De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 85 / 220 »»
[1] Toen nu ook over dit onderwerp, dat de schriftgeleerde naar voren gebracht had, al het nodige besproken was en het al bijna avond was, stuurden de Farizeeën, die al enige uren geleden naar Bethanië gekomen waren, een dienaar naar Lazarus om te vragen of hij voor een goed overleg naar hen toe wilde komen; want ze zouden nu van hem willen horen of ze voor niets naar Bethanië gekomen waren.
[2] Hierop vroeg Lazarus Mij wat hij nu moest doen.
[3] Ik zei: 'Degenen die daar aanwezig zijn hebben nu veel vóór en tegen Mij naar voren gebracht, maar zijn het er nu over eens geworden dat ze Mij niet meer vijandig tegemoet willen treden, en daarom gaan Ik en jij en onze Romeinse vrienden nu naar hen toe. Alle anderen blijven hier tot wij terugkomen. Mijn Rafaël zal jullie wel doorgeven waar wij bij de Farizeeën over spreken. Laten we dus naar hen gaan, die op ons wachten!'
[4] Ik liep voorop en Lazarus en de Romeinen volgden Mij.
[5] In de voorhof ontmoetten wij Judas Iskariot en hij vroeg waar Ik heen ging.
[6] En Ik zei: 'Daar waar jij niet heen gaat! Het overige kun je binnen, in het huis, horen! ' .
[7] Daar zei hij niets meer op en ging het huis binnen, en wij gingen naar de Farizeeën. Hier ging Lazarus vooruit en Rafaël, die de tempeldienaren al kenden, begeleidde hem. Ik en de Romeinen wachtten nog even in de voorhof
[8] Toen onze Lazarus met Rafaël het zeer ruime vertrek van de Farizeeën binnenkwam, begroetten zij hem met de beleefdheidsvormen die hun eigen waren, die onze Lazarus ook heel goed wist te beantwoorden en waarmee de tempeldienaren ook heel tevreden waren. Na deze wederzijdse begroeting kwam het gesprek direct op de hoofdzaak, en die bestond natuurlijk uit alles wat Mij uiteraard maar kon betreffen.
[9] Een schriftgeleerde, die zich erg op zijn wijsheid liet voorstaan en die wij al kennen van de Olijfberg, zei tegen Lazarus: 'Vriend, je weet vast nog wel wat we gisteravond besproken hebben en ook zo goed als geheel overeen zijn gekomen! Daarom zijn wij vandaag zo vroeg mogelijk hier naar toe gegaan. Maar, vriend, wij zijn hier werkelijk niet ontvangen op een manier die ons genoegen doet. Want het scheelde niet veel of wij waren doorjouw honden lelijk toegetakeld, als jouw dienaren ons niet te hulp waren gekomen! Dat was toch echt niet de ontvangst waarmee men ons tempeldienaren pleegt te ontvangen!
[10] Wij zouden ons daar echter niet zo erg of uiteindelijk helemaal niet druk over gemaakt hebben, als jij ons niet zelf beloofd had dat wij vandaag de Messias persoonlijk zouden ontmoeten. Nu zijn we al een paar uur hier en we hebben niet alleen niets van de eventuele aanwezigheid van de Messias te zien gekregen, maar jij hebt ons zelfs niet met jouw zo bekende gastvrijheid ontvangen, zoals andere keren, en wij mochten zelfs jouw hoofdwoning niet binnengaan maar werden naar deze vreemdelingenherberg van jou verwezen -en kijk, dat was beslist niet correct van jou en wel des te minder omdat jij voor zover wij weten thuis was en ook geen dringende zaken te doen had! Maar laten we het daar niet meer over hebben, omdat jij nu toch met die wonderbaarlijke jongeman gekomen bent en wij met jullie beiden over de hoofdzaak kunnen spreken!
[11] Zeg ons dan nu of de Nazarener, die de beloofde Messias zou zijn, wat wij zelf onder elkaar als een tamelijk uitgemaakte zaak beschouwen, zich hier ergens in Bethanië bevindt, of is Hij voorzover jij weet ergens anders? Want er is ons nu wat onszelf betreft veel aan gelegen om nader kennis met Hem te maken. Vanmorgen moesten wij vanwege Hem een grote en zware beproeving in de Hoge Raad doorstaan. Maar wij hebben ons er uiteindelijk vrij behoorlijk doorheen geslagen, hoewel wij zelf ondanks alles wat wij gisteren bij jou meegemaakt en gehoord hebben enigszins wankel zijn geworden in onze nieuwe opvatting; maar nu hebben we alle ons bekende omstandigheden nader overwogen en onze onzekerheid overwonnen. Daarom zouden wij nu zo graag met Hemzelf willen spreken. Geefons daartoe de gelegenheid, dan zijn en blijven wij weer je goede oude vrienden!'
