De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 81 / 229 »»
[1] (De waard): 'Maar al gauw daarna verscheen er op de tribune een oude, waardige rabbi, die - zoals bekend - nog een vriend was van de oude, vrome Simeon en later ook van Zacharias, die gewurgd werd. Toen hij verscheen werd het hele volk rustig, begroette hem en vroeg hem om hun in deze zeer benarde omstandigheden juiste en ware troost te geven.
[2] En de rabbi zei: 'Beste medebroeders uit de schoot van Abraham! Vergeef me dat ik vanwege mijn hoge leeftijd niet meer in staat ben om mij zoals vroeger door woorden voor al het goede en ware in te zetten; maar het ontbreekt me nog steeds niet aan goede wil om jullie allen een juiste en ware troost te geven.
[3] De tekenen die wij in deze nacht te zien kregen, ons gegeven door het raadsbesluit van God, waren werkelijk van een dergelijke aard dat daarbij zelfs de heidenen begonnen te beven en geen jood, zelfs geen Sadduceeër en geen Samaritaan, ze zonder angst in zijn hart kon aanzien. Maar Ik dacht bij mijzelf in mijn onschuld: Goede Jehova! Vanwege mij heeft U deze ontzettende tekenen aan Uw sterrenhemel toch beslist niet laten verschijnen, zoals U ook Uw goede zon nooit alleen om mijnentwil heeft laten opgaan en laten schijnen; want zij heeft immers al duizenden jaren deze aarde verlicht en zal haar na mij ook -wie weet hoeveel duizenden jaren nog verlichten! Ik, als bijna honderdjarige grijsaard, zal niet zo lang meer de weldaad van de goede goddelijke zon genieten. Want in de graven waar de ontbinding plaatsvindt, dringt geen zonlicht binnen; en zou het er ook in doordringen, dan zou het de dode lijken toch beslist niet meer kunnen blij maken. Alles op deze wereld, die werkelijk voor iedere nuchtere denker volledig vreugdeloos is, is vergankelijk, alleen de macht van God niet, die blijft eeuwig; onze zielen zijn alleen maar afhankelijk van de wil van de Almachtige. Of zij na de dood verder leven, kan geen mens geheel en al duidelijk en naar waarheid beoordelen, inzien en erkennen; maar Mozes en alle latere profeten hebben ons dat geleerd en wij moeten het geloven, - en geloven we het niet, dan lijken we op de Sadduceeën, die afvallig zijn geworden van de tempel, omdat de Griekse filosofen hen daartoe hebben verleid.
[4] Maar helaas zijn er ook onder ons, en helaas hier in de tempel, meer Sadduceeën dan er buiten onder jullie zijn en ook in deze grote stad, waar de rijken vanwege hun rijkdom al vrijwel niets meer geloven; en wat zij in geloofszaken nog doen, doen zij alleen maar voor de schijn om te zorgen dat het gewone volk God nog blijft vrezen; maar in hun hart hebben zij geen geloof en geen God meer .
[5] Het arme, gewone werkende volk ziet dat echter wel bij de rijken en denkt bij zichzelf: ' Ah, als jullie rijken, die de middelen hebben om veelte kunnen ervaren en te weten, noch aan Mozes, noch aan de profeten en dus ook niet aan God geloven, waarom moeten wij armen dan voor jullie plezier geloven in datgene waar jullie rijken niets in zien?!'
[6] En zo, beste mensen, heeft steeds het ene kwaad het andere tot gevolg, en staan wij allen nu bijna op het punt waarop de mensen ten tijde van N oach en ten tijde van Lot stonden. Toen, evenals nu, heeft God uitverkoren boden naar de mensen op aarde gezonden, die alle mensen die God volledig vergeten hebben, met woorden en daden heel indringend hebben gemaand, en hun ook de onafwendbare gevolgen van hun hardnekkigheid vooruit lieten zien; maar de mensen hadden zich te ver in de dode, dood brengende wereld begeven en waren daarin vastgelopen. Zij luisterden helemaal niet naar de boden van God, of vervolgden hen hardnekkig en mishandelden en doodden hen zelfs vaak op gruwelijke wijze. En kijk m'n zeer gewaardeerde vrienden en broeders, onder ons gezegd, precies zo en helaas misschien nog wat erger staat het er nu bij ons en vooral hier in deze tempel voor!
[7] De joden bleven eigenlijk maar tot halverwege de tijd van de richteren zoals ze eens waren. In die tijd bestond er in het hele land nog geen eigenlijke stad; wel leefden er in het land van Vader Jacob gemeenten, die primitieve huizen en alleenstaande woonhutten bezaten, en in het midden van het land op de berg Horeb was de heilige hut gebouwd, waarin zich de ark des verbonds bevond. In die tijd hadden de joden geen vaste burcht nodig om zich tegen vijanden van buiten te beschermen; want Jehova was hun enige vaste burcht, hun onneembare wal en hun scherpe zwaard. Buiten God kenden zij geen heer, zij leefden volledig in vrede, waren lichamelijk en geestelijk gezond en kenden geen nood.
[8] Maar tegen de tijd van de laatste richters begonnen zij reeds in alles onverschilliger en trager te worden. De geboden en ook de andere voorschriften begonnen ze minder na te komen en meermalen te overtreden. Daarop kregen ze ook meteen allerlei waarschuwingen, waar de betere mensen zich wel naar richtten; de meer werelds ingestelde mensen deden slechts voor de schijn mee, maar in hun hart werd de dode wereld steeds belangrijker. Zulke wereldse joden werden al gauw rijke en aanzienlijke mensen die met hun eenvoudige woonhutten niet meer tevreden waren en ook niet met de door God ingestelde richters. Zij wilden evenals de heidenen, ook een schitterende, machtige koning hebben en een stad en stevige burchten. Tenslotte eisten zij onder Samuel in alle ernst een koning, en God de Heer sprak: 'Kijk dat ondankbare volk nu eens! Met Mijn vaderlijke regering, waaronder het gezond, rijk en groot en machtig is geworden, wil het niet meer tevreden zijn. Aan alle grote zonden die het al voor Mijn aangezicht heeft begaan, voegt het nog deze grootste zonde toe, dat het een koning eist! ja, het zal een koning hebben en steden en burchten; maar niet om er beter van te worden maar als een scherpe harde tuchtroede zal het een koning hebben!'
