De zalving in Bethanië (22.1.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 80 / 220 »»
[1] Hierop wendde Ik Mij weer tot de Romein Marcus en vroeg hem of hij het ook begrepen had.
[2] Marcus zei: 'Nou en of ik het begrepen heb! Maar met mijn gedachten ben ik nog steeds bezig met de maan, die in zekere zin een strafplaats is voor te wereldzuchtige wereldse mensen. U hebt ons beloofd dat U ons daar nog iets over zult zeggen en uitleggen; daarom vragen wij U nu of U Uw belofte aan ons ook wilt nakomen.'
[3] Ik zei: 'Dat zal Ik ook doen; want wat Ik beloof, gaat ook in vervulling, alleen moet daarvoor ook de juiste tijd komen. Kijk, het is nu nog dag omdat de zon nog niet ondergegaan is; laten we dus wachten tot het nacht wordt en de sterren de aarde verlichten, dan kan Ik jullie zoiets beter uitleggen dan bij klaarlichte dag, als jullie blik nog teveel door aardse beelden vertroebeld is. Voor nu vinden we nog wel iets anders, waarover wij nog voor de avond enige woorden kunnen wisselen; aan het begin van de avond zullen wij dan die bepaalde Farizeeën en schriftgeleerden bezoeken en enkele woorden met hen wisselen'
[4] Daar was de Romein Marcus mee tevreden en wij namen weer wat wijn en brood tot ons.
[5] Wij hadden nu ongeveer een half uur gerust, toen er een dienaar van Lazarus in de zaal naar ons toe kwam en zei, dat er buiten een mooie jonge vrouw met een paar dienaren aangekomen was, die de vurige wens had de Heer te zien en te spreken. Hij vroeg of ze binnengelaten moest worden, of dat men haar een andere woning moest wijzen.
[6] Ik zei: 'De vrouw die gekomen is ken Ik; laat haar dus binnenkomen!'
[7] Daarop ging de dienaar weg, en Lazarus en de leerlingen vroegen Mij wat dat voor vrouw was.
[8] En Ik zei: 'Jullie kennen die jonge vrouw Maria van Magdala, die vanmorgen vroeg ook al bij ons op de Olijfberg was. Zij heeft thuis snel haar huishouden op orde gebracht en zich gehaast om hierheen te komen; laat dus niemand van jullie zich erover ergeren vanwege het feit dat ze hierheen gekomen is! ,
[9] Toen Ik deze woorden nog maar nauwelijks gesproken had, kwam de jonge vrouw, mooi gekleed en getooid, de zaal binnen, viel onmiddellijk aan Mijn voeten, opende direct een gouden potje dat met zeer kostbare narduszalf gevuld was en zalfde daarmee Mijn voeten; want van oudsher was het bij de voorname joden als een van de hoogste eerbetuigingen gebruikelijk om, wanneer iemand van een koninklijk huis afstamde, zijn voeten met narduszalf te zalven.
[10] Toen Mijn leerlingen dat merkten, zeiden ze onder elkaar: 'Is die vrouw soms waanzinnig geworden? Die zalf had voor minstens tweehonderd zilverstukken verkocht kunnen worden en dat geld had men dan onder de armen kunnen verdelen - de Heer heeft immers zulke wereldse eerbetuigingen toch niet nodig!'
[11] Maar Ik zag de mopperende leerlingen aan en zei: 'Wat raakt en ergert jullie dat nu weer?! Armen zullen jullie steeds bij jullie hebben, maar Mij niet zoals Ik nu in jullie midden ben. Deze vrouw heeft nu een goed werk aan Mij verricht en waar dit evangelie van Mij verkondigd wordt, moet ook deze vrouwen dit voorval duidelijk genoemd worden! Ik ben toch al lang in jullie midden en jullie hebben Mij nog nooit een kruik helder water gegeven om Mijn voeten te wassen; deze vrouw heeft echter vanmorgen Mijn voeten al gewassen met haar tranen en is nu teruggekomen om Mijn voeten te zalven. Hoe kan jullie dat dan ergeren? Als er nu geschreven staat dat Ik een Zoon van David ben, dan komt het Mij toch ook toe dat iemand Mij deze koninklijke eer bewijst!'
[12] Na deze woorden van Mij zei niemand er meer iets van en allen prezen de vrouwen haar daad.
[13] Daarop stond de vrouw op en wilde gaan.
[14] Maar Ik zei: 'Blijf jij nu bij Mij; want van nu af aan moet ook jij een getuige van Mijn daden en erbarming worden en blijven!'
