De Heer verklaart het wezen van bezetenheid

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 32 / 220 »»
[1] Ik zei: Jouw ervaring is juist, en Ik heb Zelf hier in het land van de joden en ook bij de Grieken verscheidene mensen van dergelijke kwalen bevrijd. Er bestaan dus werkelijk zulke mensen, die een bepaalde tijd door boze geesten in bezit genomen worden, echter alleen maar wat hun lichaam betreft, zonder dat de ziel van zo'n bezetene daardoor ook maar in het minst geschaad kan worden.
[2] De slechte geesten die het vlees van een mens in bezit nemen zijn in werkelijkheid zielen van gestorven mensen, die ooit op de wereld een verdorven leven hebben geleid, en dat terwijl ze heel goed wisten dat het slecht was waar ze mee bezig waren.
[3] Bezetenheid komt echter alleen voor bij mensen wier geloof in een God en in de onsterfelijkheid van de ziel verdwenen is.
[4] Deze voorvallen, die optreden in tijden dat het geloof steeds minder wordt en die er op zichzelf erg verontrustend uitzien, worden toegelaten opdat de ongelovigen daarmee een krachtige vermaning krijgen dat hun ongeloof vruchteloos is, en dat er na het afvallen van het lichaam een zeker voortleven van de ziel van de mens bestaat en zeker ook een God, die ook aan gene zijde heel goed in staat is de slechtheid en domheid van de mensen te tuchtigen.
[5] De boosaardige geest die het vlees van een mens in bezit neemt ervaart ondanks zijn boze verzet voor hem nauwelijks te verdragen verdeemoedigIngen en wordt dan zachter en lichter in zichzelf; degenen die getuige zijn van zulke toestanden worden als het ware met geweld uit hun al te materiële en duistere levenswandel gerukt, beginnen over het geestelijke na te denken, en worden beter in hun doen en laten.
[6] En zo heeft deze onder de mensen voorkomende en zeer ernstig uitziende zaak in tijden van het grootste gebrek aan geloof ook absoluut goede kanten, zoals jij dat bij jouw Illyriërs zelf zeker hebt waargenomen.
[7] De beide priesters, die het volk voorheen met allerlei magische bedriegerijen aan zichzelf wisten te binden, voor zichzelf niets geloofden, maar toch belangrijke schatten vergaarden, zijn door die bezetene op heel andere gedachten gekomen en hebben in belangrijke mate van hun bedriegerijen afgezien; want de boze geest heeft hun al meerdere keren toegebruld dat ze zeer armzalige bedriegers waren, en dat hij veel beter was dan zij, die hem in hun machteloosheid wilden bestrijden.
[8] De beide priesters geloven nu zonder meer dat de ziel na de dood van het lichaam voortleeft en geloven nu in één God, omdat de geest hun ook verscheidene keren naar het hoofd geslingerd heeft dat hij zelf als boze geest veel belangrijker was dan tienduizend legioenen van hun ingebeelde afgoden, met wier hulp zij hem wilden uitdrijven; maar dat er slechts één ware God was, aan wie hij zou gehoorzamen als die hem zou bevelen uit het vleselijke huis te vertrekken.
[9] Dat hebben echter ook de andere mensen gehoord, en daardoor is ook hun geloof veranderd en beter geworden, en daarom is zo'n bezetenheid niet altijd zó heel slecht en als het ware ten onrechte door God toegelaten, zoals het menselijke verstand zich dat voorstelt.
[10] Bij mensen die een waar en levend licht geloof hebben komt bezetenheid al helemaal nooit voor, omdat de ziel van de mens en ook de geest daarin het lichaam zodanig doordringen, dat er geen vreemde en wellicht ook nog boze geest in een zuiver en van geest doortrokken vlees kan binnendringen. Maar wanneer de ziel van een mens duister, vleselijk en materieel is geworden en daardoor ook angstig en vreesachtig, ziek en zwak, zodat ze geen weerstand kan bieden aan een vreemde indringer, dan kan het ook gemakkelijk gebeuren dat de slechte zielen, die zich na het uittreden uit hun lichaam meestal ophouden en hun kwade praktijken uitoefenen in die lagere regionen van deze aarde waar mensen van hun slag in het vlees leven, soms in het lichaam van een zwak mens binnendringen; ze nestelen zich dan meestal in het meest zinnelijke onderlichaam en beginnen zich als vreemde en steeds slechte geesten door middel van het vlees van de bezetene naar buiten toe te uiten.
[11] Wat de ziel aangaat lijdt de bezetene evenwel nooit enige schade, zoals Ik direct in het begin al opgemerkt heb, en zo is bezetenheid, zoals ook reeds gezegd, niet zo erg als de mensen denken.
[12] Wanneer jullie echter in het vervolg zulke bezetenen zullen aantreffen, moeten jullie hun in Mijn naam de handen opleggen, dan zullen de slechte geesten de bezetene verlaten. Mochten jullie echter iemand tegenkomen die door een hardnekkige geest bezeten is, bedreig dan die geest, dan zal hij onmiddellijk gehoorzamen aan wie hem ernstig en in vol geloof in Mijn naam bedreigd heeft! Want waar Mijn leer door jullie aan de mensen verkondigd wordt, is het niet meer nodig dat ook de duivels vanuit het vlees van een bezetene het geheel vervallen geloof bij de mensen moeten oprichten. Waar engelen onderwijzen, moeten de duivels op de vlucht gejaagd worden!
[13] Wat nu evenwel die Illyrische bezetene en ook zijn omgeving betreft: hij leeft nog en is nu van zijn plaag bevrijd, en zijn omgeving gelooft nu in één, hem weliswaar nog onbekende God, alsook in de onsterfelijkheid van de ziel, en als iemand van jullie daar binnenkort zal komen in Mijn naam, zal hij het bij die mensen en ook in de wijde omtrek van dat land gemakkelijk hebben om de mensen tot het ware geloofslicht te bekeren en hun bijgeloof te gronde te richten. - Heb jij, Agrippa, dat nu goed begrepen?'
«« 32 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.