De vrouw van de waard

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 213 / 220 »»
[1] Maar al gauw kwam zijn vrouw de eetzaal binnen om haar man, die haar te lang wegbleef, te vragen wat Ik als middagmaal had besteld, en of Ik misschien Zelf in de keuken op een of andere wonderbaarlijke wijze zou meewerken aan het bereiden ervan.
[2] Toen ze echter direct merkte dat wij allemaal aan de rijkelijk van spijzen en drank voorziene tafels zaten en aten en dronken, sloeg zij van verbazing haar handen boven haar hoofd ineen en (de vrouw) zei: 'Maar om Mozes wil, wiens dag wij vandaag eren, wat is dat dan?! Waar komen die spijzen en die wijn nu vandaan?'
[3] De waard zei: 'Stel geen vergeefse vragen! Want ook al zouden wij het je zeggen, jij zou het toch niet begrijpen; later zul je wel een keer horen waar deze spijzen vandaan gekomen zijn. Maar zie er in de keuken nu op toe dat alle andere gasten in de andere eetkamers behoorlijk bediend worden!'
[4] Daarop ging de vrouw meteen weer de keuken in en deed haar plicht. Maar het liet haar toch niet los waar die spijzen vandaan gekomen waren. Daarom onderwierp zij het personeel ook aan een grondige ondervraging door wie, hoe en wanneer en waarvandaan de spijzen gehaald waren. Maar toen allen naar volle waarheid verzekerden dat zij het niet wisten, hield de vrouw het niet meer uit van nieuwsgierigheid en kwam nogmaals naar ons toe, om bij één van Mijn leerlingen te informeren hoe dat nu met die spijzen zat.
[5] Toen zei een Esseen tegen de vrouw: 'Als jij niet te blind was met je verstand, had je allang moeten merken wat voor wonderen zich hier en ook buiten de herberg hebben voorgedaan, enkel door de wil van de eeuwig grote Heer en Meester -en zo zijn ook deze spijzen ontstaan. Ze zijn werkelijk uit de hoogste hemelen hierheen gebracht. Maar kom eens hier en proef alles, en zeg dan als goede keukenmeesteres hoe deze hemelse kost jou smaakt!'
[6] Toen kwam de vrouw een beetje verlegen naar de Esseen toe en proefde de spijzen, het brood en de wijn, en gaf toe dat zij in haar hele leven nog nooit iets had gegeten wat zo buitengewoon goed smaakte. Nu geloofde zij zelf dat deze spijzen niet in een aardse keuken bereid waren.
[7] Maar de Esseen wees met zijn hand naar Mij en zei: 'Kijk, daar zit de eeuwig grote Spijsmeester, die nu dit heerlijke middagmaal op wonderbaarlijke wijze in één enkelogenblik en niet op menselijke wijze heeft bereid, maar puur zo geschapen heeft als Hij ook op de hele aarde voor alle schepselen eeuwig het hun passende voedsel schept! En nu weet je voorlopig genoeg; geloof, opdat jij zalig wordt! Er is dit huis een groot heil ten deel gevallen, evenals deze hele plaats, en wij zullen God daar nooit genoeg voor kunnen loven en prijzen. -En nu kun jij, vrouw, weer aan je werk gaan; maar over wat je nu gehoord hebt moet je niets tegen andere mensen zeggen, want de Heer en Meester wil het nu zo!'
[8] Toen ging de vrouw naar Mij toe en bedankte Mij voor wat ze gegeten had, waarna ze weer naar de keuken ging.
[9] Maar Ik zei tegen allen: 'Weliswaar is er vanaf het begin geen enkele vrouw geroepen om als profetes voor een volk te profeteren; maar als het hart van een vrouw vroom is en zij de geboden houdt en haar kinderen wijs opvoedt in de ware eerbied tot God en in liefde, dan is zij ook gelijk een profeet en neemt Gods geest ook in haar hart Zijn intrek.
[10] Daarom moeten jullie, als jullie in de toekomst Mijn woord zullen verkondigen, de vrouwen niet buitensluiten, zoals tot nu toe dikwijls het geval was, maar jullie moeten hun ook niets onthouden van wat jullie over het Godsrijk geopenbaard is; want wat de vrouwen als moeders en voornaamste opvoedsters de kinderen leren, is blijvender en meer waard dan het onderricht van alle hogescholen ter wereld!
[11] Wanneer een vrouw wijs is, worden ook haar kinderen wijs; maar als een vrouw dom en onontwikkeld is, zullen ook haar kinderen niet gemakkelijk tot profeten gemaakt kunnen worden. Daar geldt het spreekwoord, volgens welk een appel nooit ver van de boom valt.
[12] Het is heel juist dat een vrouw een goede, ijverige huishoudster is en ook haar kinderen in het huishouden opleidt en oefent; maar het is nog beter wanneer zij, zelf vervuld van de geest der waarheid uit God, ook het hart van haar kinderen met diezelfde geest vervult. Aan zulke kinderen zal Mijn evangelie dan gemakkelijk en succesvol verkondigd kunnen worden. Neem dat in de toekomst dan ook goed in acht!'
