Het belang van een voorbeeld

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 78 / 220 »»
[1] Marcus, de Romein, en ook Agricola zeiden eenparig: 'Heer en Meest.er, begrepen hebben wij U goed en we zien ook in dat het wegvagen van die genoemde nevel van liefde voor de wereld bij ieder mens een absoluut noodzakelijke voorwaarde moet zijn, omdat hij anders nooit waarachtig en werkelijk in zichzelf overtuigd Uw rijk binnen kan gaan; maar wij menen dat die nevel van wereldse liefde, die zo vasthoudend op zijn plaats blijft tussen het gezichtsvermogen van de ziel en het rijk Gods, wel eens heel moeilijk weggevaagd zou kunnen worden, en wel om buitengewoon veel redenen.
[2] De aarde met haar talloos vele verschillende bekoorlijkheden tot vermaak is en blijft voor de jongere, lichamelijk gezonde en van de nodige levensbehoeften goed voorziene mensen nu eenmaal zeker een des te grotere bekoring, omdat zo 'n mens geen flauw vermoeden heeft van de innerlijke heerlijkheid van het rijk Gods dat nog maar nauwelijks in hem ontkiemt, en dat door zijn wereldse opvoeding, al is die nog zo zedelijk, ook niet heeft kunnen krijgen.
[3] Wanneer men nu tegen zo'n mens zal zeggen dat hij niet zo'n belang moet hechten aan alle schoonheden van de aarde, omdat zo'n aardse liefde als een dichte nevel de heerlijkheid van het hogere en eeuwige rijk Gods verbergt en aan de blikken van zijn ziel onttrekt, zal hij dan niet zeggen: 'Laat mij die heerlijkheden dan zien, dan zal ik die van deze aarde de rug toekeren!'? Hoe kunnen wij die wereldse nevel nu wegvagen bij zo'n mens, die op zijn manier tenslotte toch ook gelijk heeft?
[4] Maar dat zijn dan misschien nog mensen van het werelds goede soort, en wij kunnen ons wel voorstellen dat een boom niet met één slag valt, ook al is de bijl nog zo scherp -en komt tijd, komt ook raad! Maar er zijn ook een heleboel mensen, die in alle opzichten van hun wereldse positie afhankelijk zijn; daar hoort ten eerste de priesterstand bij, vervolgens de wijdvertakte groep van staatsambtenaren en tenslotte de meestal nog zeer ruwe soldaten. Bij al deze vele legioenen van mensen, en wel bij het grootste deel, is de nevel van wereldse liefde een vaste, duistere massa. Hoe zal die weggevaagd kunnen worden? Over de dienaren en slaven, die toch ook mensen zijn, maar gewoonlijk een heel laag ontwikkelingsniveau hebben, willen wij het hier helemaal niet hebben. Het wegvagen van de nevel van wereldse liefde, wat toch eerst zal moeten gebeuren, zal bij de meeste joden al een zwaar karwei zijn; hoe moeilijk zal het daarna dan wel niet zijn bij de andere volkeren op aarde! Omdat dat eerste werk, hoe moeilijk het ook is, heel belangrijk is, vragen wij U, o Heer en Meester, om ons nader toe te lichten hoe wij het moeten aanleggen om niet tevergeefs te werken!'
[5] Ik zei: 'Mijn goede vrienden, dat dit werk niet gemakkelijk is en heel veel inspanning en offers zal vergen, voordat het verlangde resultaat ervan zichtbaar zal worden, weet Ik wel het allerbeste; maar Ik geef jullie immers ook de middelen en de nodige hulp, om dat op geschikte plaatsen net zo te kunnen bewerkstelligen als Ik nu bij jullie doe - en meer dan Ikzelf heb kan Ik jullie toch niet geven! Op het juiste uur en de juiste tijd zal Mijn geest in jullie volkomen duidelijk laten zien wat jullie moeten doen om datgene te bewerkstelligen wat voor het ontvangen van Gods rijk nodig is.
