De toekomstige bevolkingsdichtheid van de aarde. De gebreken van de ouderdom

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 15 / 220 »»
[1] Maar één van de Indische magiërs, die ook nog bij ons waren, zei: 'Grote Heer en Meester, ik heb nog veel dingen, waarbij een helderder licht mij niet zou schaden! Wanneer ik U dus iets zou vragen, zou U mij dan wel een antwoord waardig achten?'
[2] Ik zei: 'Jij bent evenzeer een mens als ieder ander, en dat is genoeg! Vraag maar, watje wilt, dan zal Ik je antwoord geven!'
[3] Hierop dacht de magiër er even over na of de vraag wellicht niet te onnozel en gewoon was; maar hij vermande zich spoedig en zei: 'Heer, er is iets wat ik volgens de ervaringen die ik op deze aarde heb opgedaan eigenlijk niet goed vind voor het voortbestaan van de mensen! Wanneer U dat niet verandert en op een of andere manier verbetert, zal dat met het voortbestaan van de mensen in de loop van de tijd beslist moeilijkheden geven.
[4] Kijk, mensen en dieren vermenigvuldigen zich van dag tot dag en hebben ook steeds meer voedsel nodig; maar de bodem van de aarde wordt nergens uitgebreid of vergroot! Wanneer dat nog een paar duizend jaar zo doorgaat, zal het met het voortbestaan van de mensen beslist problemen opleveren. Wat zegt U, o Heer, over deze mening van mij?'
[5] Ik zei: 'Mijn dierbare vriend, deze zorg had je je om diverse redenen geheel en al kunnen besparen; want hoeveel mensen het nu bewoonbare deel van de aarde kan bevatten, is al sinds eeuwige tijden heel goed door Mij berekend. Wanneer de aarde -wat daarvan tot op heden is drooggelegd om de mensen te herbergen -zo nog tienduizend jaar voortbestaat en het menselijk geslacht zich ieder jaar zal verdubbelen of verdrievoudigen, zullen op deze aarde nog tienmaal zoveel mensen als nu, heel goed kunnen voortbestaan. En als er dan mettertijd inderdaad zoveel mensen zouden komen, dat de huidige grote, drooggelegde bodem van de aarde ze niet meer zou kunnen voeden, welnu, dan hebben we nog een heleboel middelen achter de hand om in één ogenblik voor nog honderdduizend maal zoveel mensen als er nu op aarde wonen, hele werelddelen uit de zee omhoog te laten komen! Over dit voor jou zo zorgelijke punt, kun je dus helemaal gerust zijn!
[6] Er woont nu op aarde zo'n groot aantal mensen, datje geen getal kent, dat groot genoeg is om dat aantal aan te duiden, en toch zijn er op aarde nog zulke grote stukken volledig onbewoonde grond, dat duizend jaar nauwelijks voldoende zou zijn om er doorheen te reizen en ze te bekijken. En toch bezitten bepaalde rijke mensen grote stukken land voor zichzelf, die werkelijk meer dan honderdmaal groter zijn dan wat zij voor hun voedsel nodig hebben. Als je aanneemt dat de aardbodem mettertijd enigszins gelijker verdeeld zal zijn, dan zullen alle mensen -al waren het er wel honderd keer zoveel als nu -nog genoeg voedsel en een onderkomen voor hun lichaam vinden, en zeker wanneer ze volgens Mijn leer zullen leven! Ben je met deze uitleg tevreden?'
[7] De magiër zei: 'Heer en Meester, geheel en al, en het is me nu een stuk lichter om het hart! Maar ik heb nog iets, waarover ik van U nog een klein beetje meer licht zou willen hebben dan ik mij tot nu toe in Uw zeer verheven gezelschap eigen heb kunnen maken. Er is weliswaar al over gesproken en uit Uw mond zijn ook verklaringen gekomen, die mij veel licht gegeven hebben; maar iets is mij daarbij nog duister gebleven. Nu ik eenmaal met mijn metgezellen bij de bron van het licht sta, zou ik ook in alles wat mij nog duister is, een beetje meer verlicht willen worden.
