onmachtige wil van het menselijke vlees is, maar de almachtige zuivere wil van God.
[4] Voor degene die deze wil volledig in zich heeft, moet dan immers ook alles mogelijk zijn wat hij wil; want wat hij dan wil, wil ook God in hem, -en voor God is toch zeker alles mogelijk!
[5] Daarom moeten jullie je er niet zo erg over verwonderen dat de oude profeten heel vaak grote tekenen verrichtten. Want als pure mensen deden zij uit zichzelf evenmin enig teken, als jullie ooit echte tekenen gedaan hebben; maar omdat zij door hun zuivere levenswandel vaak al van jongs af aan vol waren van Gods geest, verrichtte deze almachtige geest de grote wondertekenen, en deze geest vervulde ook hun harten met het licht van alle wijsheid uit God, en als zij dan vanuit die wijsheid tot het volk spraken, was dat niet meer het woord van een mens, maar het woord van God.
[6] Omdat ik echter, evenals nog enkele andere hier aanwezige mensen, ook zo van de geest en de wil van God vervuld ben, moet alles gebeuren wat Gods wil in mij wil, en niets kan zich tegen mij verzetten. Als ik deze hele aarde zou willen vernietigen en volledig zou willen verwoesten, dan zou dat, als ik het ernstig zou willen, net zo zeker lukken als het mij nu lukken zal, die gindse aan dat tamelijk verafgelegen gebergte naar voren stekende grote rots ogenblikkelijk te vernietigen.
[7] Kijk daar tussen middernacht en morgen bevindt zich die sterk vooruitstekende rots, waarvan de vernietiging niemand enige schade zal berokkenen, omdat hij voor de bezitters van die berg met zijn bossen toch meer nadeel dan voordeel heeft. Ik wil, -en zie, de rots bestaat niet meer! Zijn hele massa bevindt zich nu al ongeveer duizend dagreizen hier vandaan in de diepte van een grote zee!'
[8] De Farizeeën zeiden verbluft: 'Maar we zagen hem niet omhoog gaan en door de lucht vliegen!'
[9] Rafaël zei: 'Jullie hebben toch ook deze boom niet langzaam uit de grond zien opgroeien! Wat Gods geest wil, geschiedt zoals Hij het wil; want tijd en ruimte tellen bij Hem niet. Als Hij echter wil dat alles na elkaar in de tijd gebeurt, zoals jullie dat in de natuur van de dingen van deze aarde zien, dan gebeurt het ook zoals Hij het wil; want zowel tijd als ruimte zijn ook dingen die altijd en eeuwig voortkomen uit Zijn wil en uit Zijn orde!
[10] De ceder groeit volgens Zijn wil vaak vele honderden jaren eer zij haar grootste hoogte en omvang bereikt, een klaverplant is in een paar dagen volgroeid; als je echter de bliksem uit een wolk ziet schieten dan heeft hij heel weinig tijd nodig om de aarde te bereiken, en zo zien jullie, dat voor de geest van God alle dingen mogelijk zijn. -Begrijpen jullie er nu iets van?'
[11] De nog altijd zeer verblufte Farizeeën zeiden: 'Ja,ja, we begrijpen het nu wel, voorzover mensen met onze oude blindheid dat kunnen. Maar die ontzaglijke snelheid van uitwerking van de goddelijke wil in de mens, zoals nu in jou, zullen we wel nooit begrijpen! Het hier en daar op hetzelfde ogenblik, dat begrijpt het menselijke verstand nooit, ook al is het nog zo verlicht.'
[12] Rafaël zei: 'Waarom dan wel niet? Kunnen jullie je bijvoorbeeld in gedachten nu niet ogenblikkelijk naar jullie woningen verplaatsen?'
[13] Een Farizeeër zei: 'O ja, dat wel, - maar natuurlijk zonder de allergeringste uitwerking! ,
[14] Rafaël zei: 'Dat zeker, omdat jullie niet één zijn met de alles vervullende, alles doordringende en overal werkende geest uit God! Deze geest rust weliswaar in het binnenste centrum van jullie ziel, maar hij is daar nog helemaal geïsoleerd van de algemene geest, omdat hij door jullie te geringe liefde tot God ook een veel te geringe voeding krijgt. Daardoor kan de geest zich niet in de ziel uitbreiden en haar doordringen en zich zo door jullie hele wezen uitbreiden, dat wil zeggen niet ruimtelijk, maar in de sfeer van de wil, die in hem evengoed aanwezig is als in God Zelf, door Wie hij als een onverwoestbaar levensvonkje in het hart van de ziel werd gelegd.
[15] In de sfeer van de wil uitbreiden betekent echter, dat de ziel zelf haar wil volledig ondergeschikt maakt aan de erkende wil van God en zich vrijwillig helemaal door hem laat beheersen.
[16] Is het zo, dat een ziel zich als het ware van buiten af door de herkende en nauwkeurig opgevolgde wil van God tot in haar binnenste laat doordringen, dan wekt deze de geest uit God, die in het binnenste van de ziel rust en sluimert. Deze verenigt zich dan terstond met de aan hem gelijke wilsgeest, die de hele ziel doordrongen heeft en die de eigenlijke geest van God is, en is dan in alles één met hem, zoals God dat -maar dan in een veel hogere graad -ook is en blijft, als het ware zoals het ene oog één is met het andere, hoewel bij een mens ook het ene oog altijd scherper en gemakkelijker ziet dan het andere.
[17] Als de mens het zover gebracht heeft, dan is de gedachte waarmee hij zich zelfs naar het verst verwijderde oord verplaatst heeft, geen lege gedachte zonder uitwerking, maar zij verplaatst het hele wezen van zo'n volmaakt mens, die alles tot stand kan brengen, geestelijk naar die plaats. Die ziet, hoort en verneemt alles, omdat zij met de eindeloze wilsgeest alles doordringt en beheerst, zonder daardoor ook maar een ogenblik haar individuele zelfstandigheid te verliezen. Omdat zij echter alles doordringt en beheerst, kan zij ook als gedachte, die met de ware geest van God vervuld is, alles binnen één ogenblik tot stand brengen wat de volmaakte mens wil.
[18] Maar zolang de mens deze zaligste en enig ware levenstoestand niet bereikt heeft, kan hij zijn gedachten en ideeën slechts door zijn ledematen op de een of ander wijze onvolmaakt verwezenlijken, en dat alleen maar volgens de wetten van de natuur, die zich in het gericht bevindt. De gedachte op zich is echter niets anders dan jouw spiegelbeeld -zonder wezen, zonder kracht en zonder enige macht. Maar het zegt je toch datje je daarmee ogenblikkelijk zelfs in de meest ver weg gelegen plaats kunt bevinden, ook al is het dan, zoals reeds uitgelegd, zonder enige uitwerking.
[19] Je zult nu wel begrijpen hoe het mij mogelijk was, die rots daar van het tamelijk verre gebergte los te maken en in de diepte van een heel ver gelegen zee te laten zinken!
[20] Ik heb dit teken echter niet verricht om jullie vrees voor ons aan te jagen of jullie te dwingen tot het aannemen van een nieuwe leer, die eigenlijk wel de oudste leer op aarde is, maar ik heb de tekenen alleen maar gedaan o m jullie de juiste weg te wijzen tot het verkrijgen van de ware en volmaakte levenskracht uit God, zonder welke de mens in zijn ziel als bijna volkomen dood te beschouwen is, totdat hij op de wijze die ik je verteld heb, volledig één is geworden met de wil van God.'
«« 150 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.