De Heer bevrijdt gevangen kinderen uit de handen van Romeinse soldaten

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 110 / 220 »»
[1] Vandaar liepen we nog zo'n drieduizend passen zwijgzaam voort en zagen de troep soldaten met hun wapens de heerweg opkomen, die hier over een hoogte voerde. Ze maakten veel lawaai, zoals dat bij hen gebruikelijk was, en zij woelden met hun voeten het stof van de weg zozeer omhoog, dat er ook een regelrechte wolk van stof met hen meetrok.
[2] Agricola meende dat we maar beter een stukje van de weg af moesten gaan, omdat dergelijke ruwe krijgsknechten, die tijdens zulke marsen niet zelden dronken waren, niet al te vriendelijk plachten om te gaan met reizigers die hun in de weg kwamen.
[3] Ik zei: 'Daar heb je zeker gelijk in; maar het is wel de schuld van jullie Romeinen zelf, dat jullie krijgsknechten zulke ruwe en woeste mensen zijn! Leer hun behalve hoe ze de wapenen moeten gebruiken ook om mens te worden, dan zullen ze zich ook als zodanig gedragen!'
[4] Agricola en ook de andere Romeinen onthielden deze opmerking van Mij, en toen de wilde troep in de buurt kwam, gingen we dan ook een paar passen van de weg af Maar dat hielp ons niet veel; want de aanvoerders gaven de krijgsknechten opdracht om te stoppen, kwamen vervolgens heel brutaal op ons af en vroegen ons, wie wij waren en waar wij we naartoe gingen en voor welke zaken en aangelegenheden.
[5] Toen trad Agricola naar voren en zei tegen de hoofdaanvoerder: 'Kun je lezen?'
[6] Deze (de aanvoerder) zei: 'Ja, anders dan zou ik geen hoofdman zijn!'
[7] Agricola haalde nu een rol perkament uit een tas die hij bij zich droeg, en liet die aan de brutale aanvoerder zien. Toen deze zag wat er op die rol stond, schrok hij en verontschuldigde zich.
[8] Maar Agricola waarschuwde hem en berispte hem met scherpe en zeer indringende woorden vanwege zijn rumoerige gedrag.
[9] Toen trokken de aanvoerders zich direct in alle rust en orde terug.
[10] Maar Agricola en de andere Romeinen liepen daarop naar de groep soldaten en onderzochten hoe het bij hen verder met de orde gesteld was. Zij ontdekten midden in de groep een paar jonge meisjes en twee jongemannen, van wie de handen op de rug gebonden waren.
[11] Toen de Romeinen dat met grote verontwaardiging ontdekten, vroegen ze onmiddellijk aan de aanvoerders wat dat te betekenen had, of deze mensen schuldig waren aan de een of andere misdaad en welke nationaliteit ze hadden.
[12] De aanvoerders raakten in grote verlegenheid en wisten niet wat voor antwoord ze de strenge en hoge Romein moesten geven.
[13] Toen begonnen de meisjes en de beide jongemannen Agricola in het Hebreeuws huilend te vragen of hij hen uit de macht van deze ruwe en wrede soldaten wilde bevrijden; want zij waren kinderen van heel eerlijke ouders in de buurt van Bethlehem, hadden deze soldaten geen enkel kwaad gedaan, en hun ouders, die daar een herberg hadden, hadden al deze soldaten goed bediend met hetgeen ze verlangden, namelijk tien zakken wijn en dertig broden en hadden tenslotte voor het verlangde niet meer dan zeventig muntstukken gevraagd.
[14] (De gevangenen): 'Maar toen werden deze soldaten zo kwaad en betaalden niet alleen niets, maar verlangden van de ouders nog meer dan duizend muntstukken, als straf voor het feit dat de ouders het gewaagd hadden er zeventig van de soldaten te vragen. Zoveel geld hadden de ouders echter niet en ze smeekten deze soldaten om vergeving en welwillendheid. Maar er hielp geen bidden en smeken aan; de ouders werden in hun eigen huis stevig met touwen vastgebonden aan de deurposten. Daarop grepen de soldaten ons zeven kinderen bij elkaar, bonden onze handen op de rug en dreven ons met hen voort op de manier zoals jullie hoge heren ons nu zien. Wij weten absoluut niet wat ze met ons van plan zijn; maar dat ze niets goeds met ons voorhebben, is wel duidelijk. O goede en grote heren! Bevrijdt ons toch omwille van jehova van deze woestelingen!'
