Vergeving van zonden

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 66 / 220 »»
[1] Weldra kwam de Romein Agricola echter met een ernstig gezicht naar Mij toe en zei: 'O Heer en Meester, is het mogelijk dat er onder de joden zelfs zulke armzalige schepselen bestaan, dat ze in het geheim zoiets tegen U kunnen beramen? U, grote God! Hebt U voor hen dan geen verterend vuur meer? Ieder van zulke armzalige schepselen verdient het toch om duizendmaal gekruisigd te worden! Werkelijk, ik heb al veel slechte dingen gehoord over de vijandige gezindheid van de tempeldienaren ten aanzien van U, maar dat heb ik nog nooit gehoord!'
[2] Ik zei: 'Vriend, verwonder je daar niet al te zeer over; want er zal spoedig een tijd komen datje nog heel andere dingen over Mij zult horen van dat slechte soort! Want dat soort mensen zal niet eerder rust vinden in zijn heimelijke woede tegen Mij voordat Ikzelf, zoals Ik jullie al eerder heb aangeduid, zal toelaten dat ze de maat van hun gruwel aan Mijzelf vol zullen maken; dan zal echter ook het grote gericht over hen komen, dat de profeet Daniƫl voorspeld heeft toen hij op de heilige plaats stond, en wat Ik jou ook al eerder voorzegd heb!'
[3] Agricola zei: 'O Heer en Meester, het is heel goed dat U mij dit geopenbaard hebt; want daardoor zullen wij Romeinen dan het duidelijkste weten wat ons later te doen staat!'
[4] Ik zei: 'jullie zullen handelen, als jullie daartoe geroepen worden! Maar nu laten we dat rusten; er zal weldra iets anders naar voren komen!'
[5] Toen de schriftgeleerde dat allemaal gehoord had, begon hij bij zichzelf na te denken en zei na een poosje: 'Heer en Meester, nu zie ik in, dat U meer bent dan de zoon van Jozef de timmerman, die drie jaar geleden het tijdelijke met het eeuwige verwisseld heeft! Want als U weet wat er in het hart van een mens omgaat, moet U een God zijn! En kijk, omdat U ons dat helder en volkomen volgens de waarheid in het gezicht kon zeggen, wat geen sterfelijk mens ooit zou kunnen, begin ik nu te geloven dat U vast en zeker de Messias bent! Heer en Meester, sterk mij in mijn geloof!'
[6] Ik zei: 'Het geloof alleen zal je niet zalig maken, maar de daad volgens het licht van het geloof, zodat het geloof levend wordt. Maak echter ook het onrecht datje dikwijls tegenover je medemensen begaan hebt, zoveel mogelijk weer goed, dan zullen je zonden je vergeven worden; want zolang iemand niet de laatste onrechtmatige stater aan zijn medemens vergoed heeft, zal hij Gods rijk niet binnengaan!'
[7] De schriftgeleerde zei: 'Heer en Meester, dan zullen er maar weinigen Gods rijk binnengaan! Want hoe vaak is het niet het geval, dat men zelfs met de beste wil het onrecht dat men iemand bewust heeft aangedaan, helemaal niet meer kan goedmaken, en zulke gevallen waarin dat verhinderd wordt zijn er heel veel. Wat moet men dan doen om vergeving van de zonden te verkrijgen?'
[8] Ik zei: 'Wanneer een mens, die zijn onrecht ingezien en betreurd heeft, onmogelijk aan zijn medemens meer kan goedmaken wat hij hem heeft aangedaan, dan moet hij zijn onrecht berouwvol en oprecht in zijn hart voor God bekennen en Hem om vergeving vragen, en hij moet Hem vragen of Hij, voor wie alle dingen mogelijk zijn, de berokkende schade aan de benadeelde wil goedmaken; dan zal God zo'n oprecht gebed ook altijd zeker verhoren en degene die Hem daar serieus en vol goede wil en berouw om vraagt, zijn zonde vergeven, in het bijzonder wanneer iemand zich inspant om door werken van liefde aan anderen weer goed te maken wat hij aan degenen die er voor hem niet meer zijn, had moeten goedmaken.
[9] Maar wie ook dat niet meer kan, wordt door God geholpen, wanneer hij echt berouw heeft en zijn wil werkelijk goed is. Maar zolang er nog gelegenheid is om het onrecht, dat je je medemensen hebt aangedaan, zelf nog goed te maken, helpen pure goede wil, berouwen bidden weinig of niets, maar alleen de daad. Pas na de daad moetje ook God om vergeving van je zonden bidden, dan zullen ze je ook door God vergeven worden, als jij je echt waarachtig en ernstig hebt voorgenomen om geen zonde meer te begaan, en jij ook aan dat voornemen vasthoudt met al je levenskrachten, die onder de heerschappij van je vrije wil staan.
[10] Als je echter weer opnieuw in je oude zonden vervalt, dan blijven ook alle reeds begane zonden voorjouw rekening. Want als je aan je naaste eenmaal een begaan onrecht hebt goedgemaakt, zodat jullie dan vrienden zijn geworden, maar je begaat spoedig daarna ofwel tegenover dezelfde vriend of tegenover een ander een nieuw onrecht, dan komt ook het reeds goedgemaakte onrecht voor het gericht als een bezwarend bewijs ten laste van jouw opnieuw begane zonde, en je zult door het gericht ook dubbel zo zwaar gestraft worden als je voor je eerste wandaad gestraft zou zijn. Maar als reeds de wereldse rechters zo hun oordeel vellen, en terecht, dan zal God niet milder omgaan met een verstokte zondaar, die zijn leven weliswaar soms betert en zijn onrecht goedmaakt, maar weldra weer opnieuw begint te zondigen.
[11] De mens kan dus alleen maar echte en volledige vergeving van zijn zonden verkrijgen, door ten eerste in te zien dat zijn zonden een onrecht zijn tegenover zijn medemensen, er berouw over te hebben en ze voorzover mogelijk weer goed te maken, en ten tweede daarna ook God om vergeving te vragen met het ernstige voornemen, de zonden niet meer te begaan en ook trouw .te blijven aan het goede voornemen dat hij zich gesteld heeft. Als Jullie Je dat getrouwen waarachtig in je hart voornemen en vervolgens ook volgens dat voornemen handelen, dan zeg Ik jullie nu hier al: jullie zonden zijn jullie door Mij vergeven!'
[12] De schriftgeleerde zei: 'Heer en Meester! Uw leer is scherp, maar waar, en Ik zal naar mogelijkheid proberen om die metterdaad na te volgen. Maar U zei dat U ons de zonden bij voorbaat vergeeft, als wij Uw leer zullen navolgen. Heeft U dan ook in de plaats van God het recht en de macht om de mensen hun zonden te vergeven?'
[13] Ik zei: 'Met jullie blinden is het moeilijk om over de pracht van kleuren te spreken! Heb Ik dan niet al eerder gezegd dat Mij alle macht en gezag in de hemel en op aarde toekomt?'
«« 66 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.