Een schriftgeleerde stelt de Heer op de proef

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 63 / 220 »»
[1] Onder degenen die met de meer dan zeventig leerlingen mee naar Bethanië gekomen waren, bevond zich ook een schriftgeleerde. Mijn woorden ergerden hem.
[2] Hij kwam naar Mij toe met de bedoeling Mij op de proef te stellen, en zei (de schriftgeleerde): 'Meester, ik heb uit uw woorden opgemaakt, dat u goed thuis bent in de Schrift en een juist oordeel geeft; zeg dan nu ook tegen mij wat ik moet doen, om evenals als uw leerlingen zalig te worden!'
[3] Ik zei: 'Wat staat daarover geschreven in de wet van God, en hoe lees jij, als schriftgeleerde, wat er geschreven staat?'
[4] De schriftgeleerde zei: 'Je moet God, je Heer, liefhebben met heel je hart, heel je ziel en al je kracht en met je hele gemoed, en je naaste als jezelf!'
[5] Daarop zei Ik tegen de schriftgeleerde: 'Je hebt volkomen juist geantwoord. Doe dat, dan zul je leven! Want het juiste te weten geeft en brengt op zichzelf niemand het eeuwige leven. Kennis is zeer zeker noodzakelijk, omdat men zonder kennis als een blinde zonder geleide langs de weg zou staan; als de blinde echter door de kennis ziende is geworden maar vervolgens niet verder wil gaan op de weg, dan is zijn licht hem tot weinig of geen nut. Wie niet weet wat hij moet doen en het dus ook niet kan doen, heeft ook geen zonde als hij het goede niet doet; maar wie het goede kent en niet doet, hoewel hij weet dat het goed is, die heeft de zonde!'
[6] Hierop keek de schriftgeleerde Mij verbaasd aan en zei, alsof hij zich tegenover Mij wilde rechtvaardigen: 'Meester, ik zie dat u heel goed thuis bent in de waarheid, en ik weet ook dat het voor het ware, aan God welgevallige leven niet voldoende is om de wetten alleen maar te kennen, maar men moet ernaar leven en handelen! God boven alles liefhebben kan men beslist alleen maar door al Zijn geboden precies op te volgen; maar als men zijn naaste moet liefhebben als zichzelf, dan moet men toch eerst weten wie die naaste eigenlijk is, die men moet liefhebben als zichzelf Wie moet ik als mijn naaste beschouwen?'
[7] Daarop zei Ik: 'Het is toch werkelijk niet te geloven dat jij als schriftgeleerde niet weet wie jouw naaste is. Ik zal je een kort verhaal vertellen om je duidelijk te maken wie jij als je naaste moet beschouwen.
[8] Er was eens een man, die voor zaken van Jeruzalem naar Jericho reisde, maar onderweg door rovers werd overvallen. Ze kleedden hem totaal uit, sloegen hem vervolgens bijna dood, gingen er met hun buit vandoor en lieten de man halfdood liggen.
[9] Nu gebeurde het echter toevallig, dat ook een priester uit Jeruzalem langs diezelfde weg reisde. Hij zag de man, die de rovers lelijk toegetakeld hadden, langs de weg liggen, maar liep er voorbij zonder zich om hem te bekommeren. Na de priester kwam er weldra ook een Leviet en deed hetzelfde als de priester .
[10] Kort daarna kwam er ook een Samaritaan langs diezelfde plaats, en toen hij de man daar zag liggen, kreeg hij medelijden met de half doodgeslagen man. Hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op, tilde hem op zijn lastdier en bracht hem zo naar een herberg waar hij hem de hele dag en nacht zelfverzorgde. Toen hij de volgende dag zag dat het met de juiste verzorging wel beter zou gaan met de gewonde, riep hij de waard, gaf hem twee zilverstukken en zei tegen hem: 'Aangezien ik dringende zaken te doen heb, vertrek ik nu; verpleeg hem, tot ik over enkele dagen terugkom! Watje meer nodig zult hebben, zal ik je dan getrouw vergoeden! ' Daarna vertrok hij, en toen hij na enkele dagen terugkeerde trof hij de man over wie hij zich ontfermd had, goed verzorgd en in zoverre genezen aan, dat hij hem naar Jeruzalem kon terugbrengen; hij betaalde de waard nogmaals twee zilverstukken en gaf de genezen man bovendien nog kleren.
