Het wezen van satan

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 34 / 220 »»
[1] Nu kwam weer één van de in Emmaüs bekeerde Farizeeën die een schriftgeleerde was, naar voren en zei: 'Heer en Meester! Wij weten nu wel hoe het naar waarheid gesteld is met de bezetenen en wie in de grond van de zaak de boze geesten zijn, waardoor hier en daar het lichaam van een mens in bezit wordt genomen; maar in de Schrift wordt niettemin heel nadrukkelijk gesproken over de werkelijke, aartsboze duivels en over hun vorst, satan, en tevens gezegd dat satan, die ook Lucifer genoemd wordt, en een ontelbaar groot aantal engelen die zich naar hem gericht hebben door God verstoten zijn en in het eeuwige hellevuur zijn geworpen.
[2] Zo staat er ook geschreven dat satan in de gedaante van een slang de eerste mensen ten val bracht, en hoe God de vrome Job door hem liet verzoeken.
[3] Hoe zit. het nu. volgens. Uw nieuwe leer met satan en zijn aan hem ondergeschikte duivels? Wie en waar is satan en wie en waar zijn de duivels?'
[4] Aangezien het ons door U vergund is om het gehele mysterie van Gods rijk te begrijpen, moeten wij ook wat dat betreft duidelijkheid hebben; wilt U daarom zo genadig zijn om ons daar een begrijpelijke uitleg over te geven!'
[5] Ik zei: 'Daar is door Mij al veel over gezegd en uitgelegd, en Mijn oudere leerlingen weten waar ze aan toe zijn; maar omdat jij nog een nieuweling bij Mij bent, mag jij wel vragen naar wat jou nog niet bekend gemaakt werd; luister dus!
[6] Kijk, wat de eindeloze ruimte als materie in zich bevat, is gericht en daardoor gefixeerd door de macht van Gods wil! Wanneer dat niet zo zou zijn, zou er zich geen zon, geen maan, geen aarde en al helemaal geen schepsel in de grote eindeloze ruimte bevinden; dan zou alleen God bestaan, Zijn grote gedachten en ideeën aanschouwend.
[7] God heeft echter al sinds eeuwigheid Zijn gedachten als het ware buiten Zichzelf geplaatst en ze door Zijn almachtige wil van een lichaam voorzien. Deze belichaamde gedachten en ideeën van God zijn echter strikt genomen geen lichamen, maar het zijn geestelijke dingen die zich in het gericht bevinden en rijpingsvaten ten behoeve van een zelfstandig 'zijn'. Het zijn dus schepselen, bestemd om als het ware uit zichzelf en uit eigen kracht eeuwig voort te leven naast Mij, de voor hen zichtbare Schepper.
[8] Alle schepselen, als gerichte geestelijke wezens, zijn vergeleken bij het al zuivere en vrije geestelijke nog onzuiver, onrijp en daarom nog niet goed, en kunnen ten opzichte van het geestelijk zuivere goede op zichzelf nog als slecht en kwaad beschouwd worden.
[9] Onder 'satan' moetje dus de hele materiële schepping in het algemeen verstaan, en onder' duivel' de afzonderlijke specifieke delen daarvan.
[10] Wanneer een mens op deze wereld Gods wil kent en ernaar leeft, verheft hij zich daardoor uit de gevangenschap die eigen is aan al wat geschapen is en gaat over naar Gods vrijheid, die eigen is aan wat niet geschapen is.
[11] Een mens die echter niet in een God wil geloven en derhalve ook niet wil handelen volgens Zijn aan de mens geopenbaarde wil zinkt vervolgens steeds meer en dieper weg in het geschapen materiële en wordt geestelijk onzuiver, slecht en gericht kwaadaardig, en bijgevolg een duivel. Want al het louter geschapene en gerichte is, zoals reeds gezegd, ten opzichte van het ongeschapen zuivere en vrije geestelijke onzuiver, slecht en kwaad; echter niet omdat God uit Zichzelf ooit iets onzuivers, slechts en kwaads had kunnen scheppen, maar enkel en alleen omdat het in de eerste plaats ten behoeve van het bestaan noodzakelijkerwijs iets moet zijn dat geschapen is, begiftigd met intelligentie en daadkracht en in de mens tevens met een vrije wil, en in de tweede plaats omdat het, om ooit zelfstandigheid te verwerven, in zichzelf zelfstandig gebruik moet maken van wat als geschapen gegeven is en dat als het ware tot zijn eigendom moet maken.
