Over het incameren van bewoners van de sterren (26.10.1860)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 16 / 220 »»
[1] Ik zei: 'Vriend, daarover heb Ik jullie een paar dagen geleden een helder licht gegeven. Wanneer jij dat niet volledig begrepen hebt, kan Ik dat echt niet helpen! Kijk omhoog naar de sterren! Ik zeg je, dat dat allemaal grote werelden zijn, waarop ook mensen wonen zoals hier.
[2] Veel van de talloze mensen op die sterren weten door hun engelen dat een ziel alleen hier op deze aarde het ware kindschap van God kan bereiken, maar alleen door een zwaar en moeilijk leven in het vlees. Wanneer ze dat willen, wordt het toegelaten dat hun zielen ook op deze aarde in het vlees verwekt worden. Zijn ze er echter eenmaal, dan moeten ze ook accepteren dat ze het voor een korte tijd moeten doormaken, omdat ze daardoor voor eeuwig de triomf van de volle gelijkenis met God bereiken; en daarvoor kunnen ze zich ook wel iets laten welgevallen, aangezien Ik uit liefde voor Mijn kinderen Mijzelf vrijwillig ook heel veel laat welgevallen, en Mij nog iets heel groots en bitters zal moeten laten welgevallen, tot heil van Mijn kinderen.
[3] Gods rijk kan alleen maar met kracht en grote offers verworven worden! Bedenk dat wel, en ook datgene wat Ik daar al over gezegd heb! Heb je dat goed begrepen?'
[4] Daarop zei de magiër: 'Ja, Heer en Meester, ik heb dat nu goed begrepen en ik herinner me ook weer wat U een paar dagen geleden over dat onderwerp hebt gezegd. Ik dank U voor alles wat wij nu aan Uw heilige zijde gewonnen hebben tot eeuwig heil van onze ziel. Wanneer lijden en pijn ons lichaam zullen teisteren, zullen wij dat ook met alle geduld dragen, uit liefde tot U; want ook wij kunnen nu niet weten, waartoe wij anders op deze aarde in het vlees zijn geplaatst, dan dat wij God moeten, willen en ook zullen zoeken en erkennen en Hem vervolgens boven alles liefhebben, al zijn de omstandigheden nog zo bitter'
[5] Want het schijnt mij toe dat U juist degenen die U het meest na aan het hart liggen, altijd meer op de proef stelt dan degenen die door hun doen en laten verder van Uw hart verwijderd zijn. Want op onze reizen door alle streken. van de aarde heb ik dikwijls mensen ontmoet, die aan geen enkele god leken te geloven en hun medemensen vaak slechter behandelden dan wilde dieren, terwijl ze zelf een onverwoestbare lichamelijke gezondheid bezaten en zwolgen in een leven van genot. En bovendien stierven ze tenslotte ook nog een pijnloze, bliksemsnelle dood!
[6] Daarentegen trof ik elders zeer vrome, aan God toegewijde en goede mensen dikwijls in de grootste ellende aan, die zij geduldig verdroegen, wat mij de liefderijke zorg van een goede en buitengewoon wijze God en zelfs Diens bestaan in een zeer twijfelachtig daglicht plaatste.
[7] Nu zijn zulke twijfels bij ons wel geheel en al verdwenen, en wij weten en beseffen nu waar we aan toe zijn, en in welke verschillende omstandigheden de mensen op deze aarde hun leven ter beproeving van de vrije wil moeten doormaken; maar gevoelsmatig moet ik daarbij toch bekennen, dat dit proefleven van vrijheid een zware opgave is voor de mensen, ook al bereiken ze door het volbrengen ervan de grootste en eeuwige levenswinst.
[8] Wij mensen konden vóór ons bestaan nooit gewild hebben dat wij zouden bestaan, maar alleen U kon dat willen, en wij zijn dus Uw werken; en U zorgt, dat ze volledig datgene kunnen worden waartoe U ze geschapen en bestemd hebt.
