De barmhartigheid van enkele burgers

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 227 / 229 »»
[1] (De Heer): 'Terwijl de buurman nog zo bezig was God te loven en te prijzen, kwamen er een paar wat betere burgers uit de stad die de buurman een kleine weldaad wilden bewijzen.
[2] Maar toen ze zagen dat het huis helemaal gerepareerd was, zeiden ze (de burgers): 'O, kijk, de oude Jozef is ons vóór geweest! Jullie moeten wel de hele nacht uit alle macht hebben doorgewerkt dat jullie dat nu al zo volkomen hersteld hebben en nog beter dan wij het vroeger ooit hebben gezien! Ja, ja, zo'n bouwmeester als Jozef is er in heel Galilea geen tweede! Maar wat zal onze Jozef voor zo'n snel en perfect werk wel vragen? Wat hij ervoor vraagt, zullen wij je geven.'
[3] Jozef zei: 'Ik vraag er niets voor, dus hoeven jullie mij ook niets te geven. Maar geef het aan andere armen, dat zal beter zijn dan het weer naar de synagoge te brengen, zoals jullie dat volgens een oud gebruik altijd doen!'
[4] Een van beiden zei: 'Maar men moet een goedbedoelde gift toch steeds aan het godshuis schenken, als degene voor wie het bedoeld was het niet wil of kan aannemen!'
[5] Ja, ja, zo luidt wel een nieuwe tempelverordening; maar Mozes zelf heeft ons alleen maar op het hart gedrukt, dat wij met onze overvloed vooral voor de armen, de weduwen en wezen moeten zorgen! Mozes heeft nergens gesproken over het onderhouden van een of ander bid of leerhuis, behalve dat hij de tiende voor de stam Levi heeft vastgesteld. - Is dat niet zo?'
[6] Beiden zeiden: 'Ja, ja, je hebt gelijk! In die nieuwe voorschriften is teveel hebzucht van de tempel zichtbaar, die God zeker nooit heeft voorgeschreven, omdat Hij immers tegen alle mensen heeft gezegd: Je moet niet begeren wat van je naaste is! Maar de priesters begeren onmiddellijk alles wat ze bij ons zien en zeggen dat het veel verdienstelijker is om aan de tempel te offeren dan andere goede werken te verrichten. En dat kan niet Gods woord zijn omdat God alleen maar zegt dat men zijn naaste moet liefhebben als zichzelf Zodoende zullen wij wat we deze vriend hadden toegedacht, stilletjes aan de armen geven.'
[7] Ik zei: 'Daar doen jullie heel goed aan! Als jullie dat willen doen, ga dan naar de omgeving van Kafarnaüm! Aan het meer zul je daar een arme vissershut aantreffen. De bezitter heet Simon Juda en heeft een ongeluk gehad bij zijn werk, zodat hij zichzelf nu niet gemakkelijk weer uit de nood kan helpen. Want een slechte man heeft al zijn visgerei ontvreemd en de visser heeft niet de middelen nieuw aan te schaffen en lijdt daarom met zijn gezin grote nood. En omdat hij verder iemand is die altijd voor Gods aangezicht en dat van de mensen een rechtschapen leven heeft geleid -wat Mij zeer wel bekend is -, doen jullie werkelijk een heel goed werk als jullie die man een offer brengen!'
[8] Toen beiden dat vernamen zeiden ze: 'O ja, die man kennen wij heel goed en we weten ook dat hij een zeer rechtschapen en redelijk mens is; maar we wisten niet dat hij in zulke slechte omstandigheden verkeert! Kom, dan gaan we hem onmiddellijk helpen!'
[9] De beide burgers namen afscheid en gingen snel naar de visser om hem voldoende geld te geven voor een volledige vissersuitrusting.
[10] En hier onder ons zit nu, als Mijn leerling, diezelfde visser die tien jaar geleden door Mijn raad geholpen is!'
[11] Petrus zei: 'Ja Heer, dat is me werkelijk overkomen!'
«« 227 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.