Het nachtelijke lichtverschijnsel van de tien wolkenzuilen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 45 / 229 »»
[1] De eveneens dicht bij Mij staande Romein zei: 'Wat zijn al die mensen toch onbegrijpelijk blind! Zie die dwazen daar rennen en dat moeten de verlichte joden -zeg maar - Gods volk zijn, en wij blinde heidenen staan bij de oerbron van het leven, van het licht en aan de bron van de eeuwige oerwaarheid! Het is werkelijk heel erg vreemd! Wij, duidelijk de laatsten, zijn -en laat iedereen maar zeggen wat hij wil nu klaarblijkelijk de eersten en zij, Abrahams kinderen, wentelen zich daar beneden als varkens in de smerigste modder! Dat, o Heer, is voor ons heidenen een eeuwig onbegrijpelijke genade, die wij nooit ook maar in het minst verdiend hebben! Nu, ik ben toch wel buitengewoon benieuwd naar het verdere verloop van deze hoogst vreemde geschiedenis! Wat er uiteindelijk nog allemaal uit voortkomt, zult alleen U, o Heer, het beste weten!'
[2] Ik zei: 'Het zal zeker niet slecht aflopen! Het wordt tijd dat deze slechte wereldse kankeraars eindelijk eens op een heel speciale manier in grote verlegenheid gebracht worden, waardoor zij weer veel aanhang onder het betere volk zullen kwijtraken.
[3] Maar nu hebben zij daar beneden hun beraad in ijltempo laten plaatsvinden, en er is besloten dat de tien zuilen de tien stammen uit de stam van Israël voorstellen, die nog trouw zijn gebleven aan de tempel, en dat de twee stammen waaruit de Samaritanen en ook de Galileeërs voortgekomen zijn, verworpen zijn en dat iedere jood voor een heel jaar onrein is als hij de twee verworpen stammen ook maar hardop bij naam noemt.
[4] Het volk slaat zich met vuisten op de borst en zweert deze goddeloze stammen nooit meer bij naam te noemen.
[5] Maar let nu op, dadelijk zullen er bij de tien zuilen nog twee zuilen oprijzen, en kijk dan eens hoe oproerig ze worden! De tijd is om en de genoemde verandering zal nu direct plaats hebben.'
[6] Allen letten nu op en in het oosten verrezen tegelijkertijd nog twee zuilen in schitterende pracht; deze beide zuilen straalden alleen al tienmaal zo sterk als de eerdere tien samen, en de ene stond aan de rechter - en de andere aan de linkerkant van de eerdere tien zuilen en hun felle licht werd nu tot aan Europa en oostwaarts tot vierhonderd mijlen ver waargenomen.
[7] Nu was het volk ten einde raad en nog hachelijker was het voor de tempeldienaren. Vanaf de tinnen van de tempel begonnen de bazuinen nu ontzettend hard te schallen om nog meer raadsleden op te roepen, hoewel reeds bij de eerste bazuinoproep alle in Jeruzalem wonende priesters voor de eerste raadsbijeenkomst gekomen waren. Er kwam nu weliswaar niemand meer, maar toch kwam de raad weer bijeen. Maar de hele Hoge Raad wist nu van die twee uiterst lichte zuilen, die het laatst opgestegen waren, niets meer te maken, omdat men bij de verklaring over de eerste tien de plank zo jammerlijk had misgeslagen.
[8] Maar het volk schreeuwde luid: 'Dat zijn de twee stammen waarvan jullie gezegd hebben dat ze verworpen zijn! En als het niet zo is, leg het ons dan uit, anders eisen wij de offers terug, die wij gebracht hebben of we bestormen jullie!'
[9] Toen sloeg de tempeldienaren de angst om het hart. Het duurde maar even of er kwam iemand met een buitengewoon domme uitvlucht, waarover het volk in lachen uitbarstte .
[10] En een fors gebouwde jood riep luid tegen de Farizeeën: 'Als jullie ons in onze grote angst, nood en ontsteltenis geen bevredigende oplossing kunnen geven, dan hebben we jullie ook niet nodig wanneer er niet van zulke tekens aan de hemel verschijnen, die ieder mensenhart uitermate verontrusten en beangstigen! Als jullie ons nu geen troost kunnen geven, waarvoor zijn jullie er dan? jullie kunnen alleen maar tienden en grote offers eisen en die dan opmaken en verkwisten; en wijze mensen, die jullie de waarheid in het gezicht zeggen en die zieken op wonderbaarlijke wijze genezen, jagen jullie met stenen de tempel uit! Maar nu, nu duidelijk het gericht van God met dat verschrikkelijke licht ons allen beschijnt, zijn jullie zo stom als een steen en durven jullie niets te zeggen! 0, ga nu naar buiten naar die twaalf verschrikkelijke zuilen, die dreigend een licht als op de dag van het jongste gericht over de aarde verspreiden en die zeker spoedig met een allerverschrikkelijkste vuurstorm alles wat op aarde leeft en groeit, zullen vernietigen, en werp daar jullie vervloekte stenen heen en begiet ze met jullie vloekwater, dan zullen we zien of die twaalf allerverschrikkelijkste vuurzuilen voor de macht van jullie priesterdom zullen buigen! O jullie ellendige en ook nog hoogmoedige, gruwelijke huichelaars en volksbedriegers! Nu, nu moeten jullie ons tonen dat jullie de enige ware vrienden en dienaren van God zijn, anders zullen wij als volk ons op jullie wreken voor iedere onrechtvaardigheid die wij door jullie te verduren kregen!'