[15] Nu werd Agricola helemaal rood van woede, beval dat de zeven kinderen ogenblikkelijk vrijgelaten moesten worden -wat ook onmiddellijk gebeurde -en zei toen tegen de aanvoerders: 'Beschermen jullie als Romeinen zó de rechten van onze onderdanen? Weten jullie niet hoe de hoofdregel luidt, waarop iedere soldaat moet zweren? Die luidt: 'Leef rechtschapen, beledig niemand zonder reden; maal wie jou beledigt terwijl jij volgens de wet handelt, moet voor het gerecht gebracht worden!' En tot slot: 'Geef en laat ieder het zijne!' Hebben jullie nu volgens deze oude hoofdregel gehandeld? Wie heeft jullie het recht gegeven om onderweg van de ene plaats naar de andere de herbergen te brandschatten, waarvan de eigenaar onze onderdanen zijn en onder de bescherming van onze wetten staan?'
[16] De aanvoerders verbleekten, want ze kenden de onverbiddelijke strengheid van de hun reeds lang bekende staatsman en vroegen hem om genade.
[17] Maar Agricola zei: 'Deze kinderen en hun ouders hebben jullie ook om genade en erbarmen gevraagd! Als jullie die onschuldigen geen genade en geen erbarmen betoond hebben, hoe wagen jullie, brutale vlerken, het dan nu om mij om genade te smeken! Ik zal jullie als gewone rovers en moordenaars laten behandelen en deze krijgsknechten tot ordinaire galeislaven maken! Keer nu om en ga voor ons uit naar Bethlehem! Ik zal de overste aanwijzingen geven wat er met jullie ellendelingen moet gebeuren!'
[18] Hierop ging Ik naar Agricola toe en zei tegen hem: 'Vriend, je hebt er heel goed aan gedaan, dat je ten eerste de kinderen bevrijd hebt en ten tweede deze dronken soldaten met jouw vonnis volkomen nuchter hebt gemaakt. Maar de eigenlijke schuld van hun grofheid dragen zij niet zozeer zelf, als wel degene die hen naar Galilea heeft gestuurd. Hij heeft het geld van de keizer, dat als reisgeld voor deze groep bestemd was, voor zichzelf gehouden en heeft hun toegestaan om zich onderweg in de herbergen en ook bij de landlieden goedschiks of kwaadschiks te verschaffen wat ze nodig hebben. En je weet dat jullie soldaten, als ze van hun superieuren toestemming krijgen om te plunderen, niets ontzien en op leeuwen, tijgers en hyena 's lijken; daarom is de overtreding van deze soldaten veel geringer dan het op het eerste gezicht schijnt te zijn.
[19] De voornaamste fout en de eigenlijke oorzaak van dergelijke vergrijpen ligt echter in jullie te onvoorwaardelijke vertrouwen in jullie veldheren en oversten. Jullie voorzien hen van alle mogelijke generale volmachten, met als gevolg dat iedereen in zijn ambtsgebied gewoon voor keizer speelt en doet wat hij wil, zonder zich al teveel om de algemene wetten van Rome te bekommeren, aangezien hijzelf in zijn ambtsgebied al naar zijn stemming en willekeur wetten kan en mag uitvaardigen.
[20] Als er zo nu en dan een overste van nature een goed en rechtvaardig mens is, dan zal men in de aan hem ondergeschikte ambtsgebieden ook goed kunnen leven en handelen; maar als de overste wellicht te zeer op zijn persoonlijke voordeel uit is, wee dan al diegenen die onder de macht van zijn zwaard staan! En kijk, dat is nu hier in het grote ambtsgebied van Bethlehem het geval!
