Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 91 / 229 »»
[1] Na deze mededeling werd iedereen buitengewoon opgewekt.
[2] En Ik zei tegen Lazarus: 'Laat nu brood en wijn hierheen brengen; want we willen nu welgemoed bijeen zijn!'
[3] Daarop werd er brood en wijn gebracht. Toen we nu in ruime mate voorzien waren, aten en dronken wij allen heel vergenoegd, en iedereen prees Mij als de goede gever van het heerlijke brood en de uitstekende wijn.
[4] Terwijl wij zo aten en dronken, zag onze Helias met haar scherpe ogen de naar huis terugkerende Farizeeën op de veelbesproken zuil toelopen en daar weer blijven staan, en zij wees ons daarop.
[5] Maar Ik zei: 'O, laat hen maar gaan en kijken; ze zullen daar voor het heil van hun ziel toch niets vinden, want hun hart zal verstokt blijven tot in de dood!'
[6] Helias zei: 'O, als ik maar een beetje almachtig was, dan liet ik die booswichten nu over louter slangen en adders, schorpioenen en giftige hagedissen naar huis gaan!'
[7] Ik zei: 'O, de angst door Romeinen achtervolgd te worden, is beter dan wat jij hun nu zou willen aandoen! Ze blijven nu ook echt niet zo lang bij de zuil en gaan al heel vlug verder. Ze hebben ontdekt dat er enkele mensen achter hen aankomen; die houden zij voor mogelijke Romeinen en daarom gaan ze er nu vandoor. Kijk, dat is beter dan jouw slangen, adders, schorpioenen en giftige hagedissen!'
[8] Dat stelde Helias dan ook tevreden en zij at en dronk rustig verder .
[9] Daarna zei Ik tegen Lazarus dat hij ook moest zorgen dat de jonge slaven wat brood zouden krijgen en wat met water aangelengde wijn.
[10] Samen met Rafaël vertrok Lazarus om aan Mijn wens te voldoen. Toen zij echter bij de tenten kwamen waarin de jeugd zich bevond, was daar al uitstekend voor alles gezorgd.
[11] Lazarus zei: 'Kijk nu eens! Wat moeten we nu doen?'
[12] Rafaël zei: 'We gaan weer opgewekt terug; want iemand die zo graag en gewillig als jij de wil van de Heer doet, hoeft dat voor de Heer niet met daden te bewijzen. Want een volkomen aan de Heer toegewijde wil is voor de Heer al de daad zelf; dan volbrengt de Heer Zelf de daad, zoals je hier ziet. O, als de mensen dat maar goed inzagen en daar volgens hun hart naar handelden, wat een gemakkelijk en onbezorgd leven zouden zij dan al op aarde hebben, en welke gelukzaligheden zouden zij dan al op aarde genieten! Maar nu zijn ze blind en verdwalen in de dode materie en stikken daarin. Vaak werken zij zich voor hun brood bloedig in het zweet, terwijl zij het zonder lichamelijke inspanning van de Heer konden krijgen, en dan nog zuiverder en beter dan dat waar zij zelf voor kunne~ zorgen.
[13] Morgen zul je in Emmaüs de nog ware mensen uit Opper-Egypte leren kennen, en dan zul je verbaasd staan over de ongebonden macht van hun wil. Er zijn er maar zeven die al volmaakt zijn: de vrouwen en kinderen en de nog minder volmaakten zijn thuis gelaten met maar één volmaakte man, omdat de vrouwen, kinderen en de minder volmaakten het zonder hem moeilijk zouden hebben. Maar hun meester, die nog uit de school van de oeroude Egyptische innerlijke wijsheid is, zal met zijn zes voornaamste leerlingen naar Emmaüs komen, en dan zul je eens zien hoe snel hij de Heer en ook ons allen zal herkennen. - Maar nu gaan wij weer naar de Heer!'
[14] De twee kwamen weer bij ons, en Ik vroeg aan Lazarus of de jeugd voorzien was.
[15] Lazarus zei: 'O ja, Heer en Meester,' de jeugd is al prima voorzien, - maar wij beiden hebben daar helemaal mets aan kunnen bijdragen want toen wij bij de tenten kwamen, waren de brave kinderen.al rijkelijk van alles voorzien. U, o Heer, hebt alleen maar mijn wil enigszins getest; maar U hebt Zelf de handelingen verricht, zoals dat bij U altijd het geval is! U alleen zij mijn dank; want zonder U zijn wij niets en kunnen ook mets. U alleen bent alles in alles!'
[16] Ik zei: 'Heel goed, heel goed, m'n beste vriend en broeder Lazarus! Kom nu maar weer bij ons zitten en wees vrolijk met ons allen!'
[17] Lazarus nam met Rafaël zijn vroegere plaats naast Mij weer in en wilde met Mij gaan spreken over de ware mensen uit Opper-Egypte die morgen naar Emmaüs zouden komen; maar de beide reeds genoemde herbergiers waren hem voor en vroegen Mij of ook zij niet een aantal dagen bij Mij mochten blijven om de genoemde echte mensen uit het achterland van Opper-Egypte te zien.'
[18] Ik zei: 'O, natuurlijk! Wie, zoals jullie, Mij en Mijn leerlingen zo vriendelijk heeft opgenomen, is ook altijd Mijn gast en kan altijd bij Mij zijn. Hoe meer getuigen Mij omringen, des te vruchtbaarder is dat voor de verspreiding van Mijn evangelie. Aan die mensen, die nu nog net zo eenvoudig leven als eens de oerpatriarchen van de aarde, zullen jullie echte wonderen beleven!'
[19] Toen zei Lazarus: 'Maar, Heer en Meester, dat zullen dan toch wel nakomelingen van Noach zijn, en geen directe afstammelingen van Adam, want ten tijde van Noach moet de grote vloed immers ook Egypte helemaal overstroomd hebben?'
[20] Ik zei: 'M'n beste vriend en broeder! Jij mag, zoals ik je dat al een keer heb uitgelegd, de natuurlijke hoge watervloed, die in die tijd veroorzaakt werd door de machtige Hanochieten, niet verwisselen met de geestelijke algemene overstroming van de zonde, anders wordt je dat nooit helemaal duidelijk.
[21] Door de grote watervloed die in het westelijke deel van Azië ten tijde van Noach plaatsvond, zijn er wel zeer veel mensen en dieren te gronde gegaan, omdat het water werkelijk zelfs de hoge Ararat overspoelde, maar daarom kwam het natuurlijke water toch niet over de hele aarde, waarvan toen nog lang niet alle bewoonbare delen bevolkt waren. Maar de vloed van de zonde, dat wil zeggen de godvergetenheid, hoererij, hoogmoed, gierigheid, nijd, heerszucht en liefdeloosheid, overstroomde het hele menselijk geslacht, waaronder verstaan moet worden de geestelijke aarde, en dat is wat Mozes met de algemene zondvloed bedoelde.
[22] De hoogste bergen, waar de vloed overheen ging, zijn de grote hoogmoed van de mensen die toen over de volkeren heersten, en de overstroming is de vernedering die over alle heersers kwam, wat in ieder rijk op een eigen passende manier gebeurde. Maar meer daarover zal morgen nog wel in Emmaüs besproken worden. - Nu nemen we echter weer wijn en brood en versterken daarmee onze leden!'
«« 91 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.