[12] Voor God bestaat er evenwel niets onzuivers, niets slechts en niets kwaads; want voor de Reine is alles rein. Alles wat God geschapen heeft is goed, en voor God bestaat er dan ook geen satan, geen duivel en bijgevolg ook geen hel. Alleen het geschapene als zodanig is dat allemaal, zolang het iets geschapens en gerichts moet blijven en zolang het uiteindelijk in het bezit van de vrije wil, hetzij goed of slecht wil blijven.
[13] Wanneer er dan in de Schrift staat dat satan in de gedaante van een slang het eerste mensenpaar verleid heeft, dan wil dat eigenlijk zeggen dat het eerste mensenpaar, dat God en Zijn wil goed kende, zich door de bekoorlijkheid van de materiële wereld heeft laten betoveren en dat de begeerte en de stem van hun gerichte vlees zeiden: 'Wij willen eens kijken wat er gebeurt als wij in strijd met de welbekende wil van God handelen! Want God Zelf heeft ons vrijheid van handelen gegeven; wij kunnen daardoor niets aan inzicht verliezen, maar alleen winnen. Want God weet zeker, wat ons door vrij te handelen kan gebeuren, wij weten het echter niet; laten we daarom slechts één keer naar onze zin handelen, dan zullen wij door ondervinding ook datgene weten wat God nu alleen weet!'
[14] En kijk, toen aten die beiden van de verboden boom der kennis langs de weg van het zelf willen ondervinden, en zonken daardoor een graad dieper weg in hun gerichte materiële, dat ten opzichte van het vrije leven van de geest ook 'de dood' genoemd kan worden.
[15] Ze zagen daarop heel goed in, dat in hun vlees de onvrijheid van het gericht en de dood woont, die bij een toenemende liefde voor de wereld ook de vrije ziel in zijn gericht en zijn onvrijheid kan begraven, en zo verloren ze dan ook het zuivere paradijs, dat bestond uit de volledige vereniging van de ziel met haar geest, en konden dat uit zichzelf niet helemaal meer terugvinden; want hun ziel was door de angel van de materie verwond en het kostte haar toen heel veel moeite, om zich nog zo vrij mogelijk boven het gericht van de geschapen onvrijheid te handhaven, zoals dat nu bij alle mensen het geval is -en daarom ben Ik in deze wereld gekomen, namelijk om de mensen weer de ware levensweg te tonen en hen door Mijn leer het verloren paradijs terug te geven.
[16] Datzelfde is ook het geval bij Job. Job was in aards opzicht een uiterst gelukkige man en had veel bezittingen. Hij was echter ook een wijs mens en zeer toegewijd aan God, die strikt volgens de wet leefde. Zijn buitengewone welstand maakte zijn vlees echter toch steeds begeriger en stelde hoge eisen aan de geest in hem.
[17] De gerichte geest van het vlees zei in zekere zin tegen de ziel: 'Ik wil toch eens kijken of ik jou door al mijn aardse genoegens en leed niet van jouw God kan wegtrekken en of ik jouw geduld niet zodanig kan uitputten dat ik je onder mijn dwanggericht kan stellen!'
[18] Dat kostte Job toen een machtige strijd; want enerzijds stonden hem alle aardse vreugden ter beschikking, waarvan hij weliswaar genoot, maar ze heersten niet over zijn ziel, die verbonden bleef met de geest.
[19] Aangezien de kwade geest van de materie op deze manier echter niets bereikte met de ziel, werd zijn ziel verzocht door allerlei lichamelijke narigheden, die in het boek symbolisch zijn aangeduid. Maar Job doorstond die allemaal met geduld, alhoewel hij af en toe mopperde en zijn nood klaagde, maar uiteindelijk toch altijd openlijk bekende, dat God hem voorheen alles had gegeven, het nu had afgenomen en het hem weer zou kunnen teruggeven, en zelfs nog meer dan Hij hem afgenomen had, vanwege de volledige versterking van zijn ziel in de geest.
[20] Wanneer dat nu zo is, wie was dan satan, die de vrome Job zozeer verzocht? Het was de gerichte geest van zijn vlees, dat wil zeggen de verschillende begeerten daarvan!
[21] Maar een bepaalde persoonlijke oer satan en persoonlijke oerduivels hebben in werkelijkheid nooit ergens anders bestaan dan alleen in de gerichte wereldse materie van iedere aard en soort. Dat satan en de duivels door de oude wijzen evenwel in allerlei schrikbeelden werden weergegeven, heeft als reden dat de ziel zich door allerlei verschrikkelijke beelden moest kunnen voorstellen wat voor nood een vrij leven moet ondergaan, wanneer het zich weer door het gericht van de materie gevangen laat nemen.'
«« 34 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.