Gods openbaringen bij de volkeren

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 196 / 220 »»
[1] (De Heer:) 'Er is geen volk op de hele aarde, waaraan God Zich niet op de juiste tijd geopenbaard zou hebben; maar dan hadden de ouders volgens Gods wil hun kinderen voortdurend zodanig moeten opvoeden, dat ze uitsluitend in het levende geloof aan de ene, ware God gebleven waren en daardoor ook bleven handelen volgens Gods bekende wil. Maar omdat de juiste deemoed en zelfverloochening uit liefde tot God maar al te gauw te lastig werd voor de mensen, zoals Ik al gezegd heb, lieten ze die achterwege en vervielen ze tot liefde voor de wereld en eigenliefde. Dat verduisterde hun zielen, waardoor die zich dusdanig met de dode materie verenigden, dat zij al het zuiver geestelijke kwijtraakten; en daarna is het voor de valse profeten heel gemakkelijk geweest om de toch al sterk verduisterde mensen nog duisterder te maken dan ze door hun traagheid vanaf hun geboorte reeds waren.
[2] Als gevolg van het feit dat een mens een volledig vrije wil heeft, over zichzelf moet beslissen en zich geestelijk moet ontwikkelen, is vanuit God in ieder mens de traagheid gelegd; maar zodanig, dat hij die met zijn wil kan overwinnen, wat hem in het begin natuurlijk wel veel moeite en evenzoveel zelfverloochening kost.
[3] Als de mens reeds vanaf zijn kindertijd tot de juiste werkzaamheid aangespoord wordt en in gehoorzaamheid, deemoed, zachtmoedigheid en de juiste zelfverloochening wordt opgevoed, zal hij weldra sterk en machtig worden in het zuivere en ware kennen van God en in de liefde tot Hem, en God zal Zich dan opnieuw aan hem kunnen openbaren zonder zijn vrije wil te schaden, waarna er meer licht en meer leven in de ziel komt; maar omdat de mensen de hun aangeboren traagheid niet leren bestrijden en overwinnen, omdat de ouders daar reeds te laks voor zijn, stikken de mensen in de hun noodzakelijkerwijs aangeboren traagheid, reeds lang voordat ze ook maar een poging hebben gedaan om die in zichzelf te bevechten en te overwinnen.
[4] En kijk, zo gaat dan het ene volk na het andere over in de nacht van het leven en verliest het ieder innerlijk, geestelijk levenslicht! Maar wanneer dat verloren is, hoe kan er dan een nieuwe openbaring plaatsvinden? Dan is het van God uit gezien wijzer om zo'n volk zonder enige verdere openbaring te laten en het op te voeden en tot werkzaamheid te brengen door middel van de bittere gevolgen die uit de traagheid moeten voortkomen; want pas dan worden de mensen door de nood tot enige nuttige werkzaamheid gedwongen en kunnen ze daardoor weer het vermogen verwerven, waarin God Zich aan hen kan tonen en opnieuw kan openbaren, zoals dat nu het geval is.
[5] En door wat Ik jullie allemaal, heidenen en joden, nu heb getoond zullen jullie wel inzien, dat God geen enkel volk van deze aarde zonder openbaring heeft gelaten; maar wanneer het die in de loop der tijd kwijtgeraakt is, dan kwam het altijd alleen door henzelf, zoals Ik jullie heb laten zien. En jij, blinde Arabier, zeg Mij nu of jij dat nu ook met je scherpe wereldse verstand goed begrepen hebt!'
[6] De Arabier zei: 'Heer en meester, ik heb het wel begrepen en zo is het ook precies zoals u gezegd hebt; maar als de traagheid een kwaad is dat de mens aangeboren is en dat hij met de kracht van zijn vrije wil moet bevechten en overwinnen, moet God hem daarbij toch ook behulpzaam zijn en wel op zo n manier dat de op zichzelf zwakke mens tenminste in een bepaalde periode van zijn leven gemakkelijker heer en meester over zijn aangeboren traagheid zou kunnen worden! Want een mens in zijn traagheid helemaal ten onder te laten gaan zonder dat hem hulp is geboden dat vind ik niet zo verenigbaar met goddelijke liefde, wijsheid en erbarmen!'
[7] Ik zei: 'Nu zie jij dat weliswaar nog niet in; maar wanneer jij zelf in de geest gewekt zult zijn, zul je ook de reden van dat alles inzien en goed begrijpen. Maar omdat.het nu al middernacht is geworden en Ik en Mijn leerlingen een lange reis gemaakt hebben, willen wij onze ledematen de noodzakelijke nachtrust gunnen; en daarmee is het werk voor vandaag beƫindigd!'
[8] Toen de waard dat van Mij hoorde en Ik van tafel opstond, bracht hij Mij samen met Mijn oude leerlingen naar een slaapvertrek, waar wij ons direct te ruste begaven .
[9] De andere leerlingen, de Essenen en de vreemdelingen bleven echter nog een paar uur bij elkaar en er werd nog veel gesproken over Mijn daden en lessen. En de Arabieren werden geloviger en begonnen in te zien wie Ik was. Maar na een poosje overviel de slaap hen allen en ze hielden hun nachtrust aan tafel.
«« 196 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.