Het opvoeden van kinderen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 68 / 220 »»
[1] Toen we nu zo bij elkaar zaten en heel welgemoed aten, dronken en allerlei dingen met elkaar bespraken, begonnen de grote honden in de tuin hard te blaffen.
[2] Lazarus, daarop geattendeerd, zei tegen Mij: 'Heer en Meester, er naderen beslist weer ongenode gasten mijn Bethanië! Maar het is goed dat U mij die wachters hebt gegeven; daardoor zijn wij tegen lastige bezoekers beschermd. Maar we moeten misschien toch gaan kijken wat er aan de hand is, omdat de dieren wel erg veellawaai maken.'
[3] Ik zei: 'Laat dat maar; want Ik weet wel wat er buiten aan de hand is! Herinner je je de Farizeeën niet meer, die gisternacht tot 's ochtends bij jou gebleven zijn? Kijk, die hebben je toch beloofd om vandaag vanwege Mij naar Bethanië te komen! Kijk, zij en nog enkele anderen naderen nu deze plaats en willen in deze hoofdwoning van jou binnenkomen; maar het is de tijd nog niet, en vooral niet omdat ze vanmorgen weer in de raad geweest zijn en er alweer heel anders over denken dan gisteren. Er zijn nog een paar echte Zeloten bij hen die een grote mond hebben, daarom mogen ze nog wel even wachten eer ze binnen kunnen komen. Maar stuur jij één van je dienaren naar buiten; die moet hen naar de herberg voor de vreemdelingen brengen! Tegen de avond zullen wij dan wel zien wat we zullen doen.'
[4] Lazarus stuurde onmiddellijk een dienaar en het gebeurde zoals Ik gezegd had.
[5] Maar daarop zei Lazarus: 'Het verwondert me erg van de Farizeeën van gisteren, dat ze weer op andere gedachten gekomen zouden zijn, omdat U Zelf toch gezegd hebt dat zij waarschijnlijk wel de laatsten en enigen onder het grote aantal tempeldienaren waren, die zich tot U bekeerd hebben! En wij hadden er allemaal ook vertrouwen in en waren daar heel, blij om,'
[6] Ik zei: ' Twijfel daar maar niet aan en wees niet bang! Dezen zullen wij ook behouden; maar juist nu zijn ze nog niet helemaal bekeerd. Maar wanneer het avond wordt, zullen ze weer andere en betere gedachten koesteren en dan zullen we naar hen toe gaan. Voorlopig blijven wij hier echter blijmoedig bij elkaar, en er zal nog heel wat zijn, waarover we met elkaar van gedachten kunnen wisselen.'
[7] Daarmee waren Lazarus en alle anderen volkomen tevreden.
[8] Toen werd het een tijdlang volkomen stil aan onze tafel; alleen aan de tafel van de jongeren werd af en toe een woord gezegd, aangezien de jonge mannen Rafaël allerlei dingen vroegen en hij hen daarover ook steeds zeer vriendelijk onderwees.
[9] Wij luisterden naar hen, en de bij ons aanwezige vier tempeldienaren die zich in Emmaüs bij ons gevoegd hadden, evenals de zeven die zich al eerder op de Olijfberg bij ons hadden aangesloten, zeiden: 'Een dergelijk onderricht levert wat op! Want van zo'n leraar leert de jeugd in één uur meer dan bij een wereldse leraar in tien jaar! Heer, onze vrouwen en kinderen bevinden zich ook hier in Bethanië, ondergebracht in een huis van Lazarus; wat zou het goed voor hen zijn wanneer ze ook maar één uur lang zo'n leraar uit de hemelen zouden hebben!
[10] Ik zei: 'Dat zou inderdaad heel gunstig voor hen zijn; maar ze zouden niet in staat zijn om het onderricht van zo'n leraar op te nemen, omdat hun hart en hun ziel al met teveel wereldse dingen volgepropt zitten. Deze jongeren hebben echter een zeer kuise geest en zijn zedelijk onbedorven; iedere zonde is hun nog vreemd en ze hebben veel nood en ellende doorgemaakt en moesten gewend raken aan allerlei ontberingen, waardoor ze ook vrij zijn geworden van alle begeertes, waar kinderen van rijke ouders aan onderhevig zijn. Hun zielen zijn zodoende zuiver als van engelen; daardoor kan de goddelijke geest in hen zich ongehinderd ontvouwen. En zie! Dat is dan ook de reden dat ze reeds als kinderen door een zeer hoge engel onderwezen kunnen worden; want alleen zulke zeer zuivere en geheel en al onbedorven zielen kunnen direct door de engelen van de hemel onderwezen worden. Maar bij kinderen als die van jullie is dat in het gunstigste geval slechts indirect mogelijk.
[11] Ik zeg jullie: als ouders in staat zouden zijn hun kinderen zó op te voeden, dat dezen slechts tot hun veertiende jaar hun onschuld en ziele reinheid konden behouden, zouden hun ook direct leraren en leiders uit de hemelen gegeven worden; maar aangezien dat nu in deze tijd onder de zeer voorname joden al helemaal niet meer voorkomt, kunnen de ook leraren uit de hemelen jullie kinderen geen direct onderwijs meer geven.
[12] Maar bij de aartsvaders was dat heel vaak het geval, en af en toe gebeurde dat ook nog in deze en ook in de vorige eeuw. De moeder van Mijn lichaam en Mijn pleegvader Jozef, en ook de oude Simeon, Anna, Zacharias, zijn vrouw Elisabeth en zijn zoon Johannes en nog enkele anderen zijn door de engelen uit de hemelen opgevoed, en wel op directe wijze; maar degenen die Ik hier noem zijn door hun ouders vanaf hun geboorte ook in de grootste zedelijke en zielereinheid opgevoed, en dat is bij jullie wereldse kinderen eigenlijk nooit het geval geweest.
[13] Het zou wel uitermate goed zijn voor de mensen, hoewel het voor het bereiken van de zaligheid en het eeuwige leven niet absoluut noodzakelijk is; want bij Mij en zodoende ook in de hemel is er oneindig veel meer vreugde over een zondaar die boete doet en zijn leven werkelijk betert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die nooit boetedoening nodig hebben gehad, zoals Ik jullie al eens gezegd heb. Doe daarom wat Ik jullie leer, dan zullen jullie leven; want Ik, die dat tegen jullie zeg, ben meer dan alle engelen van de hemelen, en derhalve zeker ook Mijn leer!'
[14] Nu zei een schriftgeleerde, wiens vrouwen kinderen ook in Bethanië waren: 'Heer, mijn vrouwen mijn zeven kinderen hebben naar mijn beste weten altijd strikt volgens de wet moeten leven, en de zielen van de kinderen zijn hoogstwaarschijnlijk nog helemaal zuiver! Die zou ik toch wel hierheen kunnen laten brengen? Ze zouden hier zeker veel winnen voor hun toekomstige leven. Wat vindt U daarvan, Heer?'
[15] Ik zei: 'Ik denk toch dat het voor jouw vrouw en jouw kinderen, die niet zo zuiver zijn als jij denkt, beter is wanneer ze vandaag blijven waar ze zijn; want morgen is er ook nog een dag en overmorgen ook nog één, en dan zal het zeker nog wel gebeuren dat Ik ook met jullie vrouwen en kinderen samenkom. En dring hier bij Mij nu niet meer op aan!'
[16] Na deze woorden van Mij drongen ze ook niet langer met dergelijke verzoeken bij Mij aan.
«« 68 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.