Over de plaats van de oude stad Jericho

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 189 / 220 »»
[1] Nu vroeg Petrus Mij: 'Heer, het oude Jericho lag toch aan de oostzijde van de rivier de Jordaan, en ik weet niet of en waar wij gisteren op onze reis hierheen de rivier overgestoken zijn; want dit nieuwe Jericho ligt toch beslist oostelijker van de rivier dan het oude lag, aangezien U ons nu de plaats van het oude Jericho getoond hebt, die van hieruit in het westen ligt. Wij zijn gisteren weliswaar een heel brede stenen brug overgegaan, maar beneden in de rivierbedding bevond zich naar mijn mening toch niet zo veel water, dat men het voor het water van de Jordaan kon houden.'
[2] Hierop nam Kado het woord en zei tegen Petrus: 'En toch was dat de Jordaan! In deze tijd bevat die steeds heel weinig water en op de plaats waar er een brug gebouwd is, is hij ook vanwege de engte van het dal op zijn smalst; maar een half uur verder naar het zuiden wordt de rivier alweer veel breder en in de omgeving van de Dode Zee, niet ver van hier, wordt hij zelfs heel erg breed.'
[3] Door deze woorden van Kado waren Petrus en ook de andere leerlingen, die gisteren ook niet gemerkt hadden waar en wanneer wij de Jordaan overgestoken waren, helemaal gerustgesteld.
[4] Daarop bekeek Petrus zoals ook de andere leerlingen de stenen waarop Ik stond, iets nauwkeuriger en zei, nadat hij een poosje had staan nadenken: 'Maar hoe hebben enkel die twaalf priesters deze grote en zeer zware stenen uit de rivier kunnen tillen en ze vervolgens over die grote afstand hierheen kunnen brengen? Waren die twaalf priesters dan soms reuzen, zoals Simson?'
[5] Nu zei Ik: 'Hoe kun jij zoiets nu nog vragen, terwijl je aan Mijn zijde toch al zoveel tekenen van de kracht van Gods geest hebt gezien?! Ben je soms vergeten watje allemaal bij de oude Marcus in de buurt van Caesarea Philippi hebt gezien, en weet je niet meer hoe Rafaël nog maar een paar dagen geleden in de het huis van Lazarus die oude, ijzeren zuil opgetild heeft, en nog duizend andere tekenen?! Hoe kun je dan nog vragen terwijl je al die dingen hebt gezien, hoe de twaalf priesters van Jozua deze stenen uit de Jordaan hierheen hebben kunnen brengen? Was Gods kracht ten tijde van Jozua soms kleiner dan nu? Denk daar eens over na en vraag Mij verder geen dingen meer die een gewillig kind in de wieg al kan begrijpen!'
[6] Na deze opmerking van Mij begrepen allen nu hoe de twaalf priesters deze stenen heel gemakkelijk uit de rivier hierheen hadden kunnen brengen.
[7] Daarop kwam Kado naar Mij toe en zei: 'O goede Heer en Meester, als U niet boos op mij zou worden, zou mijn weetgierigheid met betrekking tot het oude en dit nieuwe Jericho nog een vraag hebben, die U vrijwel zeker al wel kent.'
[8] Ik zei: 'Hoewel Ik al weet wat je wilt vragen, kun je je vraag echter vanwege de anderen toch hardop uitspreken!'
[9] Hierop vroeg Kado: 'Uit het boek Jozua is bekend, en ook Uzelf hebt het nu heel in het kort aangeroerd, dat Jozua op Gods bevel iedereen met een onontkoombare harde straf bedreigd heeft, die het zou wagen de verwoeste oude stad weer opnieuw op te bouwen - en kijk, toch wonen wij in het nieuwe Jericho! Hoe komt het dan dat er in deze tijd toch een stad Jericho staat, op bijna dezelfde plaats waar eens het oude Jericho gestaan heeft? Heeft God soms achteraf Zijn dreigement ingetrokken en toch een nieuw Jericho laten ontstaan?'
[10] Ik zei: 'Je vergist je! God heeft Zijn woord niet teruggenomen en derhalve staat er op die ruime, woeste plaats, waar eens het oude Jericho heeft gestaan, tot op heden nog geen enkel huis of ook maar een heel armzalige hut. En waarom hebben jullie, bewoners van het nieuwe Jericho, dan nog nooit geprobeerd om ergens op de plek van het oude Jericho een huis van het puin te bouwen of tenminste toch een hut voor jullie schapen, geiten en varkens?'
