De reis naar Tyrus

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 210 / 229 »»
[1] (De Heer): "s Morgens gingen wij al een uur voor zonsopgang naar buiten en wel nogmaals naar de reeds bekende hoogte, vanwaar we de mooie omgeving in het ochtendlicht heel goed konden zien. Men kon namelijk in het ochtendlicht de zeegebieden achter Tyrus veel beter waarnemen dan in het avondlicht. Daarbij kwam nog de in zekere zin opnieuw tot leven gekomen natuur van de planten en meer nog van de dierenwereld; en we genoten meer dan een uur lang in de vrije natuur.
[2] Daarna begon Jozef met de Griek over het nodige bouwmateriaal te spreken en hij vroeg hem of hij wel de benodigde hoeveelheid hout bezat en of dat goed gedroogd was.
[3] Toen zei de Griek: 'Meester Jozef, iets zal er wel zijn, maar of het voldoende is, moet jouw inzicht bepalen! Mocht er iets te weinig zijn, wel, dan heb ik hier dit mooie cederbos, dat ons vast kan leveren wat we te kort komen! Na het ochtendmaal kun je het bouwmateriaal dat ik vergaard heb naar believen bekijken. Voorzover ik het kan beoordelen, denk ik wel dat er voldoende bouwmateriaal zal zijn.'
[4] Jozef zei: 'Dat is goed, dat zullen we meteen na het ochtendmaal doen en daarna een bouwplan maken!'
[5] Ik zei: 'Dit werk en deze moeite kunnen we ons voor vandaag besparen; want morgen zullen we geen bouwmateriaal en nog minder een bouwplan nodig hebben. Ik had gedacht om vandaag naar Tyrus te gaan en daar een beetje rond te kijken om te zien of er niet iemand is die onze hulp nodig heeft.'
[6] Ook daarmee ging de Griek akkoord en zei: 'Maar dan moeten we wel proberen om met mijn lastdieren snel op pad te gaan; want het duurt ruim zeven uur om van hier naar Tyrus te komen!'
[7] Wij waren het met zijn voorstel eens en dus begaven we ons dan ook onmiddellijk naar het reeds klaar staande ochtendmaal, en iets minder dan een uur later waren we al welgemoed op weg naar Tyrus. Ons kleine groepje ging zonder oponthoud voort en zo bereikten we de stad al na vijf uur, waar de Griek erg verbaasd over was. En hij gaf openlijk toe dat hij deze weg nog nooit in zo'n korte tijd had afgelegd; want een gewone karavaan zou er wel een volle dag voor nodig gehad hebben om door dit zeer uitgestrekte gebied te reizen. Derhalve was deze reis voor onze Griek ook een klein wonder .
[8] Toen we in Tyrus aankwamen, namen we onze intrek in een goede herberg en de Griek bestelde onmiddellijk een middagmaal volgens joodse traditie, omdat er een heleboel goede vis was te krijgen en aan wijn -vooral uit Griekenland -was hier ook geen gebrek. We namen een beetje rust, omdat de reis ons enigszins had vermoeid. In die tussentijd was ons middagmaal ook al klaar en we nuttigden het onmiddellijk. De Griek betaalde meteen alles en begaf zich daarna met ons naar een plek waar men de zee en de vele schepen goed kon overzien.
[9] Toen we daar al een hele tijd genoeg naar de zee, de golven en allerlei schepen hadden gekeken, zei Jozef 'Nu we eigenlijk het meest karakteristieke van deze stad hebben gezien en de weg naar de plaats waar we vandaan zijn gekomen even lang is als hier naar toe, zal het nu wel al tijd zijn om ons weer op weg naar huis te begeven.'
[10] Ik zei: 'O Jozef, dat kan nog wel wachten; maar hier zal men onze tegenwoordigheid al gauw nodig hebben. Zie daarginds eens, hoe daar nog behoorlijk ver weg een groot schip flink te kampen heeft met de almaar toenemende storm! Op dat schip bevindt zich onze Cyrenius, die mogen we niet te gronde laten gaan! Hij is in Klein-Azië geweest en komt nu weer thuis; maar door de storm kan hij nu niet aan land komen. Hij heeft ons vroeger waarachtig grote vriendschap bewezen en nu is het aan ons om hem te helpen, en dat is strikt genomen de eigenlijke reden waarom Ik vandaag hier in Tyrus wilde zijn.'
[11] Jozef zei: 'Hoe kunnen we dan helemaal over die razende golven komen om de landvoogd daar te kunnen helpen?'
[12] Ik zei: 'Hebben jullie gisteren dan niet gezien hoe Mijn wil ook tot aan de zon heeft gereikt? Als Ik de zon kon gebieden, dan zal Ik nu ook wel in staat zijn om de zee te gebieden! Ik had dat ook wel vanuit de verte kunnen doen; maar het is nu toch beter dat we allemaal ter plekke zijn, wat jullie later duidelijk zullen inzien. Maar nu moet er vooral geholpen worden -en daarna pas gepraat!'
[13] Hierop strekte Ik Mijn handen uit over de razende golven en sprak luid: 'Leg je ter ruste, razend monster! Ik wil het en zo zij het!'
[14] Toen Ik deze woorden had gesproken was de zee plotseling volkomen rustig en het schip van Cyrenius werd door een onzichtbare macht snel naar de veilige oever getrokken en op deze wijze gered voor een zeker ondergaan met man en muis.
[15] Op de plaats waar Ik dat bewerkstelligd had, bevonden zich echter nog meer mensen, die zich zeer verwonderd afvroegen wat Ik dan wel voor een mens was, dat de elementen aan Mij gehoorzaamden. Sommigen dachten dat Ik een zeer beroemde magiër moest zijn; anderen meenden echter dat Ik een vroom mens was en daarom onder de genade van de goden stond, die Mij verhoorden als Ik hun iets vroeg. Weer anderen merkten op dat Ik een jood was en dat joden vaak geweldige profeten hadden en dat Ik misschien wel zo'n ziener van de joden was of misschien zelfs wel een Esseen. Zodoende ontstond daar druk gepraat, maar toch waagde niemand zich in Mijn buurt om Mij te vragen wie Ik was.
[16] Nu kwam ook het schip naar de oever en iedereen snelde er naar toe om de landvoogd te begroeten. Maar wij bleven staan.'
«« 210 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.