De handelskaravaan uit Damascus

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 170 / 229 »»
[1] Ik had dat nog maar net gezegd, of daar kwam Helias, die ook nog bij ons was, snel naar Mij toe en zei vol angst en vrees: ' Maar Heer, Heer, om 's hemels wil, wat is dat nu? Ik keek naar de uit de richting van de morgen komende karavaan, hoe die zich met haar kamelen en lastpaarden in onze richting beweegt, - maar nu komt er een andere, heel vreselijk uitziende karavaan achteraan! In plaats van kamelen en lastpaarden zie je verschrikkelijk uitziende vurige draken, en in plaats van mensen zie je echte duivelsgestalten die met gloeiende slangen omwonden en op hun borst met een doodskop getooid zijn! O Heer, Heer, wat heeft dat nu opeens te betekenen?'
[2] Na dit door Helias in één adem vertelde verhaal gingen allen naar de aan de morgenzijde liggende rand van de heuvel en zagen de niet bepaald prettig uitziende verschijning, en stelden de wat angstige vraag, wat dat nu toch weer te betekenen had.
[3] Ik zei: 'Zie en begrijp! Dat de voorste karavaan uit louter wereldse en op winst beluste kooplieden bestaat, dat zullen jullie hopelijk wel reeds lang beseffen; want een koopman uit Damascus is geen haar beter dan een dief en een straatrover. Deze kooplieden zijn heel hoffelijk en beleefd tegen de koper, opdat deze maar zo veel mogelijk voor veel geld van hen koopt. Zijn de waren eenmaal verkocht dan zouden zij, als zij niet bang waren voor de wereldse wetten, de koper het liefst vermoorden, hem de verkochte waar afnemen en hem bovendien beroven van zijn overige geld en bezittingen. Maar ondanks zulk innerlijk overleggen en streven zijn zij voor de wereld geziene en hooggewaardeerde mensen, en hun medemensen kunnen zich nooit diep genoeg voor hen buigen.
[4] Opdat jullie allen echter, die nu Mijn leerlingen en vrienden zijn, dit kwalijke soort een beetje beter in hun ware innerlijke gestalte zullen leren kennen dan tot nu toe het geval was, opende Ik jullie innerlijke oog en jullie zagen met je lichamelijke ogen de voorste wereldse karavaan, zoals ieder gezond mensenoog die kan zien; maar daarachter zagen jullie de overeenkomstige innerlijke geestelijke karavaan.
[5] De gloeiende draken geven de brandende begeerte aan, om alle schatten van deze aarde te willen bezitten. De op draken rijdende duivels zijn de kooplieden in hun wereldse gezindheid. De slangen om hun lichaam geven hun koopmanslist, slimheid en sluwheid weer. De doodskoppen duiden op de grote moordlust van zulke ware wereldse duivels. Want als het hun mogelijk zou zijn, dan zouden zij direct alle rijke mensen vermoorden om zich op de gemakkelijkste wijze in het volledige bezit van alle goederen en schatten van deze aarde te kunnen stellen. Omdat dat hier bij deze kooplieden het geval is en Ik wel weet dat jullie zelf vaak nog hoog opzien tegen zulke mensen, moest Ik hen voor de ogen van jullie ziel wel onthullen!
[6] Omdat jullie dat nu volledig volgens de innerlijke waarheid hebben gezien, zal jullie. innerlijke oog nu weer gesloten worden, en zien jullie weer alleen de uiterlijke karavaan onder langs deze heuvel voorbijgaan! Hoe beviel jullie dit beeld?'
[7] Toen zei Nikodemus: 'Heer, ik heb al een aantal knechten naar de herberg gezonden met de strenge opdracht om ervoor te zorgen dat deze karavaan voor geen geld in mijn herberg onderdak vindt of krijgt! Dat zou me wat moois zijn zulke wezens onderdak te geven! Ik zal als burgemeester dadelijk alle maatregelen treffen, zodat zij ver voorbij onze woonplaats onderdak zullen moeten zoeken. Zulke wezens zouden ons overigens zeer vriendelijke plaatsje immers dermate verpesten, dat daarna niemand er meer zou kunnen leven! Ja, daar moeten meteen heel scherpe tegenmaatregelen getroffen en in het werk gesteld worden om zo'n onheil van onze plaats af te wenden! - Heer, is dat niet juist?'
[8] Ik zei: 'Dat je ze niet in je herberg opneemt, daaraan doe je goed; maar de karavaan ook uit de hele plaats te weren zou onverstandig zijn! Want ten eerste staat de karavaan onder bescherming van de Romeinse wetten die voor alle handelslieden gelden en die hun vrije doortocht toestaan, en ten tweede zijn er ook in deze plaats veel mensen die vanwege hun innerlijke geaardheid geen haar beter zijn dan deze handelslieden en dus helemaal geen gevaar lopen slechter te worden dan zij allang zijn; en ten slot te als derde punt kunnen er zelfs bij deze Damascenen enige pogingen gedaan worden of hun gezindheid zich misschien voor een deel toch nog zou kunnen en willen veranderen. Want bij veel mensen, hoe slecht ze ook zijn, is op deze wereld altijd nog eerder en gemakkelijker verbetering mogelijk, dan later aan gene zijde voor de naakte ziel.
