Het grootste wonder van de Heer: Zijn woord (8.8.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 214 / 220 »»
[1] Toen wij het maal beëindigd hadden en van tafel waren opgestaan, vroeg de waard aan een leerling of Ik al eens vaker zo'n wonder gedaan had.
[2] De leerling zei: 'Op eenzelfde manier zijn er al dikwijls enkele duizenden mensen onder de blote hemel gespijzigd! Ook heeft de Heer verscheidene keren, als men geen wijn maar alleen water had, en niet van het zuiverste soort, dat door Zijn wil voor ons en vele anderen in de beste wijn veranderd; zo heeft Hij ook door Zijn woord en door Zijn leer ons oude, bedorven en troebel geworden geloofswater levend gemaakt, gelijk de. best wijn. Werkelijk, de Heer heeft in minder dan tweeënhalf jaar buitengewoon veel grote wonderwerken gedaan, en wel zoveel, dat die nauwelijks meer te tellen zijn of in boeken beschreven zouden kunnen worden! Maar het grootste en eeuwig blijvende wonder is Zijn woord; wie zich daarnaar richt, zal het eeuwige leven in zich hebben.
[3] De tekenen, die de Heer nu doet, getuigen voor ons echter alleen maar van het feit dat Hij de Heer is. In de toekomst zullen evenwel niet meer de tekenen die door Hem gedaan zijn getuigen van Zijn goddelijke heerlijkheid, maar Zijn leer in het hart van de mensen die ernaar zullen leven en handelen; want die zal in ons het meest zaligmakende teken van het ware en helder van zichzelf bewuste leven teweegbrengen -en dat is meer dan wanneer de Heer nu in ons bijzijn nog zoveel grote wondertekenen zou doen, waar wij en onze opvolgers het latere nageslacht wel over kunnen vertellen, maar die zij toch maar voor de helft of waarschijnlijk vaak ook helemaal niet van ons zouden willen geloven. En zo zullen de tekenen die nu gedaan zijn maar weinig invloed hebben om het geloof van de latere generaties te vergroten, maar de aan hen overgeleverde leer, die op zichzelf de helderste en meest onbetwijfelbare waarheid is, zal dat wel doen!
[4] Vriend, dat wij hier nu zijn is wel zeker, waar en gewis, en dat de Heer nu voor onze ogen grote tekenen heeft gedaan, betwijfelt niemand - van ons; maar over ongeveer honderd jaar zal dat allemaal tot het rijk der wereldgeschiedenis behoren en - zoals alles, wat tot dit rijk behoort grotendeels door velen betwijfeld en niet geloofd worden.
[5] Maar de lichte waarheid, dat twee en twee samen vier zijn, zal tot aan het eind van alle tijden onwankelbaar blijven staan en zo ook de leer uit de goddelijke mond van de Heer, volgens welke ieder mens God moet kennen, in Hem alleen moet geloven en Hem boven alles en zijn naaste als zichzelf moet liefhebben. Dat is een levenswaarheid die nooit bestreden kan worden, omdat zonder die waarheid ten eerste geen gemeenschappelijk samenleven van mensen zou kunnen bestaan, dat alleen hier op aarde tijdelijk en materieel van aard is, en ten tweede omdat zonder die waarheid en het in de praktijk brengen ervan geen enkele ziel het eeuwige leven uit God zou kunnen ontvangen. Want de liefde is de eeuwige geest van het leven en derhalve het leven zelf
[6] Wanneer de mensen onder elkaar en ten opzichte van God geen enkele liefde meer hebben, volgt daaruit ook strikt logisch de waarheid, dat zij ook het innerlijke en eigenlijk enig ware leven van de ziel niet meer hebben. Bekommer je dus in het vervolg alleen maar om de leer, die de Heer ons geopenbaard heeft, en de zeer lichtende geest van waarheid ervan, en handel ernaar, om het eeuwige leven te krijgen; want tekenen kunnen noch jou noch iemand anders het eeuwige leven schenken.
[7] Dat de Heer in Zichzelf eeuwig almachtig is en de hoogste wijsheid bezit, laten ons niet alleen de nu gedane wondertekenen zien, maar daarvan getuigt in alle tijden en voor de ogen van alle mensen de grote schepping, die alle denkende mensen voortdurend luid toeroept: ' Achter deze talloos vele en wijze, grote werken moet een uiterst wijze en almachtige, eeuwige Werkmeester verborgen zijn! ' Maar hoewel de mens Zijn roep hoort en de Werkmeester op de een of andere manier begint te zoeken -en daar doet hij goed aan -voelt hij daarbij toch zijn eigen machteloosheid en zwakheid, die hij niet in een goddelijke kracht kan veranderen.
[8] Maar als jij nu volgens de aan ons geopenbaarde leer van de Heer zult leven en handelen, zal jouw machteloosheid en zwakheid door de kracht van de goddelijke liefde in jou veranderd worden in eigen macht en sterkte; en dat zal beslist heilzamer voor je zijn dan wanneer je verder nog getuige zou zijn van nog vele duizenden tekenen, maar voor jezelf toch in je oude machteloosheid en zwakheid zou blijven! Kijk, dat is mijn goed gefundeerde mening!'
[9] Ik zei tegen de leerling, die nu zo gesproken had: 'Natanaël, tegen jou hoef Ik niet meer te zeggen: 'Hoe lang zal Ik jou nog moeten verdragen, voordat jij inzicht krijgt in Mijn rijk! ' Want jij hebt het juiste inzicht al verkregen en daarom zeg Ik opjouw woorden nu 'amen' en bevestig alles wat jij gezegd hebt als een volle, zuivere waarheid; want zo is het en zo zal het ook voor altijd blijven.
[10] Wie Mij zal zoeken in Mijn werken en tekenen, zal een zwaar en moeizaam karwei hebben, en hij zal gemakkelijk bezwijken onder de zware last ervan; maar wie Mij zal zoeken in en door de liefde, zal Mij als de kracht van al het leven weldra zonder veel moeite in zichzelf vinden. En als hij Mij gevonden heeft, heeft hij ook alles gevonden, namelijk het eeuwige leven en de macht, kracht en wijsheid ervan. Dat moeten jullie allemaal goed onthouden en ook aan de andere mensen verkondigen!
[11] Maar laten we nu naar buiten gaan en een beetje om ons heen kijken, wat zich zo hier en daar voordoet!'
«« 214 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.