Aanwijzingen van de Heer voor het bezoek aan de tempel De Heer en Zijn tegenstander (Ev. 1 oh. Hfdst.9)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 185 / 229 »»
[1] Nikodemus en Jozef van Arimatea, alsook de oude rabbi, raakten een beetje in verlegenheid om op de sabbat na zonsopgang aan het ochtendmaal deel te moeten nemen.
[2] Ik zei echter tegen hen: 'Als jullie hier al bedenkingen in je laten opkomen vanwege de sabbat - terwijl jullie nu toch moeten weten dat Ik ook Heer ben van de sabbat en van Mozes -, hoe zal het jullie dan wel niet vergaan als je weer in het college van Farizeeën en Oudsten zult zitten?'
[3] Na deze woorden vermande het drietal zich en ging met ons naar huis, at en dronk met ons en was heel opgewekt.
[4] En de oude rabbi zei: ']a, ja, de Heer en Meester heeft in alles gelijk! Een oude gewoonte is als een hemd met roestvlekken; hoe je ook je best doet, je krijgt het nooit meer helemaal schoon!'
[5] Ik zei: 'Dat is een waar woord; trek daarom de oude mens helemaal uit en trek een nieuwe aan, -want de oude mens is voortaan niet meer geschikt! Maar eet en drink nu nog wat, dan gaan we daarna naar de tempel!'
[6] Waarop Nikodemus zei: 'Durft U het wel aan om U nog een keer onder die woestelingen van de tempel te begeven?'
[7] Ik zei: 'Voor hen ga Ik ook niet naar de tempel, maar voor het volk dat vandaag omwille van Mij hier naar toe is gekomen; en daarom vrees Ik die woestelingen niet! Maar laten we nu ons best doen om snel naar de tempel te gaan!'
[8] Tegen deze opmerking van Mij durfde niemand meer iets in te brengen; want iedereen dacht bij zichzelf: 'Hij heeft macht over hemel en hel en hoeft niet op te zien tegen die woestelingen van de tempel of er zelfs bang voor te zijn!'
[9] Maar nog voordat Ik naar de tempel vertrok, vroegen de Romeinen en ook Mijn leerlingen Mij of ze ook mee naar de tempel zouden gaan en wat er in die tussentijd met de jongeren moest gebeuren.
[10] Ik zei: 'Niemand van jullie kan de toegang tot de tempel geweigerd worden; maar de jongeren blijven hier, Mijn dienaar weet wel wat hem te doen staat. Als jullie echter naar de tempel gaan, ga dan vooruit om goede plaatsen uit te kiezen, Ik kom later. Maar Mijn oudste leerlingen blijven hier en gaan samen met Mij; want voor hen is het belangrijk, dat ze getuige zijn van al Mijn woorden en daden!'
[11] De Romein Agricola zei: 'Dat zou ik ook wel willen zijn, maar ook hierbij geschiede Uw alleen heilige wil, zoals overal en altijd!'
[12] Ik zei: ' Als jij alleen ook als getuige bij Mij wilt zijn, kun jij je ook bij Mijn oudste leerlingen aansluiten. Want Ik zal nog een teken verrichten, voordat Ik Mijn mond voor de joden open zal doen. Iemand die al vanaf zijn geboorte blind is, zullen we niet ver van de tempel aantreffen; hij zal ziende worden, en uitgerekend vandaag op een sabbat! Gaan jullie nu vooruit, maar jullie vieren, die pas sinds gisteren Mijn zijde hebben gekozen, doen er beter aan om hier te blijven; want in de tempel zouden jullie snel herkend en achtervolgd worden.'
[13] Dat zag het viertal ook in en ze bleven op de Olijfberg.
[14] Ook Nikodemus kwam nog naar Mij toe om te vragen hoe hij ongemerkt met zijn beide vrienden zou kunnen afdalen.
[15] Ik zei: 'Sluit je aan bij de Opper-Egyptenaren, die zullen jullie zo naar beneden loodsen dat niemand jullie op zal merken!'
[16] Daarmee waren ook zij tevreden en ze begaven zich samen met de Opper-Egyptenaren dadelijk op weg; alle anderen volgden hen snel. Alleen de drie magiërs, die nog altijd bij Mij waren, bleven nog en maakten aanstalten om Mij ook te volgen.
[17] Toen zei Simon Juda, Petrus genaamd: 'Heer, wilt U dat ook deze drie met ons meegaan?'
[18] Ik zei: 'Waarom maak jij je daar zorgen over? Toen Ik tegen alle anderen zei dat ze vooruit moesten gaan, heb ik voor deze drie geen uitzondering gemaakt; maar hun wil en hun hart heb Ik daarom nog niet onder dwang gezet en ze kunnen dus doen wat ze willen en waartoe ze in hun hart gedreven worden. Als Ik iets goed vind, hoef jij je geen zorgen te maken dat er iets gebeurt wat niet juist is; want wie ons volgt, wandelt beslist niet op een dwaalweg.'
[19] Daarmee was dan ook onze Petrus tevreden en wij maakten aanstalten om op weg te gaan.
[20] Tot slot kwam de waard, Jordan, Mij nog vragen hoe het met het middagmaal moest.
[21] Maar Ik zei tegen Hem: 'Mijn vriend Jordan, nu moeten we mensen die geestelijk honger en dorst lijden te eten en te drinken geven, wat veel meer waard is dan spijzen voor het lichaam en drank voor een droge keel! Maak je daarom nu nog maar geen zorgen over een middagmaal. Als Ik weer terugkom, zal alles nog op tijd in orde komen!'
[22] Met deze korte uitleg was ook de waard tevreden, die meteen daarna alle dienaren van het huis bijeen riep en hun allerlei goede lessen gaf, zodat ze daarna allemaal, tegen de dertig man, aan Mij geloofden. Want vóór die tijd wisten ze eigenlijk niet zo goed wat ze van Mij moesten denken, ofschoon ze heel wat tekenen hadden gezien. Daarmee had ook Jordan overeenkomstig Mijn raad mensen die geestelijk honger en dorst leden in Mijn naam te eten en te drinken gegeven.
[23] Maar nadat Ik Jordan deze raad had gegeven, ging Ik onmiddellijk met Mijn leerlingen naar de stad, waar het in alle straten en stegen krioelde van de mensen.
«« 185 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.