[21] De huidige hoofdman, die door jullie de hoogste macht in handen heeft en helemaal handelt zoals hem door Rome is toegestaan, is op zijn eigen voordeel uit en stelt dan ook zulke verordeningen op, dat hij beslist nooit tekort komt; maar het volk weeklaagt en vervloekt in hun hart de Romeinse overheersing en tirannie. De zaak zit precies zo in elkaar als Ik je nu uiteengezet heb, en nu is de vraag wie er bij deze handeling eigenlijk tot een straf veroordeeld moet worden.
[22] Zie, Ik wist heel goed dat dit hier in de buurt van Bethlehem zou gebeuren en ben om die reden dan ook met jullie hierheen gereisd, zodat dit kwaad hier verholpen zou worden; maar het moet daar verholpen worden, waar de eigenlijke fout zit! Want door deze soldaten hier te bestraffen zal niemand geholpen zijn; geefhun een terechtwijzing, een juist voorschrift hoe ze zich in het vervolg dienen te gedragen en geef hun reisgeld voor de reis naar Galilea, dan zullen ze geheel zoals het hoort op de plaats van hun bestemming komen!
[23] Maar van de hoofdman die wij vanmiddag in dezelfde herberg zullen aantreffen als waar de kinderen vandaan komen, moet je de generale volmacht afnemen en je moet hem wetten geven, dan zal alles in orde zijn!'
[24] Nu zei Agricola: 'Ja, ja, Heer en Meester, U hebt ook nu weer in alle opzichten volkomen gelijk, en ik zal de regelingen ook geheel volgens Uw woorden treffen! Maar bovenal moeten we ons nu haasten om naar de herberg te gaan en de ouders van deze lieve kinderen uit hun kwelling en nood te bevrijden.
[25] Ik zei: 'Daar is al voor gezorgd; want hun buren zijn zo goed geweest naar de stad te gaan, naar de hoofdman, om aangifte te doen vanwege hun kinderen, in de hoop dat die hun weer teruggegeven worden. Als wij in de herberg aankomen, zullen ook de ouders van deze kinderen terugkomen.
[26] De hoofdman zal hun recht doen wedervaren en zal deze groep een ruiter achterna sturen, aan wie men de kinderen ongedeerd moet overhandigen, en wij hoeven nu niet lang meer te wachten tot de ruiter arriveert; geef hem dan de instructie voor de hoofdman, dat hij rond het middaguur bij jou in de herberg moet verschijnen, dan zullen wij hem ook wel in de herberg aantreffen als wij daar komen. Maar de kinderen zullen wij met ons meenemen.
[27] De aanvoerders hoorden echter wat Ik met Agricola besproken had en zagen dat hij zich naar Mijn woorden richtte, en ze wilden zich voor Mij op de grond werpen om Mij te bedanken.
[28] Maar Ik zei tegen hen: ' Alleen deze keer heb Ik jullie gered; wanneer jullie je echter op een andere plaats nogmaals zo zullen gedragen als jullie je in de herberg hebben gedragen, dan zullen jullie niet meer gered worden. Maar wacht nu hier, tot jullie opdracht krijgen om te vertrekken, en reis dan rustig zoals het hoort verder!'
[29] Voor deze woorden bedankten ze Mij en ze noemden Mij een grote wijze, wiens woord machtiger was dan de anders zo onverbiddelijk strengheid van de hoge en machtige Agricola; maar ze noemden Mij ook de rechtvaardigste van alle rechtvaardigen, en zij en ook hun hele troep loofden Mij luid.
[30] Daarop gaf Agricola hun de instructie om in Bethanië te blijven tot hij zou terugkomen, en dat ze zoveel brood en wijn konden krijgen als ze redelijkerwijs nodig hadden, wat hij dan betalen zou, en dat hij ook voor het verdere reisgeld zou zorgen; tegelijkertijd gebood hij hun ook ten strengste om zich goed en behoorlijk te gedragen, wat ze hem dan ook plechtig beloofden. Daarop beval hij hun om verder te trekken. Ze stelden zich ordelijk op, bedankten Mij nog eens en zetten zich in beweging.
«« 110 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.