[11] Wat denk je nu? Wie van de drie was nu de naaste van degene die door de rovers en moordenaars overvallen werd?'
[12] De schriftgeleerde zei: 'Ongetwijfeld degene die hem barmhartigheid heeft bewezen!'
[13] Ik zei: 'Goed, ga dan heen en doe hetzelfde! Ieder mens, die op wat voor manier ook jouw hulp nodig heeft, is je naaste; en als je hem helpt, dan ben jij ook zijn naaste. En als je hem geholpen hebt, heb je hem als je naaste ook liefgehad als jezelf; want de ware naastenliefde is, dat jullie voor je medemensen al datgene doen wat jullie redelijkerwijs kunnen verlangen dat zij in geval van nood ook voor jullie zouden willen doen. -Weet je nu wie je naaste is?'
[14] Hierop durfde de schriftgeleerde Mij niets meer te vragen, trok zich terug en zei tegen zijn metgezellen: 'Werkelijk, in deze Galileeër leeft een machtige geest van waarheid! Het is de moeite waard om naar hem te luisteren!'
[15] Daarop zei één van de leerlingen: 'Het is echter nog meer de moeite waard om te leven en te handelen volgens hetgeen Hij leert; want Hij is de Heer en draagt alle macht over leven en dood in Zich. Wie Zijn leer doet, zal van Hem het leven ontvangen!'
[16] De schriftgeleerde zei: 'Wanneer hij de Messias van de joden is, dan heb je helemaal gelijk; maar als hij dat is en alle macht en gezag in de hemel en op aarde bezit, dan kan hij dat toch tegen de hogepriesters zeggen; en als ze zich ertegen verzetten om dat aan te nemen en te geloven, laat hij hen dan verwerpen en hen met vuur uit de hemelen tuchtigen, zoals God eens Sodom en Gomorra getuchtigd heeft!'
[17] De leerling zei: 'Jij spreekt naar de wijze van de mensen; wij echter spreken naar de wijze van Zijn geest! Wij weten al van Hem wat Hij nog allemaal zal doen en kennen Zijn macht, en wij zijn getuigen van alles wat Hij in Jeruzalem gedaan en onderwezen heeft; en zo kunnen wij ook spreken, en weten wij waar wij aan toe zijn en wat er nog allemaal zal gebeuren.
[18] Hebben niet alle hogepriesters de tekenen aan de hemel gezien, die hun duidelijk aangaven wat zij door hun verstoktheid kunnen verwachten? Maar dat heeft geen indruk op hen gemaakt, afgezien van de haat tegen Hem, en zij overleggen steeds intensiever keer op keer met elkaar hoe ze Hem te pakken zouden kunnen krijgen en doden! Maar toch wandelt Hij nog vrij rond in het hele joodse land en heeft geen vrees voor Zijn vele vijanden, die zich oppermachtig wanen. Als Hij niet de Heer van alle macht en gezag in hemel en op aarde zou zijn, dan zou Hij allang het land uitgevlucht zijn. Maar omdat Hij heel goed weet, welke macht en welk gezag Hij heeft, vlucht Hij niet voor Zijn vijanden, maar gaat Hij zonder enige schroom of vrees de tempel binnen en onderricht het volk over de komst van Gods rijk op aarde en bedreigt Hij de Farizeeën en joden met alle scherpte van Zijn woorden. Wie anders dan alleen Hij, als Heer van alle macht en kracht, zou dat durven? Dat zal toch voor ieder verstandig mens meer dan voldoende bewijs zijn, dat alleen Hij en niet iemand anders de ware Messias en bijgevolg ook de Heer is!
[19] Wij hebben Zijn daden en Zijn wondertekenen gezien en hebben de eeuwige waarheid van Zijn woorden gehoord, en geloven daarom ook werkelijk in Hem; jullie hebben hetzelfde gezien en gehoord en geloven toch niet dat Hij de beloofde Messias is, die nu tot ons in deze wereld is gekomen!
