De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 220 / 220
[1] Daar aangekomen, zei Ik tegen de waard: 'Nu kun je voor een avondmaal zorgen; want wij hebben flink gewerkt, en wie werkt, moet ook eten!'
[2] De waard ging dan ook direct weg om voor een avondmaal te zorgen.
[3] Ik gaf Roclus nog allerlei aanwijzingen over wat hij allemaal moest doen, om steeds het beste doel te bereiken. En zo gaf Ik hem ook een raad hoe hij de kinderen moest bijbrengen dat zij in Mij de Vader in de hemel gezien en gesproken hadden.
[4] Er werden nu ook enkele Essenen naar de burcht gestuurd vanwege het reeds bekende tot leven wekken van de dode kinderen. T oen ze weldra terugkwamen, was ook het avondmaal al klaar, en wij gingen dan ook onmiddellijk aan tafel zitten en namen het welgemoed tot ons.
[5] Na de maaltijd stuurde Ik de Essenen allemaal weg met aanwijzingen voor wat zij nog deze nacht te doen hadden. Zij bedankten Mij en gingen aan hun werk.
[6] Toen de Essenen, behalve Roclus, ons volgens Mijn wil verlaten hadden, spraken wij met elkaar nog over heel veel dingen tot bijna tegen middernacht, en Roclus schreef intussen in zijn notitieboek heel in het kort alles op wat er allemaal op deze voor Essea zeker meest gedenkwaardige dag van 's morgens tot 's avonds gebeurd was. Maar tegen middernacht stond ook hij op van tafel, bedankte Mij van ganser harte voor alles en vroeg Mij of Ik hem wilde toestaan Mij morgen vóór Mijn vertrek nog een keer te bezoeken en Mij een groot gedeelte van de weg te begeleiden.
[7] Maar Ik zei tegen hem: 'Vriend, je kunt doen wat je wilt en wat jouw ware en levende liefde voor Mij doet, is altijd welgedaan! Maar je zult morgen al heel vroeg belangrijke dingen te doen en af te handelen krijgen, die moeilijk uit te stellen en te bespreken zijn; daarom neem Ik jouw wil, om Mij morgen nog een keer te bezoeken en een eind te begeleiden, aan als de uitvoering ervan.
[8] Ik Zelf zal vroeg in de ochtend met Mijn leerlingen op weg gaan naar Jericho, om na zonsondergang ter plaatse te zijn. Jij denkt natuurlijk dat die lange weg op natuurlijke wijze niet in één dag af te leggen zal zijn. Maar Ik zeg je dat bij Mij alle dingen mogelijk zijn. Morgen is weliswaar een sabbat, waarop een jood ook niet zou mogen reizen. Maar Ik ben een Heer, ook over de sabbat, en zegje dat ieder mens ook op een sabbat goede werken kan en mag doen! Maar daarmee wil Ik de sabbat niet opheffen; maar de oude sabbatsluiheid van de joden hef Ik op, en Mijn leerlingen zullen dan ook op iedere sabbat in Mijn naam bezig zijn! Want door de luiheid op de sabbat wordt God een slechte eer bewezen.
[9] Ik heb je dit gezegd, omdat jij ook in dit opzicht jouw broeders Mijn wil bekend moet maken; want enkelen van hen vinden bij zichzelf de luiheid van de sabbat nog erg belangrijk.
[10] En nu weetje alles wat jullie voorlopig nodig hebben. Maar als jullie bij verschillende gelegenheden in Mijn naam zullen onderwijzen en werken, maak je dan geen zorgen over hoe en wat jullie moeten spreken en hoe jullie een werk moeten beginnen en beëindigen; want Ikzelf zal jullie steeds alles in het hart en in de mond leggen, jullie verstand goed verlichten en jullie moed en wil sterken! Met deze verzekering kun je nu ook vol troost de noodzakelijke lichamelijke rust nemen, zodat je morgen onverdroten kunt werken.'
[11] Na deze woorden van Mij groette Roclus Mij en Mijn leerlingen nogmaals heel hartelijk en ging, met tranen van liefde in zijn ogen, de herberg uit naar de burcht, en wij gingen toen ook slapen.
[12] Vroeg in de ochtend verlieten wij onze rustplaatsen en maakten ons gereed voor het vertrek.
[13] Maar de vriendelijke waard kwam naar Mij toe en vroeg Mij om vóór het vertrek toch een ochtendmaal tot Mij te nemen, omdat de weg lang en troosteloos was en men er een volle dagreis lang geen herberg tegenkwam.
[14] Ik zei: 'Vriend, die hebben wij ook niet nodig; want Ik Zelf ben de Herberg van alle herbergen! Jij hebt gistermiddag gezien hoe wij zonder jouw keuken beslist uitstekend verzorgd werden - en kijk, zo kan Ik het ook op die weg zonder herberg doen!
[15] Spoedig na ons vertrek zullen er echter armen uit de streek rond Jericho in deze herberg komen en hier hulp zoeken; bedien hen, in plaats van ons, dan zul je daardoor een Mij welgevallig werk doen!'
[16] De waard beloofde Mij dat hij alles zou doen wat Ik hem en ook alle anderen gezegd en aangeraden had, en vroeg Mij of Ik steeds genadig aan hem zou willen denken.
[17] En Ik verzekerde hem daarvan en zei: 'Blijf in Mij, onwankelbaar in geest en hart door het daadwerkelijke opvolgen van Mijn leer, dan zal Ik met Mijn genade en liefde in jou krachtig en werkzaam blijven! Amen.'
[18] Daarop gingen wij snel naar buiten en trokken weg van deze plaats.
«« 220 / 220
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.