Over godsdienst en zinvol bidden (15.5.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 160 / 220 »»
[1] Maar omdat wij door het dorp trokken, merkten velen ons op en zagen dat Ik het was; want sommigen kenden Mij nog van Mijn verblijf van vorig jaar, en anderen herkenden Mij omdat ze Mij in Jeruzalem gezien hadden. Nu kwamen ze naar Mij toe en vroegen Mij of Ik niet tenminste een nacht bij hen in het plaatsje zou willen blijven en tevens vele zieken zou willen helpen. Want de tekenen, die ze enkele dagen tevoren 's nachts gezien hadden, en de ware vuurstorm van de afgelopen nacht hadden op sommige innerlijk zwakke en vreesachtige mensen een dermate kwalijke invloed gehad, dat ze nu heel ziek op bed lagen en de arts van het plaatsje hen niet kon helpen, omdat hij de kwaal en dus ook het geneesmiddel daarvoor niet kende.
[2] Ik hield Mijn pas in en zei tegen degenen die Mij aanhielden: 'Hebben jullie dan niet gehoord dat God almachtig en barmhartig is? Waarom bidden jullie niet tot God en vragen Hem om hulp als jullie in de ellende zitten?'
[3] Eén van hen zei: 'Beste Meester, u hebt gemakkelijk praten, omdat God u alles geeft waar u Hem op uw geheime manier om vraagt! Maar wij mensen kunnen offeren, bidden en smeken zoveel we maar kunnen en willen, dat helpt ons allemaal niets; want God let niet op ons, hoewel wij de wetten van Mozes nog zo veel als maar mogelijk is trouw in acht nemen. Maar het was in de tijd van de profeten ook ongeveer zo: God heeft altijd alleen de gebeden van de uitverkoren profeten verhoord; maar de leken hebben hun leven lang kunnen bidden en smeken om het een of ander en hebben toch niets ontvangen. O, het zou ons duizend keer liever zijn als God in geval van nood steeds onze beden zou verhoren dan dat wij, omdat God ons niet verhoort, hulp moeten zoeken bij de zwakke mensen, die ons maar zelden kunnen helpen! Maar wat kunnen en moeten wij anders doen, als wij maar al te duidelijk inzien dat al ons bidden en smeken ons geen hulp in onze grote noden verschaft?'
[4] Ik zei: 'O, met deze nietszeggende verontschuldiging van jullie bereiken jullie bij Mij niets! Het ontbreekt jullie nagenoeg geheel aan geloof en echt levend vertrouwen op God en daarom verhoort God jullie gebeden ook niet en slaat Hij geen acht op jullie offers. Waarom bidden jullie zelf eigenlijk niet vol geloof en vertrouwen? Omdat jullie dat te ongemakkelijk lijkt! Daarom hebben jullie in de gemeente bepaalde door de tempel gevolmachtigde voorbidders, die jullie betalen, opdat zij dit of dat voor jullie van God zullen afsmeken. Als jullie je geloof en vertrouwen aan deze huichelaars kunnen schenken, die zich voor hun voorgewende moeite altijd goed laten betalen en wier bidden en smeken jullie nog nooit hulp gebracht heeft - waarom stellen jullie je geloof en vertrouwen dan niet liever op God de Heer en Vader Zelf?
[5] Ik zeg jullie: dat komt door jullie eigen luiheid! jullie zijn aards welgestelde bezitters van goederen en reeds vanaf jullie jeugd gewend om jullie knechten en dienstmaagden tegen een karig loon voor jullie te laten werken en daarbij de strenge heren uit te hangen, en jullie geloven ook dat die voorbidders ook bij God met succes voor jullie moeten werken, omdat jullie hen daar goed voor betalen. Maar dan keert God Zijn aangezicht van jullie af en luistert nooit naar het weerzinwekkende, zinloze en geestloze geblèr van de lippen van jullie huichelachtige godsdienaren. En dat is dan ook de reden waarom God jullie niet kan, wil en mag helpen. Want als God dat zou doen, dan zou Hij als de hoogste, eeuwige wijsheid, liefde en macht jullie nog dieper weg doen zakken in het volledige verderf dat alleen door jullie luiheid veroorzaakt wordt.
[6] Wek daarom jullie geloof in God en de ware, innige liefde voor Hem en een vast vertrouwen in Hem tot leven! Bid en smeek zelf in de geest en in waarheid tot Hem, dan zal Hij jullie ook zeker verhoren! Bidt dus zelf zonder onderbreking, doe ware boete en verdraag ook het leed dat om een goede reden over jullie gekomen is met geduld en ware overgave aan de goddelijke wil, zoals jullie dat van het geduld van Job kunnen leren, dan zal God jullie uit iedere nood helpen, voorzover dat bij het heil van jullie zielen ten goede komt!
[7] Weliswaar hebben jullie Mij nu Zelf gesmeekt om jullie uitje nood te bevrijden, want jullie houden Mij voor een profeet, aan wie God een grote macht gegeven heeft -en kijk, Ik kan en wil jullie nu net zo min verhoren en helpen als God Zelf; want Ik en God, die jullie niet kennen, waarom jullie ook niet in Hem geloven, zijn één van geest, één van wil en één van zin! Wat jullie met jullie manier van bidden en smeken bij God nooit kunnen bereiken, dat bereiken jullie ook bij Mij niet! Doe dus eerst wat Ik jullie heb aangeraden, dan zal Ik jullie ook helpen, ook al overnacht Ik nu niet bij jullie! Maar sommigen van jullie zijn Mij toch helemaal naar Kafarnaüm in Galilea gevolgd; waarom zijn zij daar eigenlijk weer van Mij weggegaan?'
[8] Eén van hen zei: 'Meester! U had daar in de synagoge een eigenaardige lering gegeven over het eten van uw vlees en het drinken van uw bloed en hebt dat zo naar voren gebracht dat niemand het eeuwige leven van zijn ziel zou kunnen ontvangen, als hij niet het vlees van uw lichaam zou eten en het bloed daarvan zou drinken. Toen vreesden wij dat u krankzinnig werd en toen hebben wij ons dan ook teruggetrokken omdat wij niet de naam wilden krijgen leerlingen van een krankzinnig geworden profeet te zijn. Maar toen wij u korte tijd geleden in Jeruzalem op het feest in de tempel terugvonden en ons er met eigen ogen en oren van overtuigden dat u net zo wijs en machtig was als wij u vroeger al hadden leren kennen, toen geloofden wij dan ook weer in u en toen u nu door dit plaatsje van ons trok en wij u wel herkenden, kwamen wij nu dan ook vol vertrouwen naar u toe en hebben u onze nood voorgelegd. Als u ons kunt en wilt helpen, dan zullen wij ons niet ondankbaar betonen; maar als u dat nu niet kunt en wilt, om de reden die u ons uiteengezet hebt, denk dan aan ons als u ons daarvoor geschikt en waardig acht!'
[9] Ik zei: 'Handel daarnaar, dan zal de hulp niet achterwege blijven!'
[10] Hierop gaf Ik de leerlingen het teken om verder te gaan en wij trokken dan ook zonder verder oponthoud verder.
[11] Sommigen uit het dorp volgden ons weliswaar een tijdlang; maar omdat wij snel voortliepen, raakten degenen die ons volgden spoedig ver achter, keerden toen weer om en gingen naar hun dorp.
«« 160 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.