Het vijfde gebod

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 31 / 229 »»
[1] Helias zei:' O Heer, net als eerder zeg ik nu: Wie doet wat U wilt, zondigt waarlijk niet! En daarom neem ik het vijfde gebod van Mozes en zeg: Er staat geschreven: 'Gij zult niet doden!' Ik houd hier nu alleen maar kritisch rekening met het gebod als zodanig en bekommer mij voorlopig helemaal niet om wat Mozes of ook later een andere profeet daar als uitleg over heeft gezegd en geschreven, want een waarachtig goddelijk gebod moet immers toch zelfs in zijn eenvoudigste vorm datgene bevatten, wat redelijkerwijs tot nut van ieder mens kan zijn. Maar dit gebod bevat dat helemaal niet en dus kan een denkend mens er onmogelijk iets anders over zeggen dan dat het mensenwerk is of dat er - ook pas later, misschien vanwege het oorlog voeren - door mensen iets uit weggelaten is.
[2] Gij zult niet doden! Wie is dan ten eerste eigenlijk die 'gij' die niet doden mag? Geldt dat voor ieder mens ongeacht geslacht, leeftijd en stand, of alleen voor het mannelijke geslacht en voor een bepaalde leeftijd en voor een zekere stand? En ten tweede: wie of wat mag men dan eigenlijk niet doden? Alleen de mensen niet of ook geen dieren? Naar mijn mening wordt noch het een noch het ander daaronder verstaan.
[3] Het doden van mensen niet, omdat Jozua reeds de stad Jericho verwoest en haar bevolking gedood heeft, en dat in opdracht van Jehova. De slachting van de afgodenpriesters door de hand van de grote profeet Elia is bekend. Kijken we dan naar koning David, de man naar Gods hart, om over de anderen maar te zwijgen! Hoeveel duizenden en honderdduizenden zijn er door hen gedood en hoeveel worden er ieder jaar nu nog gedood! De machtigen der aarde hebben ondanks het heel nadrukkelijk uitgesproken goddelijke gebod toch van Gods we ge het volste recht om hun medemensen te doden. En dus geldt dit gebod alleen maar voor verdrukte arme duivels van mensen. In hoeverre dit gebod ook de vrouw aangaat, is helemaal niet te overzien, hoewel de kroniek ook aantoont dat ook vrouwen het zwaard gehanteerd hebben, en hoe!
[4] Of wij arme mensen ook de dieren niet zullen slachten en doden, is volgens mij nog niet eens het bespreken waard, want de natuur leert de mensen dat zij zich ongeacht stand, geslacht en leeftijd tegen de vele wilde dieren op leven en dood moeten verdedigen, willen zij niet overal door de sterk in aantal toegenomen wilde en verscheurende dieren aangevallen, verscheurd en opgegeten worden.
[5] Gij zult niet doden! Als ik echter door een woeste straatrover aangevallen wordt, die mij wil beroven en mij daarbij beslist wil en zal doden, - maar ik, als de man of vrouw die wordt aangevallen, kracht, moed en een wapen heb om hem te doden voor hij mij de doodsteek kan geven wat moet ik dan doen? Deze noodweer zou in de wet toch in zoverre moeten zijn geformuleerd, dat er stond: 'Gij zult niet doden, behalve in geval van uiterste noodweer!' Maar nee, daarover staat in de wet werkelijk geen woord! Er staat alleen maar heel eenvoudig: 'Gij zult niet doden!' Als de simpele wet echter zo luidt, waar is daarin dan de goddelijke liefde en wijsheid te vinden, die dan toch moest weten onder welke werkelijk zeer betreurenswaardige omstandigheden de mensen op deze aarde moeten leven?
[6] Waarom gaf God dan zo'n wet en beval daarna Zelf aan David om de Filistijnen en Moabieten totaal uit te roeien? Waarom mocht Judith Holofernes doden en waarom mag ook ik niet zonder te zondigen iemand het leven benemen? Wie gaf dan de Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen het recht ieder te doden die op grove wijze tegen hun wetten zondigt?'
[7] Hierop keek zij om zich heen om te zien hoe alle anderen op haar kritiek reageerden.
[8] Bijna allen gaven haar gelijk, en één van de Farizeeën, die een schriftgeleerde was, zei: 'Ja, ja, men kan in deze zaak volgens onze menselijke begrippen het mooie kind niet helemaal ongelijk geven, want de hoofdwet luidt nu eenmaal woordelijk zo, hoewel achteraf in de boeken van Mozes is uitgelegd hoe men dit gebod moet opvatten en nakomen. Maar in een eenvoudige hoofd en basiswet zou werkelijk de essentie behoren te staan van wat er wordt geëist en verlangd, en tenminste de hoogst noodzakelijke nevenomstandigheden moeten er duidelijk in zijn aangeven. Want iedere uitleg achteraf en verdere completering van een eenmaal gegeven wet schijnt te zeggen dat de wetgever bij het geven van de basisgeboden nog niet aan alles heeft gedacht, wat hij door het gegeven gebod eigenlijk wilde gebieden en verbieden.