[8] Kijk, Heer en Meester, het bestaan en leven van een mens is werkelijk groots en overheerlijk! Hij wordt verwekt, geboren en van dat moment af door zijn ouders opgevoed tot een mens, die kan denken, spreken en handelen volgens de denkbeelden die hem door de opvoeding zijn bijgebracht en die hij als denkend mens zelfheeft ontdekt door middel van zijn denkvermogen en door zijn langs de weg van ervaring gevormde verstand.
[9] Wanneer dan een mens van goede wil zijn geestelijke krachten onder grote inspanningen en dikwijls bittere ervaringen op een voor hem zo hoog mogelijk niveau gebracht heeft, dan beginnen zijn lichamelijke en ook zijn geestelijke krachten af te nemen, het lichaam wordt moeizaam, oud en gebrekkig, wordt ziek en sterft dan ook onder meestal grote pijnen en in grote angst en vrees voor de dood.
[10] Nu weet ik wel uit Uw mond, dat de dood voor de mensen niets afschrikwekkends zou hebben en ook volledig pijnloos zou zijn, wanneer ze in de aan hen geopenbaarde orde gebleven waren en volgens deze geleefd en gehandeld hadden; nu is het echter voor de mensen zeer betreurenswaardig dat er zo velen buiten hun schuld onmogelijk iets kunnen weten van de in de oertijden geopenbaarde orde voor het menselijke leven, en daarom genoodzaakt zijn in een geheel daaraan tegengestelde orde te leven, die buiten hun schuld ontstaan is; desondanks moeten ze de erge gevolgen ervan net zo goed dragen, alsof zij die door hun schuld verdiend zouden hebben. Welnu, dat beschouw ik eerlijk gezegd als een van Uw kant merkwaardige inrichting in het mechanisme van het menselijke lichaam!
[11] Het is een heel goede wet dat hij die een mens doodt, ook met de dood bestraft moet worden, als waarschuwend voorbeeld voor anderen die misschien ook in hun kwade lusten door iemand gehinderd worden. Maar een wet, waardoor bijvoorbeeld iemand die van het dak is gevallen en door zijn val een ander mens van het leven heeft beroofd, eveneens met de dood bestraft moet worden, zou toch wel het meest onrechtvaardige zijn wat er op de wereld bestaat! En kijk, precies zo komt mij ook de zojuist aangehaalde goddelijke beschikking voor met betrekking tot de ziekten en de zeer pijnlijke lichamelijke dood van de meeste mensen; ze ondergaan daardoor een straf, die ze in feite nooit door schuld verdiend hebben! Dat zou U in het vervolg toch wel iets anders kunnen inrichten!
[12] Weliswaar zijn het juist de Indiërs, die dikwijls vele jaren lang de ergste pijnen met grote standvastigheid verdragen, omdat onze geloofsleer hun vertelt, dat God Zijn grootste behagen schept in hen, die langdurig de ergste pijnen met het grootste geduld, standvastig verdragen. Maar bij de aanblik van zulk dikwijls zeer gruwelijk lijden en zulke pijn verzet zich het gemoed van een mensenvriend die innerlijk onbevangen en vrij van vooroordelen is, en vraagt aan de Schepper van aarde en mensen: 'Almachtige en wijze God! Kunt U eigenlijk wel behagen scheppen in de onnoembare kwellingen en pijnen van Uw schepselen? Als de mensen verdwaasd zijn in hun denken en verstand, hebt U immers toch middelen genoeg om hen steeds opnieuw te verlichten, zoals U de eerstgeschapen mensen van deze aarde verlicht hebt!
[13] Waarom laat U toe dat duizenden geslachten eerst duizenden jaren onder de bitterste kwellingen moeten leven, voordat er maar een vonkje van Uw licht onder hen wordt uitgestrooid?
[14] Kijk, Heer, dat is een heel belangrijke vraag van ons, zeer geplaagde mensen, aan U, de Heer en Schepper van aarde en mensen! Geef ons daarover een waar licht!'
«« 15 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.