[9] Omdat dat nu eenmaal zo, en niet anders, is en U ons nu Zelf duidelijk de wegen getoond hebt die wij moeten bewandelen, willen wij dan ook getrouwen dankbaar afgaan op het doel dat U ons gesteld hebt, en, standvastig en met het grootst mogelijke geduld en met overgave aan Uw wil, over de doornen gaan die ons hier en daar in de weg staan. Dat is nu het vaste en ernstige besluit van mij en ook van mijn metgezellen. U echter , die wij nu erkennen als onze Heer van het leven, vragen wij om niet te zware proeven en beproevingen over ons te laten komen op het moment dat wij van deze wereld scheiden, en ook om genadig en barmhartig te zijn voor alle andere mensen, al naargelang de verdienste van hun leven!'
[10] Ik zei: 'Waar jullie de Vader om zullen vragen in Mijn naam, zal jullie ook gegeven worden. Want alleen de Vader is goed en schept geen behagen in het lijden van de mensen; maar Hij verhindert ook niet dat zulke dingen over de mensen komen, als ze uit louter liefde voor de wereld de Vader vergeten, geen geloof hebben en zichzelf begeven in datgene wat hun alle mogelijke tegenspoed moet bezorgen!
[11] Wandel voortdurend op de wegen die Ik jullie nu getrouw getoond heb, dan zullen jullie weinig te lijden hebben en zal jullie vertrek van deze wereld gemakkelijk zijn!
[12] Alleen degenen die uit allerlei gehechtheden aan de wereld hun ziel teveel in het vlees hebben begraven moeten uiteindelijk meestal bitter lijden; want een dergelijke ziel moet, om niet volledig te gronde te gaan in haar vlees, met groot geweld daarvan gescheiden worden, en dit moet in het lichaam dan ook hevige pijnen teweegbrengen. En dat is ook nog goed voor de ziel, omdat ze door de pijnen en het lijden gereinigd wordt van haar vleselijke lusten en daardoor aan gene zijde gemakkelijker zal vorderen en zekerder voorwaarts zal gaan op de weg van het geestelijke leven. .
[13] Mensen echter die sterk aan de wereld gehecht zijn, die in geen God geloven, daarbij toch tot op hoge ouderdom een gezond leven genieten en tenslotte ook een snelle en pijnloze dood sterven, hebben het loon van hun leven al op deze wereld ontvangen en zullen aan gene zijde nog amper enig loon te verwachten hebben. Onder zulke mensen zal de uiterste duisternis heersen en er zal onder hen veel gejammer en tandengeknars zijn.
[14] De magiër zei: 'Heer en Meester, wanneer zulke mensen, die meestal heidenen zijn, er niets aan kunnen doen dat ze nooit iets van een ware God hebben gehoord en er daarom ook niet in konden geloven, dan is een zeer afschrikwekkend voortbestaan van hun ziel aan gene zijde toch een te zware straf! Ja, mensen zoals wij nu, die God hebben leren kennen en in Hem moeten geloven omdat Hij zichtbaar voor hen bestaat en hun Zelf de wegen van het leven leert -wanneer zij desondanks afvallig zouden worden en het kwade zouden doen, zouden ze wel zo'n afschuwelijk lot aan gene zijde, zoals dat nu door U beschreven is, verdienen; maar mensen, die het niet kunnen helpen dat ze bijna meer dier dan mens waren op de wereld, zou ik als ontoerekeningsvatbaar willen beschouwen, en een straf aan gene zijde voor hun hier bedreven slechte daden lijkt me niet in overeenstemming te zijn met de goddelijke orde en de aan de liefde van God ontspringende gerechtigheid. Want wanneer iemand op deze aarde geen God en derhalve ook Zijn wil niet kent en geen andere wet heeft dan alleen maar wat zijn natuur en zijn hartstochten hem voorschrijven, kan hij ten opzichte van Gods wil, die hij niet kent, ook geen zonde begaan en daarvoor gestraft worden. Heer en Meester, kijk, ook dat is nog een duistere hoek in mijn ziel, die U misschien nog allergenadigst een beetje meer zou willen verlichten!'
«« 16 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.