Over handel en woeker

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 6 / 229 »»
[1] Na deze plechtige handeling, die ieders hart ontroerde en die geen van alle aanwezigen zonder tranen in de ogen kon aanzien, zei Ik tegen Rafaël: 'Breng hen nu naar boven en verzorg hen eerst; pas later als wij zullen volgen, zal er voor ons worden gezorgd!'
[2] Daarop bracht Rafaël de bevrijde kinderen naar boven en toen zij in de grote zaal kwamen, waren er al drie grote, lange tafels gedekt, en deze nog ware kinderen aten de voor hen klaargemaakte spijzen met veel eetlust en vreugde, en dronken ook wat wijn met water en werden daarbij heel opgewekt en vrolijk.
[3] Wij bleven echter achter en keken aan de kant van de weg naar de vele naderende kooplieden en handelaars, die met allerlei waren, dieren en vruchten over de grote weg naar de stad trokken.
[4] Toen zei de Romein tegen Mij: 'Heer, daar zijn toch heel veel joden bij! Weten die dan nog niets over U? Het is toch erg vreemd dat die mensen zo onverschillig aan ons voorbijgaan!'
[5] Ik zei: 'Zoals die daar zullen er nog velen aan Mij voorbijgaan, Mij niet aankijken en niet herkennen, maar zij zullen in hun op de wereld gerichte leven door blijven ploeteren tot de dood hen in het graf zal werpen en hun ziel in de hel! Zulke handelaars, kooplieden, marskramers en makelaars staan te ver van al het geestelijke af en zijn temidden van de betere mensheid als woekerplanten op de takken van edele vruchtbomen en als onkruid tussen de tarwe. Laat hen gaan, hun graf en dood tegemoet!'
[6] Agricola zei: 'Maar mijn Heer en mijn God! De mensen moeten onderling toch kunnen kopen en verkopen, anders is er in slechte en onvruchtbare landen totaal geen menselijk leven mogelijk! Ik ken in Europa landen die onbeschrijflijk bergachtig zijn, niets dan rotsen en nog eens rotsen; de mensen die daar leven moeten de meeste levensmiddelen door handel aangevoerd krijgen. Hef dit noodzakelijke verkeer op en een compleet, groot volk sterft van de honger! U moet toch als Heer van de hemel en van alle werelden Zelf inzien dat zulke mensen alleen door een zeker handelsverkeer kunnen leven. Het verwondert mij daarom in hoge mate dat Uw hoogste, goddelijke wijsheid dat ronduit veroordeelt! Want weet U -ik heb verder alle denkbare achting voor Uw zuivere goddelijkheid! -maar voor dit oordeel van U kan ik met mijn menselijk verstand, dat toch wel volkomen gezond is, geen waardering hebben!'
[7] Ik zei: 'Vriend, wat jij weet en begrijpt, dat - sta Mij toe -heb Ik allang eerder begrepen, nog voor er een oercentraalzon binnen een hulsglobe scheen!
[8] Waarlijk, Ik zegje: Ik ageer niet tegen het juiste en zeer nuttige verkeer tussen mensen onderling, want Ik wil immers Zelf dat een mens in zeker opzicht van de ander afhankelijk moet zijn en dan bevindt zich een passend verkeer tussen de mensen onderling immers zonder meer in de hoogste orde van de naastenliefde. Maar je zult toch hopelijk ook wel inzien dat Ik voor pure, totaalliefdeloze woeker geen goed woord over kan hebben! Een rechtschapen koopman moet voor zijn moeite en werk zijn dienovereenkomstige loon krijgen; maar hij moet niet voor tien zilverstukken honderd zilverstukken en nog meer winst willen hebben! Begrijp je dat? Ik veroordeel alleen de woeker, maar niet het noodzakelijke, rechtmatige verkeer. Begrijp dat goed, opdat je niet in kwade verzoeking terechtkomt!'
[9] Toen vroeg de Romein Mij om vergeving, en gaf toe dat hij een erg grove vergissing had gemaakt.
[10] Toen kwam Lazarus bij Mij en zei: 'Heer, nu we toch al naar boven gaan, omdat hier niet zoveel meer is te doen, zou ik graag van U willen horen hoe het met die wonderbaarlijke jongen zit! Wie is hij en waar komt hij vandaan? Gezien zijn kleding schijnt hij een Galileeër te zijn, maar wanneer heeft hij dan die wijsheid en kracht gekregen om wonderen te doen? Hij is zo te zien amper zestien jaar - en overtreft Uw eerste leerlingen! Daar zou ik erg graag iets over willen horen!'
[11] Ik zei: 'Staat er dan niet in de Schrift: 'In diezelfde tijd zullen jullie Gods engelen van de hemel naar de aarde zien dalen en zij zullen de mensen dienen? Als je dat weet, dan zul je zonder meer inzien wat er met de jongeman aan de hand is. Houd dat nu voorlopig voor je, want alle anderen moeten er zelf opkomen! Mijn eerste leerlingen kennen hem reeds, maar mogen hem ook niet voortijdig bekend maken.
[12] Jij dacht dat wij nu spoedig naar jouw herberg zouden gaan, maar dat kan over een uur ook nog wel! Nu zullen we nog hier langs deze weg blijven, want er zal al gauw iets gebeuren wat onze aanwezigheid noodzakelijk maakt!'
[13] Lazarus vroeg Mij: 'Heer, staat ons iets ergs te wachten?'
[14] Ik zei: 'Vriend, op deze wereld en bij deze mensen is weinig goeds te verwachten! Kijk, de toevloed van marktkooplui wordt nu al minder en al gauw zullen de knechten van de Farizeeën een arme zondaar, die zich een uur geleden in de tempel vanwege zijn honger aan de toonbroden heeft vergrepen, naar die open plek onder de hoge muur brengen om hem voor zijn misdaad te stenigen! Maar dat zullen wij verhinderen. Nu weet je dus waarom wij hier nog blijven.'
[15] Dat hoorde Agricola echter ook. Hij kwam naar Mij toe en zei: 'Heer, ik hoorde wat U zei en dat klonk niet erg hartverheffend! Hebben de tempeldienaren dan ook een 'jus gladii'*? (* zwaardrecht, recht over leven en dood ) Ik ken toch alle privileges die Rome aan zijn volkeren heeft gegeven, maar van zo'n privilege weet ik niets! Nou, dat zal ik wel eens heel precies uit laten zoeken! Heer en Meester, zegt U eens hoe dat zit!'
[16] Ik zei: 'Toen de Romeinen heersers over de joodse landen werden, onderzochten zij haarfijn de joodse godsdienst en de wetten van Mozes en de profeten, en ontdekten ook dat aan de tempel, dat wil zeggen aan de priesters, door Mozes het recht gegeven is om bepaalde zeer zware misdadigers door steniging te doden. De priesters zelf hebben echter geen recht iemand ter dood te veroordelen, zij moeten de misdadiger aan het gerecht overleveren en dat moet dan aan de hand van het waarachtige getuigenis van de priesters oordelen en de zware misdadiger aan de stenigers overleveren. Dat gebeurde hier echter niet, want de priesters handelen thans eigenmachtig en betalen aan Herodes een pacht om daardoor een soort eigenmachtig 'jus gladii' te hanteren, waarvan zij ernstig misbruik maken, zoals dat nu direct het geval zal zijn. Maar nu moeten we heel goed opletten, want ze zullen er dadelijk zijn!'
«« 6 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.