Het drinken van wijn De uiteenzetting over het vernietigde hemellichaam

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 75 / 220 »»
[1] Lazarus ging nu met enkele dienaren nieuwe wijn halen, die bijzonder goed smaakte. Hiermee werden de bekers opnieuw gevuld; wij dronken er allemaal van en ons hele lichaam werd er door gesterkt; allen werden heel opgewekt en prezen Mij, omdat Ik zulke goede en versterkende dingen op deze aarde geplaatst had.
[2] Maar Ik zei: Ja, ja, een dergelijke wijn is een versterkende drank, maar alleen wanneer hij met mate en op z'n tijd gedronken wordt! Maar voor degene die onmatig is bij het drinken van wijn en zich bedrinkt, is het dan geen versterkende drank, maar een drank die zijn hele wezen verzwakt. Drink deze drank daarom altijd matig in Mijn naam, dan zal ze jullie ook sterken voor het eeuwige leven van de ziel; in het overmatig gebruik van deze drank schuilt echter de boze geest van geilheid en ontucht. Deze geest wekt de ziel niet tot leven, maar maakt haar dood voor de ware levensgeest uit de hemelen en maakt de geestelijke wedergeboorte van de ziel in de geest uit de hemelen nagenoeg onmogelijk op deze aarde. Onthouden jullie dat ook!'
[3] Ik zei dat op dat moment echter niet alleen ter wille van de waarheid, aangezien Ik dat al vaker gezegd had, maar omdat Judas Iskariot te grote slokken nam en op het punt stond dronken te worden. Hij merkte dat wel en stond op van tafel, ging naar buiten en bezichtigde het stadje Bethanië.
[4] Toen hij buiten was, zei de leerling Andreas: 'Ik ben echt blij dat die akelige man weggegaan is; want hij komt me sinds enige tijd steeds verdachter voor, en Uw leringen en grote tekenen maken op hem geen indruk. Hij wint er dus niets bij en toch wil hij ons niet verlaten! Als ik, o Heer, Uw macht had, zou hij allang niet meer in ons gezelschap zijn!'
[5] Ik zei: 'Maar hij heeft ook een vrije wil, en derhalve kan hij ook blijven of gaan, hoe en wanneer hij wil. En jullie hebben gezien dat Ik zelfs de duivels overeenkomstig hun wil toestond in de zwijnen te varen, en zo sta Ik ook deze mens, die onder jullie ook een duivel is, toe om te blijven of te gaan; want wat Mij betreft is iedere mens en geest volkomen vrij. Maar iedereen zorgt door zijn handelen ook voor zijn eigen loon. Of hij een engel wil worden of een duivel, dat staat iedereen vrij. Maar laten we daar nu over ophouden, want wij hebben nog veel te praten over andere dingen!
[6] Bij het begin van de zesde periode hebben we gezien dat er een planeet van binnenuit vernietigd werd, en dat met Adam deze aarde tot het levenskamertje in de Grote Scheppingsmens werd. Ik zal jullie nu de toestand van die vernietigde wereld laten zien, en wel zoals die vroeger was, alsook hoe die er nu uitziet; en daarna zal Ik jullie ook laten zien in welke verhouding deze aarde stond tot de Grote Mens, dat wil zeggen alleen in' geestelijk opzicht, maar niet in de materiële werkelijkheid. Aangezien zoiets echter met woorden alleen, zonder een zintuiglijk waarneembaar beeld niet aan jullie getoond kan worden, zal Ik jullie nu door Mijn wil de zon met al haar planeten op kleine schaallaten zien, dan zullen jullie bij het bekijken van dat beeld Mijn woorden weldra gemakkelijk begrijpen; let nu dus allemaal goed op!'
[7] Toen Ik dat had gezegd, ontstond er in de vrije luchtruimte een bol met een doorsnede van een hand breed; deze stelde de zon voor. In zo goed mogelijk weergegeven verhoudingen qua grootte en afstand -maar de zaalruimte was natuurlijk te klein om ze geheel in hun juiste onderlinge verhoudingen weer te geven -werden ook alle planeten met hun manen weergegeven, en wel zoals ze waren, toen de aan het begin van de zesde periode vernietigde planeet met zijn vier manen nog niet vernietigd was. Ik verklaarde allen de posities van de planeten, noemde hun namen zowel in de joodse als in de Griekse taal, en ze zagen de planeet waar het nu over gaat tussen Mars en Jupiter zweven en zijn vier manen er omheen cirkelen. Qua grootte leek hij veel op Jupiter, alleen had hij meer vasteland dan Jupiter en ook een hogere dampkring boven zich en een grotere inclinatie* (* Oorspronkelijk: 'Polneigung', ofwel de hoek die het baanvlak van een hemellichaam maakt met de ecliptica.) en daarom ook een schuinere baan om de zon.
[8] Toen allen dat nu goed begrepen hadden, zei Ik verder: 'Kijk, zo was de ordening ongeveer vierduizend jaar geleden, gerekend vanaf nu. Toen vond echter de vernietiging van deze planeet plaats, waarover ik jullie vertelde. Hoe en waarom die plaatsvond, heb Ik jullie al gezegd. Maar kijk nu, hoe de planeet er uitziet nadat de vernietiging heeft plaatsgevonden!'
[9] Allemaal keken ze nu naar de planeet, die nu in vele grote stukken uiteenviel. Alleen de vier manen bleven heel; maar omdat ze hun centrale hemellichaam kwijt waren, raakte hun orde verstoord en verwijderden ze zich meer en meer van elkaar, mede omdat ze door het barsten van de centrale planeet een flinke stoot gekregen hadden.
[10] De stukken van de planeet vielen verder uiteen in de zeer brede ruimte tussen de banen van Mars en Jupiter .Een groot aantal kleinere brokstukken verdween ook via de beide banen, en sommige vielen op Jupiter, sommige op Mars, en enkele zelfs op deze aarde, op Venus, op Mercurius en ook op de zon.
[11] (De Heer: ) 'En zelfs de mensen, die wat hun lichaam betreft reusachtig groot waren, werden bij het barsten van de planeet in grote aantallen de vrije ruimte in geworpen, evenals ook de andere schepselen. Sommige verdroogde lijken zweven nog rond in de wijde etherruimte, andere zitten en liggen dood en helemaal verdroogd in hun huizen, die op de grotere brokstukken van de planeet nog bestaan; enkele van die lijken vielen zelfs ook op deze aarde, waar ze echter reeds na enkele honderden jaren ontbonden, en zo ging het ook op andere planeten.
[12] De grote zeeën van deze planeet verdeelden zich bij het barsten samen met hun bewoners van allerlei soort eveneens in grotere en kleinere druppels, waarvan enkele een doorsnede van vele uren gaans hebben, ook vaste aardbodem in zich dragen en ook nog door sommige dieren bewoond worden. Op de vier manen leven nog de vroegere schepselen, alleen in een reeds meer verkommerde toestand, zoals dat ook het geval is op de enkele heel grote stukken, maar in een nog meer verkommerde toestand; op de kleinere brokstukken heerst echter geen organisch leven, behalve dat van het verweren en langzaam ontbinden.'
«« 75 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.