[20] Wat zou eigenlijk de reden kunnen zijn van jullie ongeloof? Kijk, de reden daarvan is de grote blindheid en verstoktheid van jullie hart! Jullie zijn toch schriftgeleerden en weten uit de Schrift onder welke tekenen en voorwaarden de Messias in deze wereld zal komen. Welnu, dat is allemaal tot in het kleinste detail op Hem van toepassing! Als dat nu ontegenzeglijk het geval is, hoe kunnen jullie dan nog twijfelen en iemand anders verwachten?
[21] Ja, jullie zullen in jullie blindheid wel een ander verwachten; die zal echter niet komen tot aan het einde van de wereld en haar tijden! Een paar dagen geleden hebben jullie ons in Bethlehem en ook in andere plaatsen zo horen spreken en wij hebben jullie de Schrift uitgelegd, hoewel wij als eenvoudige mensen nooit lezen en schrijven hebben geleerd, en we hebben voor jullie ogen tekenen gedaan tot heil en nut van de mensen, waar jullie je zeer over verbaasden; maar ik vraag jullie nu: van wie hebben wij zulke wonderbaarlijke vermogens dan wel, of op welke school hebben wij al dergelijke dingen dan wel kunnen leren?
[22] O, als er ergens op de wereld zo'n school zou bestaan, dan zouden jullie daar zeker van afweten en die ook al voor jullie voordeel hebben bezocht! Maar zo 'n school bestaat niet op de wereld, behalve alleen nu onder deze Heer en Meester van eeuwigheid, die weliswaar als een zichtbaar mens van vlees en bloed onder ons verblijft, maar in Zijn geest Degene is door wiens liefde, wijsheid, woord en wil alle hemelen, deze aarde en alles wat daarop is, geschapen zijn.
[23] Wie het nu niet van Hem leert, ontvangt het ook niet, al zou hij alle hoge wereldse wijsheidsscholen bezoeken. En wie het niet van Hem geleerd heeft, komt ook niet tot het eeuwige leven en niet tot Hem; want er staat geschreven: 'In die tijd worden allen, die dat willen, door God onderwezen; de geest van de Vader zal hen opvoeden! 'En wie niet door de Vader getrokken wordt, zal niet tot de Zoon komen, in wie de Vader woont, die jullie niet kennen en nog nooit gekend hebben, en dus ook de Zoon niet kennen en niet weten wie Hij is, zoals Hij dat Zelf tegen jou gezegd heeft.
[24] Wij kennen nu echter de Zoon en de Vader in Hem, omdat Hij ons dat Zelf geopenbaard heeft; en Hij heeft ons dat geopenbaard, omdat wij direct in Hem geloofd hebben. Hij heeft ook openlijk gezegd en laten zien, wie Hij is. Maar jullie geloofden niet en geloven nog niet; daarom zullen jullie ook in jullie nacht van zonden blijven en sterven in de dood daarvan. Onthoud dat goed! Want wij, die nu Zijn waarachtige getuigen zijn, hebben dat in Bethlehem al tegen jullie gezegd, toen jullie ons bedreigden, en wij hadden geen vrees voor jullie; en nu zeggen wij het nog eens zonder enige vrees of schroom in Zijn aanwezigheid, zodat Hij jullie Zelf kan uitleggen of wij juist of onjuist gesproken hebben.
[25] Jullie zijn ons weliswaar achterna gereisd, alsof jullie de waarheid uit Zijn eigen mond wilden horen; maar eigenlijk zijn jullie alleen maar met ons mee hier naartoe gekomen om de Heer van Gods heerlijkheid te beproeven. Maar Hij heeft jullie laten zien hoe onzinnig het is om als zwak, sterfelijk mens de Heer van leven en dood op de proef te stellen. En daarom zijn jullie dan ook stil en hadden jullie verder niets meer om Hem nog eens te beproeven. Daarom is.het voor jullie wel het verstandigste om deze geheiligde plaats weldra te verlaten en je in jullie oude zondenesten terug te trekken, zodat jullie niet iets nog ergers overkomt dan jullie al overkomen is!'
«« 63 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.