De waard uit het dal doet verslag over de gebeurtenissen in de tempel

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 78 / 229 »»
[1] Na een poosje arriveerden de beide leerlingen samen met de twee andere mannen. De ene man was de ons reeds bekende waard uit het dal, een buurman van Lazarus uit u, omgeving van Bethanië, bij wie Ik al een paar maal overnacht had, en de tweede man was een bekende goede vriend van hem en ook een waard, maar uit de omgeving van Bethlehem, die de grote herberg aan de hoofdheerweg bezat en bij wie Ik ook een keer overnacht had en vele zieken had genezen.
[2] De twee leerlingen waren Thomas en Judas Iskariot. De laatste wilde meteen in geuren en kleuren gaan vertellen, wat er zich allemaal in de tempel had afgespeeld.
[3] Maar Ik wees hem terecht en zei: 'Spreek pas als Ik je dat zal vragen, want tot nu toe ben Ik nog steeds jullie aller Heer en Meester, die wel het beste weet wie van jullie vieren Hij terwille van het volk het woord zal laten doen!'
[4] Na deze vermaning trok Judas Iskariot zich wat wrevelig terug en zei tegen Thomas: 'Ik wist al van tevoren dat ik weer opzij geschoven zou worden!'
[5] Thomas zei: 'Ik heb je onderweg al gezegd, dat je je niet moet opdringen! Weet je na zoveel onderricht van de Heer dan nog niet dat bij de Heer alleen diegene iets betekent, die altijd en overal zichzelf verdeemoedigt? Ik heb me niet opgedrongen en daarom heb ik ook geen terechtwijzing van de Heer gekregen. Houd je dat toch eens voor gezegd! Er zijn immers nog twee mannen bij ons, die eerder dan wij in de tempel waren en alles hebben gehoord en gezien wat er voorgevallen is. Zij weten dus meer dan wij beiden, en de Heer zal vanwege het volk alles door hen laten vertellen, en aan ons zal hoogstens gevraagd worden om te getuigen als dat nodig mocht zijn. Laten wij nu maar heel rustig naar onze oude plaatsen teruggaan en eens goed naar de omgeving kijken, want daar is ook nog van alles te zien, waaruit men voor zichzelf ook menige goede les kan trekken!'
[6] Met deze terechtwijzing van Thomas nam Judas Iskariot genoegen en hij ging rustig op zijn oude plaats zitten, en Thomas eveneens.
[7] Ik wendde Mij nu tot de waard uit het dal bij Bethanië en zei tegen hem: 'Wel, vriend, vertel eens, terwille van het volk, wat je in de tempel allemaal hebt meegemaakt; want je was vandaag al voor het aanbreken van de dag met velen uit jouw woonplaats in de tempel! Wat zeggen de tempeldienaren over de tekenen die in deze nacht te zien waren, wat zei het volk erover, en wat zeg jij er tenslotte zelf over?'
[8] De waard zei: 'Heer en Meester! Ik was werkelijk reeds voor het aanbreken van de dag in de tempel, en wel naar aanleiding van de verschijnselen die deze nacht hebben plaatsgevonden en die dermate uitzonderlijk waren, dat geen jood of heiden ooit zoiets gezien zal hebben. Als ik ook maar had kunnen vermoeden, dat U Zich nog in Jeruzalem ophield, en wel hier op de Olijfberg, dan was ik met deze vriend, die U ook goed kent, in plaats van naar de tempel reeds tijdens de verschrikkelijke verschijnselen rechtstreeks hierheen gegaan. Mijn vriend verbleef deze nacht bij mij en wilde vanmorgen weer naar huis reizen -hij kwam uit Galilea, waar hij verschillende zaken te doen had - ; maar de verschijnselen die zich deze nacht plotseling voordeden, weerhielden hem ervan verder te reizen, en wij gingen op naar Jeruzalem om daar mogelijkerwijs iets meer te weten te komen. Toen we haastig de tempel binnenkwamen, was het daar zo'n herrie dat je jezelf niet kon verstaan.
[9] De ene priester na de andere beklom het grote spreekgestoelte en begon het een en ander uit te leggen, maar het volk, dat al gauw inzag hoe onzinnig alles was wat er gezegd werd, wilde niets meer van de prediker horen en eiste een andere.
[10] Aanvankelijk hoorde het volk hem heel rustig aan, maar zodra hij weer over strenge boete en grote offers begon te spreken, werd het volk al gauw onwillig en zei: 'Jullie schuiven jullie eigen grove zonden steeds af op ons, armoedig volk, en wij moeten dan als het nodig is altijd voor jullie de zondebokken zijn! Hoeveel offers hebben we al niet aan de tempel gebracht! Wat voor gruwelijke boetedoeningen hebben we al niet gedaan, waarvan jullie zeiden dat Jehova daardoor Zijn volk met vriendelijke ogen genadig zou aanzien! In deze nacht hebben wij echter Zijn vriendelijkheid maar al te goed gezien, en daaruit bleek heel duidelijk dat alle offers die wij aan de tempel hebben gebracht en al onze bloedige boetedoeningen nergens goed voor waren. Het is nu geen ogenschijnlijke, maar een duidelijke waarheid voor ons, dat alle offers die wij gebracht hebben en al onze boetedoeningen onzinnig waren, want zij overschreden alle Mozaïsche wetten en wakkerden Gods rechtvaardige toorn alleen maar aan in plaats van die te verzachten. En de schuld daarvan ligt veel minder bij ons dan bij jullie priesters, die in deze tijd dankzij jullie te grote priesterlijke heerszucht ons al tot heel veel schande en gruweldaden hebben aangezet door te zeggen: 'Als jullie dit of dat doen, kom je op slag in de hemel! ' En daarom zijn alleen jullie degenen die de toorn van God hebben opgewekt, en niet wij, die ons helaas steeds trouw hielden aan dat wat jullie ons geleerd hebben, en die altijd gedaan hebben wat jullie van ons verlangden. Brengen jullie maar liever grote offers, en doe ware boete voor de vele zonden die jullie aan ons en aan de vele door God gezonden profeten begaan hebben, dan zal God ons wel weer aannemen. En dat is de mening van het volk!'
«« 78 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.