[12] Lazarus zei: 'Als jullie het bij je komst hierheen net zo eens waren geweest als jullie dat nu zo tamelijk zijn, hadden jullie ook spoedig de gelegenheid kunnen hebben om te spreken met degene die werkelijk de Messias is; maar jullie waren het helemaal niet eens en sommigen van jullie waren overwegend de mening toegedaan dat het de beste test zou zijn om te onderzoeken of Hij de Messias is of niet -dat men Hem met geweld gevangen zou nemen en aan het gerecht zou overleveren om Hem ter dood te laten veroordelen. Als Hij de Messias zou zijn, zou niemand Hem kunnen doden; als Hij echter alleen maar een buitengewoon mens was, zoals er al zoveel op de wereld geweest zijn, dan zou Hij sterven en zou het daarna in niemands gedachten meer opkomen om Hem nog ooit voor de Messias te houden. Kijk, deze overwegende mening van jullie was dan ook de reden, waarom jullie ten eerste niet in mijn hoofdwoning konden worden binnengelaten en ten tweede daar ook niet aan de Messias voorgesteld konden worden!
[13] Maar aangezien jullie nu unaniem van deze slechte opvatting afgestapt zijn en een ander besluit hebben genomen, kunnen jullie nu ook het geluk hebben om de Messias te zien en ook te spreken. Kom Hem echter vooral niet met een onderzoekend hart en een onderzoekende blik tegemoet, maar met geloof en liefde, dan zal ook Hij jullie met Zijn liefde tegemoet komen -maar in het andere geval met Zijn alles doordringende wijsheid en dan zouden jullie in de verste verte niet in staat zijn die te beantwoorden! Want zoals Hij heel goed wist met welke gedachten jullie hierheen gekomen zijn, zoals ik jullie nu openlijk meegedeeld heb, zo kent Hij ook iedere gedachte die wellicht nog, hoe stil en geheim ook, in jullie gemoed opkomt. Laat dit dus een vriendelijke raad aan jullie zijn, waarvan ik hoop dat jullie die opvolgen tot je tijdelijk en eeuwig welzijn!'
[14] De schriftgeleerde zei: 'Jij hebt nu goed gesproken en ons nogmaals verbazingwekkende dingen gezegd; wij zullen je raad in acht nemen; maar breng ons nu naar de meest Wijze aller wijzen!'
[15] Nu deed Rafaël de deur open en zei: 'O Heer, kom binnen bij degenen die nu naar U dorsten!'
[16] En Ik kwam samen met de tien Romeinen de grote kamer binnen en zei tegen de Farizeeën en schriftgeleerden: 'Vrede zij met allen die van goede wil zijn en nu dus ook met jullie, aangezien jullie in je gemoed ook van betere wil bent geworden! Waarom zoeken jullie Mij en wat willen jullie van Mij?'
[17] De schriftgeleerde zei: 'Heer en Meester, waarom wij U nu zoeken, weet U beslist net zo goed als U van tevoren wist met wat voor gedachten wij hier naar Bethanië zijn gekomen! Wij twijfelen er bij onszelf nu helemaal niet meer aan dat U de beloofde Messias bent, maar wij zouden nu graag uit Uw mond willen horen wat wij moeten doen om in onze moeilijke positie nog enigszins Uw genade en erbarming waardig te zijn.'
[18] Ik zei: 'Mensen als Nikodemus en ook Jozef van Arimatea zitten toch ook dikwijls in jullie Raad! Wat zij doen, kunnen jullie toch ook doen als jullie dat willen! Ik heb jullie al herhaalde keren in de tempel openlijk gezegd en door woorden en tekenen duidelijk getoond wie Ik ben. Als jullie dat in je hart geloven en daar ook naar handelen, zullen jullie leven en zalig worden; maar als jullie niet geloven en er ook niet naar handelen, zullen jullie je leven en je zaligheid verbeuren.