[6] De mensen worden zich daardoor bewust van wat hun ontbreekt en mankeert, en dan zullen ze zich op velerlei manieren inspannen om datgene te bereiken, wat ze aan jullie wel zullen waarnemen. Want zo zeg Ik ook in jullie taal: exempla trahunt*. (* Latijn voor: 'voorbeelden trekken' (goed voorbeeld doet goed volgen).) Want als iemand aan jullie zal zien wat het wil zeggen Gods rijk te bezitten, dan zal hij zeker komen vragen: 'Hoe zijn jullie daar eigenlijk aan gekomen?' En kijk, dan zullen jullie ook gemakkelijk kunnen spreken, en dan zullen die nevels door jullie woorden en daden weldra vervluchtigen, net zoals die van jullie door Mijn woorden en daden!
[7] Maar dat jullie nu direct al in ongeveer een jaar of zelfs op één dag alle bergen en heuvels met de dalen gelijk moeten maken, verlang Ik toch helemaal niet van jullie. Het is voldoende als ieder van jullie met zijn eigen goede en redelijke wil alleen maar doet wat hij kan; voor de rest zal Ikzelf dan wel zorgen. Ik zal van jullie toch niet meer verlangen, dan Ikzelf, rekening houdend met de vrije wil van de mensen, kan doen! Of zou het niet dwaas zijn van een sterke vader, om van zijn nog zwakke kinderen te verlangen dat ze veel zwaardere lasten dragen dan hijzelf draagt? Ik zeg jullie -en jullie zullen het zelf ervaren -dat het juk, dat Ik jullie opgelegd heb, zacht is en de last licht om te dragen.
[8] Maar desondanks zal de wereld zich verzetten om haar valse licht achter zich te laten, en in de tijd dat het licht uit de hemelen reeds bij heel veel mensen volledig opgenomen zal zijn, zal zij heftig strijd voeren tegen het binnendringen van het zuivere hemelse licht, en dan zal er veelonschuldig bloed vergoten worden; maar uiteindelijk zal Gods rijk toch voor eeuwig de overwinning behalen, en al het valse licht van de wereld zal ten onder gaan en alle waarde verliezen, zoals vals goud en zilver in de ogen van de kenner .
[9] Maar dat de mensen ook vreugde kunnen beleven aan de fraai getooide aarde, heb Ik nooit verboden; als ze daarbij in hun hart maar altijd denken aan Degene die de aarde zo mooi gemaakt en getooid heeft, want dat zal verheffend werken op hun hart en gemoed. Want wie de werken van God met de juiste ogen bekijkt, kan er ook wel met een zuivere vreugde van genieten. De vrienden van d.e mooie natuur van de aarde zijn ook zeker betere mensen en zijn gemakkelijk rijp te maken voor Gods rijk.
[10] Maar de vrienden van de dode schatten van de aarde, de vrienden van haar Mammon, zijn moeilijk tot een beter licht te bekeren. Dat is te zien bij de Farizeeën, vele andere rijke joden en bij de vele kooplieden, wisselaars en handelaren. Deze lieden het rijk Gods te verkondigen, zou hetzelfde zijn als de Moren wit te willen wassen. Dit soort mensen zijn als de zwijnen, die jullie nooit met de parels uit de hemelen moeten voeren.
[11] Want mensen van dit soort zullen na hun lichamelijke dood eerst hun doodzonden op de kale maan moeten afwassen, en van het rijk Gods zullen ze steeds een behoorlijk eind verwijderd blijven; want ze zullen in het nieuwe Jeruzalem nooit binnengelaten worden. Mensen die gespeend zijn van iedere liefde voor God en voor hun naaste, zijn ook gespeend van het rijk Gods in zichzelf. Ze moeten dan ook in hun zwarte schijnlicht blijven! Op de maan zal hun woonplaats zijn, en alleen maar aan die kant die hij onveranderlijk en onwrikbaar naar de materie van deze aarde toekeert.
[12] Wat Ik jullie hier nu gezegd heb is weliswaar iets nieuws, maar het is waar; we zullen daar bij een andere gelegenheid misschien nog een paar woorden aan wijden, hoewel het Mij geen genoegen doet om veel woorden te verspillen aan zwijnenstallen en kerkers voor dwazen. -Hebben jullie dat allemaal nu goed begrepen?'
[13] Allen bedankten Mij voor deze les en wij gingen weer aan tafel zitten; we namen weer wat brood en wijn en Mattheus schreef het een en ander op van wat hij gehoord had.
«« 78 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.