De taak van de zeventig uitgezondenen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 167 / 229 »»
[1] Toen de Farizeeën en ook de bekende joodse Grieken dat zagen, kwamen zij naar Mij toe en zeiden: 'Heer, wij geloven toch net zo vast in U als degenen die U nu uitgezonden hebt, en wij kennen Uw leer nu ook volkomen! Wilt U ons dan niet ook zo voor U in de wereld uitzenden?'
[2] Ik zei: 'Jullie komen ook nog wel aan de beurt; maar voor dit moment zijn deze zeventig voldoende. Als Ik verhoogd en opgevaren zal zijn, zullen ook jullie en nog vele anderen uitgezonden worden om alle mensen het evangelie van Gods rijk te verkondigen; blijf nu echter als getrouwe getuigen van Mijn woorden en daden bij Mij, want hier zijn jullie net zo nodig als de uitgezondenen nu elders.
[3] De nachtelijke tekenen van eergisternacht zijn in de verre omtrek door heel veel mensen gezien en zij zitten nog in grote angst omdat zij de betekenis van het machtige verschijnsel niet kennen. Als de uitgezondenen bij hen komen, zullen zij de bedroefden en bekommerden ware troost brengen. En kijk, dat is een belangrijke reden waarom Ik reeds vandaag de zeventig mannen heb uitgezonden! Begrijpen jullie nu de grote, wijze plannen van de Vader in de hemel?'
[4] Toen zij dat gehoord hadden, waren zij tevreden en vroegen daarna op de heuvel verder niets meer .
[5] Daarop kwam Lazarus naar Mij toe en vroeg Mij: 'O grote, meest geliefde Vriend, Meester en Heer van alle mensen, kijk, de zon zal al tamelijk snel ondergaan! Wilt U gedurende deze nacht hier blijven of gaat U toch weer terug naar mijn olijfberg? Mocht, wat mijn hartewens is, het laatste het geval zijn dan stuur ik direct iemand daarheen om mijn mensen te zeggen dat zij maatregelen voor ons treffen.'
[6] Ik zei: 'Wij zullen allen pas in de nacht, op jouw olijfberg terugkeren; want nu bij daglicht zou onze aankomst maar al te snel en gemakkelijk door de tempeldienaren ontdekt worden. Wat echter onze lichamelijke verzorging aangaat, zullen wij hier nog wel heel goed verzorgd worden; want onze vriend Nikodemus heeft immers ook een grote herberg en een groot woonhuis. Daarom zullen we pas tegen middernacht in alle stilte naar jouw olijfberg gaan, opdat niemand zich aan ons zal ergeren!'
[7] Met dit antwoord was Lazarus tevreden.
[8] Ik gaf Rafaël echter opdracht, nu voor onze jonge mensen te zorgen omdat ze al wat hongerig waren.
[9] Toen opperde Nikodemus, of het niet gemakkelijker was om hun in de herberg een behoorlijke maaltijd te geven.
[10] Ik zei: 'Laat maar; Mijn dienaar weet wel wat hij nu moet doen! Het zal allemaal heel goed gaan en zo zij het dan ook!'
«« 167 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.