[9] Ik vertel jullie dit allemaal nu in het kort, opdat je des te gemakkelijker beseft wat de oorzaak van dit huidige totale verval van het ware, oude, echte jodendom is.
[10] Saul moest reeds een vaste burcht hebben, ook al was dat nog geen eigenlijke stad. Toen ontstonden er oorlogen met de Filistijnen, en voor deze oorlog moesten de vaders zich door de koning hun zonen en beste knechten laten ontnemen en daarbij nog hun beste ossen, ezels, koeien, kalveren en schapen. Dat was dus al de eerste zegen van een joodse koning, terwijl Samuel nog leefde die op Gods bevel Saul tot koning zalfde. Samuel dacht toen dat het volk door die straf tot inkeer zou komen en berouwvol weer terug zou keren naar de gods-regering. Maar dat gebeurde volstrekt niet! Het wilde slechts een machtiger en wijzer koning, en Samuel zalfde David, die al gauw de stad Bethlehem bouwde en de grondlegger werd van de stad Jeruzalem. Zijn zoon Salomo breidde voor veel geld en met grote pracht de stad uit en bouwde de tempel; maar het volk geraakte toen al in grote armoede en moest allerlei tegenspoed verdragen.
[11] Hoe het later met het volk onder de volgende koningen tot aan de Babylonische gevangenschap ging, weten we uit de boeken der kronieken. Men zou echter denken dat de weer bevrijde joden na de veertig jaar durende gevangenschap volledig veranderd zouden zijn; maar nee, ze moesten weer koningen en, net als de heidenen, priesters en hogepriesters hebben!
[12] In die tijd, bijna tot nu toe, zond de Heer de meeste profeten, die het volk tot God terugriepen. Maar het volk dat door de koningen en priesters reeds te duister en te doof gemaakt was, hoorde en begreep niets meer van wat de profeten verkondigden. Bovendien vervolgden de koningen en de priesters de profeten, en dat vaak met de schandelijkste blinde wraakzucht en woede, - scènes die jullie zelf al beleefd hebben en waarvan je er misschien nog meer zult beleven, hoewel de joden thans en ook reeds veel eerder geen eigen koning meer hebben, maar zich de ijzeren overheersing van de heidenen moeten laten welgevallen.
[13] God heeft Zich echter ook ditmaal over Zijn volk ontfermd en ons volgens de profetie een Messias gezonden in de persoon van de wijze man uit Nazareth, die ik al vanaf de tijd van Simeon ken, omdat ook Simeon Hem in de tempel herkende, Hem besneed en Hem de naam Jezus gaf Ik kan en mag jullie dit alleen in deze buitengewone noodtoestand zeggen, en wat ik als hoogbejaarde grijsaard jullie nu zeg, is hoge en heilige waarheid. Maar deze overmatig heerszuchtige, verstokte tempeldienaren vervolgen iedereen met de grootste wraakzucht die zoiets op een ander moment uit zou spreken.
[14] En kijk, omdat ik nu al het noodzakelijke in het kort vooraf heb doen gaan, kan ik jullie nu zeggen waarom de verschrikkelijke verschijnselen van deze nacht door God zijn toegelaten! De hoeveelheid zondige misdaden van de aartsjoden uit de tempel hebben de hun door God gestelde maat vrijwel tot aan de rand gevuld, en het grote geduld van Jehova is op een haar na op! Als de maat vol zal zijn, zal ook met Jeruzalem gebeuren wat jullie bij het tweede teken hebben gezien, en misschien al wel binnen vijftig jaar .
[15] De twaalf vuurzuilen, die tenslotte tot één zuil samenvloeiden, gaven duidelijk het versmelten aan van de twaalf stammen van Israël tot één, namelijk in de gekomen Messias, die tenslotte, omdat Hij door de verblinde, kwaadaardige aartsjoden uit de tempel niet werd aangenomen, weer daarheen zal opvaren vanwaar Hij gekomen is.
[16] Maar later was er in het westen, zoals de wijze Nikodemus mij zoëven verteld heeft nog een derde teken van zeer troostrijke aard te zien, echter alleen door hen, die de Messias hebben aangenomen, in Hem geloven en naar Zijn leer, die goddelijk wijs is, handelen. Maar daarover kan jullie Nikodemus later meer vertellen, omdat hij ook het genoemde derde verschijnsel zelf gezien heeft.'
[17] Daarop raadde de grijsaard hun, dat wil zeggen het volk, aan, geduld te hebben en verliet het spreekgestoelte. En het hele volk prees de oude spreker .
[18] En de man uit Bethlehem zei: 'Ja, dat is nog een Oudste zoals Aäron was; maar hij alleen kan tegen al die anderen ook niets doen! Maar wat in alle ernst veel zegt, is, dat er uiteindelijk in de tempel onder de Farizeeën en Schriftgeleerden toch nog enkelen zijn die in de Heiland uit Nazareth geloven!'
[19] Er werden in die trant nog meer opmerkingen gemaakt, en men zag verlangend uit naar de komst van de eerlijke en rechtschapen Nikodemus, die nog wat op zich liet wachten.'
«« 81 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.