[11] Hierop verscheen een overste en zei: 'Jij, die voor het volk spreekt, heb toch geduld! De hogepriester bidt toch al met een verscheurd opperkleed in het Allerheiligste, en wij zullen dat, als dat nodig mocht zijn, ook nog gaan doen en dan zal het wel weer beter gaan. jullie moeten niet zo vlug de moed verliezen als Jehova ons met een of andere plaag bezoekt die wij met z'n allen wel verdiend zullen hebben. In plaats van ons priesters met allerlei hoon en bedreigingen te overladen, kunnen jullie veel beter tot God bidden dat Hij ons genade voor recht laat gelden! Dat zal beter zijn dan jullie huidige gedrag ten opzichte van ons, want in de nood kan ieder mens heel doeltreffend tot God bidden.'
[12] Deze woorden kalmeerden het volk een beetje en het begon te bidden, en de priesters trokken zich wijselijk terug en overlegden onder elkaar wat dit vreemde verschijnsel zou zijn. Maar zij kwamen niet tot een aannemelijke verklaring, en dus groeide ook in hen de angst. En zo was er een merkwaardig contrast tussen degenen die zich bij Mij op de berg bevonden en de tempeldienaren met het volk, dat bij hen toevlucht had gezocht. De Mijnen waren allen vol blijde verrukking over de prachtige aanblik van deze lichtzuilen en in de tempel heerste daarover de grootste verbijstering.
[13] In de tempelraad bevond zich echter ook de reeds bekende Nikodemus en hem werd ook naar zijn mening gevraagd.
[14] Maar hij zei (Nikodemus): 'Jullie hebben mijn raad nooit serieus genomen, omdat jullie mij er al meermalen van hebben beschuldigd dat ik het heimelijk met de Galileeërs hield, en ik beschouw bij deze ongelooflijke aangelegenheid mijn raad dan ook overbodig. Want als Jehova welverdiend een grote straf of zelfs de volledige ondergang voor ons heeft bepaald, dan zal geen enkele menselijke raad daar nog iets aan kunnen doen en aan ons weinig zeggende ambt is dan voor altijd een eind gekomen. Als Jehova echter de twaalf verschrikkelijke vuurzuilen alleen als een laatste waarschuwing tot ware boete voor ons heeft neergezet, dan zullen wij nog wel op het juiste moment door een profeet vernemen, welke boete en offers God van ons verlangt. Maar denk er allen wel aan: jullie hebben Zacharias vermoord hoewel hij duidelijk een profeet was! Ook de prediker en doper aan de Jordaan is door jullie tussenkomst in de gevangenis van Herodes onthoofd. En opnieuw kwam er een grote wijze uit Galilea, leerde drie dagen in de tempel, en zijn leer was goed en waar voor het volk en daarom jullie wilden hem ook stenigen. ja, als jullie alle mensen die met de geest van Jehova vervuld zijn, steeds zo willen bejegenen, dan is onze algemene, wisse ondergang niet meer te voorkomen, en kan zelfs God jullie geen raad meer geven en ik al helemaal niet, hoewel ik een Oudste in de tempel ben!'
[15] De hogepriester, die voorzitter van de Raad was, zei: 'Maar, wie kan ons dan bewijzen dat de door jou genoemde mannen werkelijk door God gewekte profeten waren?'
[16] Nikodemus zei: 'Net als jij nu, stelden in de tijden van de ware profeten ook de hogepriesters in de Hoge Raad die vraag, en het droevige besluit was helaas altijd dat de ware profeten steeds voor het merendeel werden gestenigd of gewurgd, en pas naderhand als zodanig herkend werden. En zoals het toen was, zo en nog veel erger is het nu, wat ik tot mijn grote spijt openlijk moet bekennen. En omdat het helaas zo is, is ook het geduld van de Heer met ons hoogstwaarschijnlijk op, wat die twaalf verschrikkelijke vuurzuilen ons nu maar al te duidelijk laten zien en daartegen zal waarschijnlijk geen enkele menselijke raad meer iets kunnen doen. Kijk maar eens hoe ze steeds groter en compacter worden -dat komt vast en zeker doordat ze steeds dichterbij komen!
[17] O, wat een verschrikkelijke dag in de nacht! Het is nu nog maar net het vijfde uur van de nacht en buiten is het zo licht als op het midden van de dag! Daarom ga ik jullie nu verlaten en ga terug naar huis naar mijn familie, om hen zoveel mogelijk te troosten.'
[18] De Hoge Raad wilde hem echter tegenhouden, maar Nikodemus zei: ' Als ik jullie ergens mee zou kunnen helpen, zou ik wel blijven; maar omdat ik voor jullie hier even weinig van nut ben als jullie voor mij, ga ik en wil ik liever thuis sterven dan hier binnen deze al zo vaak ontwijde muren.'
«« 45 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.