[9] Wel, als mensen geboden geven, is dat begrijpelijk, omdat in hun denken en willen geen goddelijk verlichte volmaaktheid kan zijn, en het is ook heel natuurlijk dat bij menselijke wetten dan achteraf allerlei aanvullingen en uitleggingen te voorschijn moeten komen; maar bij een waarachtig goddelijke wet moet waarlijk geen zodanige leemte voorkomen dat die dan pas achteraf met allerlei aanhangsels en toelichtingen aangevuld moet worden! Ja, als je de zaak zo bekijkt, zou je bij de Mozaïsche wet op de gedachte kunnen komen dat deze helemaal niet zuiver goddelijk is, of dat hij door de zelfzuchtige kwade wil van de mensen zo is vervormd. Ik wil daarmee geen oordeel over de wet uitspreken, maar alleen mijn tot nu toe nog beslist erg kortzichtige mening geuit hebben.'
[10] Ik zei: 'Ja, dat zeker, want als jullie Mijn wetten met menselijke inzichten beoordelen, dan moeten jullie daarin natuurlijk welleemten en gebreken ontdekken. Als je je naaste liefhebt als jezelf, zul je hem niet haten, niet vijandig zijn en hem geen schade berokkenen; en als je dat doet, dan zul je hem al helemaal niet lichamelijk en nog minder geestelijk door allerlei onaangenaamheden willen doden.
[11] Gij zult niet doden! Dat is volkomen juist en waarachtig zo in de wet gegeven. Maar waarom? Omdat onder' doden' reeds van oudsher nijd, afgunst, toorn, haat en wraak werd verstaan.
[12] 'Gij zult niet doden!' betekent daarom zoveel als: gij zult niemand benijden, niet met afgunstige ogen kijken naar hen die gelukkiger zijn en niet in toorn ontsteken tegen je medemensen, want uit toorn ontstaat haat, en uit haat komt de boze, alles verwoestende wraak voort!
[13] Er staat immers ook geschreven: ' Aan Mij is de toorn, en aan Mij is de wraak, spreekt de Heer.'
[14] Maar jullie mensen moeten elkaar in alle liefde eerbiedigen, en de een moet de ander goede diensten bewijzen, want jullie allen hebben in Mij één Vader en zijn voor Mij daarom gelijk! Jullie moeten elkaar wederzijds niet ergeren en belasteren, en de een moet de eer van de ander niet door kwade praatjes schenden, want wie dat doet, doodt de ziel van zijn medemens!
[15] En kijk, dat alles is in het kort met het beeld 'Gij zult niet doden!' weergegeven! En de eerste joden, ook nog die ten tijde van Salomo, begrepen deze wet niet anders, en zowel voor de Samaritanen als voor de oude joden is het vandaag nog zo. Maar als deze wet fundamenteel alleen maar zo begrepen moet worden, hoe kan iemand dan aannemen dat door deze wet de noodweer tegen slechte mensen en zelfs tegen verscheurende dieren verboden zou zijn voor de mens?'
[16] Helias zei: 'Ja, Heer, dat zien wij nu allen zeker heel goed in, omdat U ons dat nu op volmaakt juiste en ware wijze hebt uitgelegd. Maar zonder Uw genadige uitleg zouden wij het niet zo gemakkelijk begrepen hebben. Waarom heeft Mozes bij de wet ook niet meteen die uitleg gegeven? Want hij als profeet moet immers toch ook al van te voren hebben ingezien, dat de latere joden het eenvoudige beeld van de wet niet zo zouden begrijpen als de joden in zijn tijd het zeker wel begrepen hebben.'
[17] Ik zei: 'Ja, M'n lieve kritische Helias, dat heeft Mozes wel ingezien en daarom heeft hij ook een groot aantal uitleggingen voor latere tijden opgeschreven, maar het ligt noch aan Mozes noch aan Mij datje ze tot nu toe nog niet hebt gelezen.
[18] Toch was je kritiek heel goed, omdat je precies die gebreken en leemten naar voren hebt gebracht, die weliswaar niet aan de wet, maar des te meer aan jullie kennis kleven, en om die aan te vullen laat Ik doorjou de oude Mozaïsche wet bekritiseren.
[19] En omdat we nu op deze wijze ook het vijfde gebod in het juiste daglicht hebben geplaatst, kun je nu wel aan het zesde gebod beginnen en ook daarvan de gebreken en leemtes aantonen als je die ontdekt mocht hebben. Zeg het dus maar!'
«« 31 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.