[11] Kado zei: 'ja, zeer goede Heer en Meester, dat heeft zo zijn eigen redenen! Die volledig woeste plek, die een omtrek heeft van bijna twee uur gaans,'vertoont een sterke overeenkomst met de Dode Zee. Er groeit daar niet eens een mosplantje, laat staan iets anders. Bovendien heeft die beslist heel grote woeste plek af en toe een zo slechte en akelige uitwaseming, dat die mensen en ieder soort dieren zou doden, vooral als zij zich daar 's nachts zouden bevinden, en het zou dus erg onverstandig zijn om op die plaats een woonhuis of ook maar een hut te bouwen.
[12] Maar het is toch een opmerkelijke en wonderlijke omstandigheid, dat die vreselijke uitwaseming zich nooit uitbreidt tot buiten het gebied van die woeste plaats, en dus kan men hier in het nieuwe Jericho heel gezond leven, terwijl iemand, die zich ook maar enkele uren op die woeste plek zou ophouden, dat met zijn leven zou moeten bekopen. Voorzover ik weet heeft men deze plek vroeger ook wel gebruikt om misdadigers, die volgens de wetten de dood verdiend hadden, tijdens zo'n vreselijke uitwaseming naar die plaats te brengen, waar ze dan meer dan een uur lang moesten blijven. Men zegt dat de meesten om het leven gekomen zijn. Van degenen die echter levend terugkwamen zei men, dat de goden hun genadig waren; maar toch bleven ze daarna ziekelijk en leefden niet lang. En dat is een gemakkelijk te begrijpen reden, waarom tot op heden nog geen mens een woning op die woeste plaats gebouwd heeft en dat waarschijnlijk ook nooit zal doen - zoals het ook voor geen enkel mens goed is in de buurt van de Dode Zee, aan de zeer woeste oevers ervan lang te blijven, vooral wanneer een wind vanaf de watervlakte je tegemoet waait. Maar toch is het goede van deze woeste plaats dat de wind haar vreselijke uitwaseming nooit buiten haar stenen grenzen kan verspreiden.
[13] Of die kwade uitwaseming nu een gevolg is van die oude dreiging van God met straf, of van iets anders, dat zou ik eigenlijk niet weten te verklaren; maar toch blijft het opmerkelijk dat tegenwoordig niet eens slangen, adders en ander giftig gedierte hun armzalig beetje leven kunnen behouden op de plaats, waar in de oude tijd een zo grote en machtige koningsstad stond -wat men uit de vele ruïnes heel goed kan afleiden waar mensen woonden, handel dreven en hun beroep uitoefenden. En het is dus ook merkwaardig dat er ondanks het oude goddelijke verbod toch ook al enkele honderden jaren geleden een tweede, nieuw Jericho gebouwd is.
[14] O Heer en Meester! Kijk, dat zijn van die wonderlijke dingen die menige denker, die goed thuis is in de joodse Schrift, met betrekking tot de tijd van Jozua ontegenzeglijk enigszins bedenkelijk moeten voorkomen, en het is ook niet zo verwonderlijk dat menige jood daardoor zijn geloof en ook zijn begrip van de zaak verloren heeft. Hoe komt het eigenlijk dat er nu toch nog een Jericho staat?'
[15] Ik zei: 'Dat komt, vriend, omdat er aan de naam niets gelegen is, maar alleen aan de plaats. Waarom het echter zo is, zal Ik jullie nu meteen enigszins toelichten.
[16] Kijk, op de aarde zijn er bepaalde plekken en dikwijls meer uitgestrekte vlakten, waar het voor mensen en ook voor dieren niet goed is om te wonen, omdat daar vanuit het inwendige van de aarde -om voor jullie Grieken begrijpelijk te spreken -zich op bepaalde tijden kwalijke dampen omhoog werken naar de oppervlakte; deze dampen zijn afkomstig van de onderaardse zwavel -, steenkool en giftig metaal bevattende lagen. En deze oude plaats, die ongeveer een halfuur hier vandaan ligt, is ook zo'n plek, en tegenwoordig erger dan ten tijde van Abraham en Lot, toen tegelijk met Sodom en Gomorra Jericho en ook nog andere steden gebouwd werden -maar natuurlijk door de voorouders van Lot, die destijds over deze streek heersten, tot aan de zee toe!