[9] Zie dus maar weer af van je tweede voornemen! Maar wat het eerste betreft, daarmee ben Ik het, zoals Ik dat al in het begin gezegd heb, helemaal eens; want wij en zij zouden ons onder één dak echt niet goed hebben verdragen! Want hemel en hel moeten goed van elkaar gescheiden zijn. Ben je tevreden met Mijn raad?'
[10] Nikodemus zei: 'O Heer, dat zeker; maar het komt me nu echt wat bitter en ergerlijk voor dat ook mijn lievelingsoord hier door mensen bewoond wordt, die in hun geaardheid overeenkomen met de handelslieden uit Damascus!'
[11] Ik zei: 'Kijk, daar wat achteraan staan de zeven mensen nog, die Ik in de oude hut van de rijke Barabe van de hongerdood heb gered! Zij stuurden hun naakte kinderen naar de burgers van deze plaats, opdat er toch maar iemand zich over hen zou ontfermen; maar daar vonden de kinderen alleen maar stenen harten. Als dat nu zo is, hoe kan het je dan verbazen dat Ik de burgers van dit dorp geen beter getuigenis kan geven! Als Ik je eens met je innerlijke oog de vooraanstaande mensen van Jeruzalem zou laten zien, - wat zou je dan wel zeggen?
[12] Ik zeg jullie daarom: deze wereld lijkt in alles op de hel; alleen is zij hier verhuld voor de ogen van de mensen, zoals ook de hemel in woord en daad verhuld is. Daarom kan hier de hemel heilbrengend op de hel inwerken; maar waar beide onthuld zijn, gaat het inwerken slecht, of zelfs in de hoogste graad al helemaal niet meer. .
[13] Toen de beide Farizeeën hierheen kwamen, kwam verhuld rn hen ook de volkomen hel hierheen; maar zij kwamen hier, zonder het te vermoeden, ook in de volle hemel.
[14] De hemel heeft echter eveneens drie graden, zoals ook de hel drie graden of trappen heeft.
[15] De zeven mannen uit Opper Egypte vertegenwoordigden de onderste graad van de zuivere wijsheidshemel, en alleen daarin mochten de helse geesten uit Jeruzalem het eerst komen. Toen begon hun een licht op te gaan, en zij werden gewaar dat zij volledig in het kwaad van de.hel waren. Toen zij zich daarvan steeds meer bewust werden, daalde het licht van de tweede graad van de hemel in de persoon van Rafaël tot hen af en zij begonnen behoefte te krijgen het kwade af te leggen en zich naar het licht te keren. Toen zij in het felle waarheids en liefdelicht van de tweede hemel zichzelf voor het eerst helemaal goed bekeken, drong pas echt berouw in hen door, en ontstond in hen een streven naar Mij, de hoogste graad van de hemelen. En toen Ik dan Zelf tot hen kwam, werden zij ook meteen helemaal bekeerd, en zo zijn zij nu kandidaten voor de eerste graad van de hemel.
[16] Als wij hen echter, toen zij als ware duivels tot ons kwamen, meteen met onze macht verdreven zouden hebben, zouden zij nu zeker niet op het gelukkige standpunt staan waarop zij nu staan! En zie, zo staat het ook met de handelaren uit Damascus, die zich nu in deze plaats bevinden, maar er geen vermoeden van hebben dat zij Gods rijk zo nabij gekomen zijn! Wij zullen echter, als we bij hen zijn, al gauw een gelegenheid vinden hun daar iets van te laten merken, en dan zal wel blijken wat er verder nog gedaan kan worden.
[17] Maar nu zullen we dan, omdat de handelaren reeds voor het grootste deel een onderdak gevonden hebben, ook deze heuvel verlaten en eerst een uurtje naar jouw woonhuis gaan, en daarna pas naar de herberg om daar een avondmaal te gebruiken! Dan zal wel vanzelf blijken wat we kunnen doen.'
[18] Agricola zei nu nog: 'Heer, ik zie onze jongeren nergens meer! Zijn zij soms al naar beneden gegaan?'
[19] Ik zei: 'Maar beste vriend, heb je daarnet niet gehoord wat Ik tegen Lazarus gezegd heb? Hoe kun je daar dan nog een keer naar vragen?! De jongeren zijn al goed verzorgd en bevinden zich reeds in de herberg, en wel onder de getrouwe hoede van Rafaël; dat zij daar mets te kort zullen komen daarvan kun je volledig verzekerd zijn! Maar nu breken we op en gaan we naar beneden naar het dorp! Op de heuvel mag niemand Mij nu meer iets vragen! Zo zij het!
«« 170 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.