[15] Toen bleef de vrouw, vol vreugde, en Lazarus bediende haar zeer vriendelijk en liet ook haar dienaren bedienen. En daarna praatten wij met elkaar bijna tot de avond, en bij deze gelegenheid vertelde de jonge vrouw ons trouwhartig veel over hetgeen ze had meegemaakt.
[16] Toen de vrouwons nu bijna een uur lang haar belevenissen op ingetogen wijze verteld had, meenden sommigen van de tot Mij bekeerde Farizeeën, dat veel van wat de vrouw vertelde niet zo betamelijk was voor dit verheven gezelschap; dat merkten ze eigenlijk alleen maar op omdat in het zeer goede verhaal van de vrouw veel dingen heel fijntjes vervlochten waren die ook heel nauw op hen betrekking hadden.
[17] Maar Ik prees de openheid en trouwhartigheid van de vrouw en zei tegen de Farizeeën en schriftgeleerden: 'Mijn nu enigszins opgewonden vrienden! Erger je toch niet, omdat nu door de mond van deze vrouw veel dingen in Mijn bijzijn aan het licht zijn gekomen, waar ook jullie in belangrijke mate schuldig aan zijn en welke schuld jullie in je vlees meedragen! Maar als de woorden van de vrouw, die geen namen heeft genoemd, jullie gemoed al verontrust, waarom doet Mijn alwetendheid dat dan niet? Ik zeg jullie: aan gene zijde in het rijk van de geesten zal men je luid van de daken verkondigen wat jullie op deze wereld nog zo ijverig trachtten te verbergen; daarom is het beter om nog in deze wereld een klein gericht te doorstaan en zich een kleine verdeemoediging te laten welgevallen, dan aan gene zijde voor het oog van alle engelen van de hemel te schande te staan.
[18] Wie zich hier op deze aarde als een beter mens wil voordoen dan hij in werkelijkheid is, bezit nog een huichelachtige geest; hiermee kan men het rijk Gods nog niet echt binnenkomen. Wie echter ooit tegenover Mij wil bestaan, moet zich ook zo aan de wereld laten zien als hij is; dan zal hij ook in Mijn ogen en die van de engelen geen verder gericht meer hoeven door te maken, als hij zich in zijn doen en laten gebeterd heeft.
[19] Kijk naar deze vrouw! Zij heeft werkelijk veel gezondigd; n:aar omdat zij volopenhartigheid is en bovendien veel werken van naastenliefde heeft gedaan, is haar nu ook veel vergeven en zij is Mij nu liever dan menige rechtvaardige die nooit gezondigd heeft. Want Ik ben met vanwege de rechtvaardigen in deze wereld gekomen, maar enkel vanwege de berouwvolle zondaars, evenals ook een arts alleen naar diegenen gaat die hem nodig hebben en niet naar de gezonde mensen, die de arts niet nodig hebben.'
[20] Na deze woorden van Mij zeiden de Farizeeën en schriftgeleerden, die enigszins geërgerd waren geraakt, niets meer en namen genoegen met deze terechtwijzing.
[21] Daarop vroeg de vrouw Mij om geduld met haar te willen hebben, dan zou ze haar uiterste best doen om alles nog goed te maken wat er ooit door haar aan zondigs bedreven was.
[22] Maar Ik zei vriendelijk tegen haar: 'Jij hebt niet veel meer goed te maken; maar anderen zouden aan jou heel veel goed te maken hebben! Maar nu zeg Ik je: vergeef allen die aan jou en tegenover jou gezondigd hebben, zoals ook Ik jou vergeven heb, dan zal Ik ook aan hen hunzonden tegenoverjou vergeven! Maar eet nu en drink, en sterk je!'
[23] De vrouw zei: 'O Heer! U alleen bent voor mij het beste brood en de allerkrachtigste en zoetste wijn uit de hemelen; U alleen bent de echte en meest waarachtige levensversterking van mijn ziel en mijn lichaam; wees mij toch altijd genadig en barmhartig en verlaat mij, arme zondares: niet!'
[24] Ik zei: 'Mijn lieve dochter, deze woorden heeft het vlees Je met ingegeven, maar de geest van liefde in het hart van je ziel! ..
[25] Ja, Ik ben een waar brood uit de hemelen en zo ook een echte wijn; wie dit brood zal eten en die wijn zal drinken, zal eeuwig geen honger en dorst hebben. Ik ben derhalve echt voedsel en een echte drank; wie Mij zal eten en drinken in de geest en in de waarheid, zal de dood niet zien, noch voelen of smaken. Eet en drink daarom nu ook lichamelijk van dit aardse brood en de aardse wijn!'
[26] Toen pas nam de vrouw brood en at, en dronk er ook wat wijn bij .
«« 80 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.