[17] Reeds de voorouders van Lot waren ervoor gewaarschuwd dat ze zich niet in deze streek moesten vestigen en er geen steden moesten bouwen. Aangezien ze het ondanks de waarschuwing toch deden, werd hun aangeraden om een zo kuis en rein mogelijk leven te leiden; want alleen een kuis en daardoor ook levenskrachtig mens met een sterke, van Gods geest vervulde ziel kan weerstand bieden aan alle kwade en grove natuurgeesten, en zij kunnen zijn lichaam niet schaden Maar de eerder genoemde mensen volgden ook deze raad niet op en gingen binnen zeer korte tijd over tot allerlei geilheid, werden afgodendienaren en leidden een uiterst losbandig en onnatuurlijk brassend leven.
[18] Toch werden er van tijd tot tijd zuivere en van Gods geest vervulde boodschappers naar hen toe gezonden, die hen onderrichtten en hun de onontkoombare gevolgen toonden, die uit hun gebrek aan boetvaardigheid zouden voortkomen; maar men luisterde niet naar de boodschappers, bedreigde hen, vervolgde hen en stootte hen van zich af.
[19] Ten tijde van Lot echter was de plek onder de plaatsen waar de steden stonden, rijp geworden om door te breken; enerzijds omdat dat in het inwendige van de aarde al zo geordend en vastgelegd was, maar anderzijds - en wel hoofdzakelijk - omdat die genoemde mensen al hun geestelijke kracht kwijt geraakt waren en de kwade geesten van de grove en gerichte natuur dus een onbeperkte speelruimte kregen en zo steeds erger konden huishouden; en dat zouden ze niet zo gemakkelijk hebben kunnen doen als er in één van die steden nog slechts tien tot twintig geestelijk sterke en zuivere mensen geweest waren.
[20] Want waarlijk, Ik zeg jullie: een rein en geestelijk sterk mens is heer over de natuurgeesten, evenzo heer over de elementen en ook over alle dieren en alle planten en mineralen, van welke aard of soort die ook mogen zijn. Want als zijn ziel vervuld is van Gods geest, waarin alle macht en kracht uit God woont, kan hij ook de hele natuur gebieden en zelfs bergen moeten zich dan buigen voor de macht van zijn wil en zijn onwankelbaar geloof en vertrouwen in de ene, ware, almachtige God.
[21] In de tijd van Lot bestond er behalve hijzelf echter niet één zo'n mens meer, en daarom kreeg hij de waarschuwing om te vluchten als hij niet met alle anderen te gronde wilde gaan. En Lot vluchtte en werd gered; want op diezelfde dag vond de alles vernietigende uitbarsting plaats en het grote Sodom en Gomorra ging ten onder op de plaats waar de Dode Zee nu nog dikwijls boosaardig tekeer gaat en dat nog heel lang zal doen.
[22] En zie nu, met het oude Jericho stond het er in de tijd van Jozua niet veel beter voor, waar - let wel! - een hoer nog de zuiverste ziel had; zij werd dan ook behouden, omdat zij naar de boodschappers, die door Jozua naar de stad gezonden waren, geluisterd had, hun woorden ter harte had genomen en hen in bescherming genomen had!
[23] Jozua, die evenals zijn priesters een zuiver en van Gods geest vervuld mens was, had de inwendige, vernietigende uitbarsting van die plaats wel kunnen voorkomen; hij heeft de slechte natuurgeesten voor altijd steeds verder van deze plaats verbannen en hun voor hun activiteit een plaats onder de bodem van het water van de Dode Zee toegewezen. Maar desondanks moest hij de mensen heel nadrukkelijk verbieden om op die gevaarlijke plaats ooit weer een stad te bouwen, wat tot op de dag van vandaag ook in acht genomen is en ook in de toekomst in acht genomen zal worden.
[24] En zo heb Ik jullie nu de reden getoond, waarom Jozua zo heel nadrukkelijk geboden heeft om op die plaats nooit meer een stad te bouwen - met welke naam dan ook. Maar deze plaats, waar nu dit Jericho staat, is niet slecht, hoewel hij zich in de buurt van de oude, slechte plaats bevindt, en daarom kon er ook een kleine stad gebouwd worden; maar de naam heeft helemaal niets te betekenen.'
«« 189 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.