[13] Roclus, de andere Essenen en de waard bedankten Mij voor deze les en Roclus zei nog in het bijzonder: Ja, Heer en Meester, het is bij ons, en met name bij de joden in de omgeving van Jeruzalem, steeds de grote fout geweest dat er veel te weinig aandacht is geschonken aan de ware ontwikkeling van het hart en het verstand van de vrouwen, en daarin moet dan ook vooral de oorzaak van de volledige verduistering en het verval van de mensen in het zuivere geloof in één God gezocht worden! Van nu af aan zullen wij de vrouwen dan ook niet onthouden wat, net als bij de mannen, voor hun geestelijke ontwikkeling nodig is.'
[14] Ik zei: 'Doe dat, dan zal het weldra licht worden onder de mensen! Maar wanneer men ooit later deze raad van Mij niet zal opvolgen en de vrouwen weer werelds en zelfingenomen worden, zal de aloude duisternis weer onder de mensen opduiken, en het geloof zal uitdoven en de liefde verkillen; en zo zal er opnieuw droeve ellende onder de mensen zijn, zoals die er nog niet eerder geweest is. Want nu is door Mij voor alle mensen het helderste licht opgegaan. Wanneer de maan verduisterd wordt, zal daardoor de nacht van de aarde weliswaar ook groter zijn, maar uiteindelijk nog veel draaglijker dan wanneer midden op de heldere dag de zon volkomen verduisterd zou worden. Denk bij jezelf goed na over dit beeld!'
[15] Mijn leerlingen zeiden: 'Heer en Meester, dit beeld is ons niet duidelijk! Wat stelt de maan voor, en wat is de zon? Hoe moeten wij dat uitleggen?'
[16] Ik zei: 'Hoe lang zal Ik nog onder jullie moeten leven, voor jullie geheel en al tot inzicht zijn gekomen? -De tijd vanaf Adam is, wat betreft de geestelijke ontwikkeling van de mensen door middel van de vele profeten via de weg van openbaringen, geweest als het licht van de maan. De maan wisselt met zijn licht: hij is een tijdlang helemaal niet te zien en neemt dan weer toe, tot hij vol wordt. Zo ging het met de kennis van God tot in deze tijd. Door het woord en door de tekenen van de profeten nam deze kennis bij de verschillende volkeren toe tot een volkomen licht. Deze profeten waren derhalve steeds als het volle licht van de maan, die ook geen eigen licht heeft maar het van de zon leent, net zoals alle profeten in alle tijden ook alleen maar een uit God, een uit de zon van de engelen en geesten geleend licht hadden, waarmee ze de mensen verlichtten.
[17] Naast en na de profeten stonden er ook andere leraren op, stelden allerlei toevoegingen en verklaringen op en verduisterden de oorspronkelijke leer op die manier steeds maar meer, zodanig, dat er daarna weldra niets meer van over was. Toen moesten de mensen zich in hun nacht met het zwakke licht van de sterren behelpen, tot er weer een profeet onder hen opgewekt werd. De geestelijke nacht, die op die manier donker was geworden, werkte niet zo deprimerend op het gemoed van de mensen, aangezien hun geloof in Eén God, net als het zwakke licht van de vele sterren, nooit volledig uit kon doven.
[18] Maar nu is in Mij de zon der hemelen zelf voor de mensen opgegaan. Deze heeft geen geleend, maar haar hoogst eigen machtige licht, dat zelf niet toe of afneemt. En wie Mij herkend heeft, zal Mij niet de ene keer meer en dan weer minder kennen. Maar het is heel goed mogelijk dat dit heldere licht in de mens door zijn wereldse instelling en door zijn zelfingenomenheid helemaal uitdooft, en dan zal hij er vergelijkenderwijs net zo aan toe zijn als de aarde, wanneer de zon, die alles heel helder verlicht en verwarmt, aan de hemel plotseling helemaal uitgedoofd zou worden. Dan zal het zwakke licht van de sterren de mensen geen troost meer kunnen bieden, omdat zonder de zon alles op aarde door de kou moet verstarren en sterven
[19] Wanneer vanaf nu het geloof in Mij -Mijn levenslicht in de mens zal uitdoven, zal daarmee ook de liefde - de levenswarmte - geheel en al verkillen, en dat zal dan een zodanige droeve ellende onder de mensen tot gevolg hebben, dat zij zich veelongelukkiger zullen voelen dan een vertrapte worm, die in het stof draait en kronkelt. En velen zullen luid roepen: 'Wat zijn de dieren toch gelukkig, vergeleken bij ons mensen! Zij leven en kennen de dood niet; maar wij moeten leven, om de dood en zijn verschrikking steeds voor ogen te hebben!'
[20] Kijk, dat is de grote droeve ellende onder de mensen, als het licht en de liefde hen verlaten heeft! Streef er dus naar dat de mensen in het licht blijven, dan zullen zij ook in de liefde blijven en geen dood voor zich zien, voelen of smaken! -hebben jullie dat nu goed begrepen?'
[21] Allen zeiden: 'Ja, Heer en Meester; maar het is toch treurig dat dat mogelijk is! ,
[22] Ik zei: 'Zeer zeker -maar Ik kan de mens zijn vrije wil niet afnemen, omdat hij anders geen mens zou zijn. Maar laten we er nu over ophouden! Laten wij nu nog eten en drinken en onze ledematen sterken; daarna zullen wij weer werken!'
[23] Daarop aten en dronken wij heel welgemoed, en er werd nog menige opmerking gemaakt over de goede smaak van de spijzen, het brood en de wijn.
«« 213 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.