[19] Maar de tempel, zoals die nu is en bestaat, is allang geen godshuis meer, hij is tot een rovershol en een moordkuil geworden. Jullie Farizeeën, hogepriesters en schriftgeleerden hebben hem zo gemaakt; daarom kan er ook uit de tempel voor geen enkel mens nog enig heil voor het eeuwige leven voortkomen. Nu ben Ik de levende ark des verbonds, en Ik ben ook de tempel en het heil en de waarheid en het eeuwige leven! Wie in Mij gelooft en volgens Mijn leer leeft, zal ook het eeuwige leven in zich hebben en zalig worden in Mijn rijk.
[20] Mijn rijk zal echter niet een rijk van deze wereld zijn, maar een rijk van een andere wereld, die jullie nog nooit gekend hebben; want als jullie die wereld ooit gekend zouden hebben, zouden jullie ook Mij herkend hebben toen Ik bij jullie in de tempel kwam, en als jullie Mij herkend hadden, zouden jullie ook Degene herkend hebben die Mij gezonden heeft, van wie jullie zeggen dat Hij jullie God is. Maar de Vader, die Mij gezonden heeft, heeft Mij niet gezonden zoals men in de wereld een mens zendt, maar zodanig, dat hier de Zender en de Gezondene één zijn!
[21] Wie gelooft dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader ben, kan zeggen dat hij de Vader en de Zoon gezien en gesproken heeft; van kennen kan echter pas sprake zijn als Ik Mij binnenkort weer volkomen in Mijn rijk zal bevinden en Ik Mijn geest zal uitstorten over hen die in Mij geloven, Mijn woorden bewaren en ernaar leven en handelen.'
[22] Nu zei de schriftgeleerde: 'Heer en Meester, Uw woorden zijn vastberaden en beslist gesproken! Wanneer ze zo door een mens gesproken zouden zijn, zouden ze als de hoogste godslastering beschouwd worden, waarop Mozes de doodstraf gesteld heeft; daarom is onder de joden ook nog nooit gehoord, dat iemand zich de hoogste waardigheid en eer van God aanmatigde en zichzelf toekende, behalve de heidense koning Nebukadnezar, die daarom echter ook door God getuchtigd is.
[23] Maar U bent niet bang voor de wet en nog minder voor de mensen en Uw daden, waar wij al veel van gehoord en die we gedeeltelijk zelf meegemaakt hebben, getuigen dat alle machten en krachten van deze wereld en ook die van de hemelen aan Uw wil onderworpen zijn; wij moeten dus bij onszelf wel geloven dat U Degene bent, die U gezegd hebt te zijn, zoals U ons reeds in de tempel en nu hier weer uiteengezet hebt, overeenkomstig alles wat de profeten over de komende Messias voorspeld hebben.
[24] Wij geloven nu in U en daarom geloven wij ook dat U ons nu, net als in de tijd van de Babylonische gevangenschap, weldra uit de nog hardere gevangenschap van de Romeinen zult bevrijden en ons weer tot een vrij, zelfstandig en voor altijd machtig volk zult maken. Als U dat doet, zullen alle joden in U geloven, anders echter maar weinigen!'
[25] Ik zei: 'Zalig zullen alleen diegenen worden die zich niet aan Mij zullen ergeren, en geloven dat Ik de beloofde Messias ben! Maar Ik ben niet gekomen om voor de joden nogmaals een aards en vergankelijk rijk te stichten, maar een geestelijk rijk in de liefde tot God en tot de naaste en derhalve een rijk van licht en alle waarheid uit God, zonder leugen en zonder bedrog.
[26] Wie echter denkt dat Ik nu een aards rijk zal stichten, maakt een grote vergissing. De Romeinen zijn nu jullie aardse heren en zullen dat ook in de toekomst net zo lang blijven als het God zal behagen. Maar wanneer jullie tegen hen in opstand komen, zullen ze jullie breken en vermorzelen.
[27] Wie zich evenwel in Mijn rijk zal bevinden, dat nu ook aan de Romeinen gegeven wordt, zal voor geen macht ter wereld bang hoeven te zijn, zoals ook Ik voor geen enkele wereldse macht vrees koester. Hier aan Mijn zijde staan reeds tien Romeinen met de hoogste aardse posities van Rome; zij kunnen voor jullie ook van Mij getuigen of Ik ooit naar een wereldse heerschappij gestreefd heb, en zij zullen jullie ook zeggen wat zij als heidenen van Mij denken!'
[28] Toen de Farizeeën deze woorden van Mij gehoord hadden, werden ze onzeker vanwege de aanwezige hoge Romeinen en ze wisten niet wat ze nu moesten doen.
«« 85 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.