Over het invoeren van de sabbat (8.2.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 92 / 220 »»
[1] (De Heer:) 'Zie, sinds de eerste tijden van de mensen is het gebruikelijk geweest om de week in zeven dagen te verdelen; deze indeling leiden de mensen langs natuurlijke weg af van de maankwartieren en langs bovennatuurlijke weg, die hun geopenbaard werd, van de zeven geesten in God, waarvan jullie ook iets gehoord, maar nog nooit ook maar één woordje begrepen hebben.
[2] Van de zeven geesten nu is het de zevende, die als het ware met terugwerkende kracht alle zes voorafgaande door en door zuivert en verzacht, en deze zevende geest heet daadwerkelijke erbarming. En kijk, ook om die reden heeft God bij monde van Mozes de zevende dag tot sabbat bestemd, zodat jullie je op die dag van de slaafse arbeid voor jullie eigen buik zouden onthouden en bij de samenkomst voor de tent, waarin de ark stond, naar jullie arme broeders en zusters, weduwen en wezen zouden omzien en je metterdaad over hen zouden ontfermen; want dat houden immers de hele wet van Mozes en alle profeten in, namelijk dat jullie in volkomen geloof in God en in liefde tot Hem aan jullie arme naasten de werken van de echte barmhartigheid zullen doen, en dat is ook de enige ware en Mij welgevallige godsdienst!
[3] Maar wanneer het zó en onmogelijk anders is, hoe zou Mozes zich zelfs in zijn allerslechtste droom ooit hebben kunnen voorstellen dat de sabbat er door God voor bestemd is, dat op die dag geen enkele jood aan zijn arme naaste een werk van barmhartigheid moet en mag bewijzen?
[4] Denken jullie nu echt dat het wil zeggen God eer te bewijzen, als iemand een hele dag ten eerste in volkomen ledigheid en vervolgens of in de tempel in Jeruzalem of elders in een synagoge in een andere plaats of in zijn huis doorbrengt, verscheidene malen de tien geboden en enkele psalmen van David en nog andere dingen uit de Schrift zonder gevoel, zonder er bij te denken dus hersenloos zelf prevelt en blèrt ofwel ze door een priester laat voorprevelen en voorbIeren, aan wie hij een offer geeft omdat hij gelooft dat het geprevel en geblèr uit de mond van een priester krachtiger en God meer welgevallig is dan dat van hem zelf! O jullie waanzinnigen! Denk toch eens na, of het mogelijk is dat de alwijze God in zulke dwaasheden en zotternijen, die alleen door jullie en nooit door Mozes of door de profeten zijn bedacht en die jullie zelfs tot een wet hebben verheven, ooit behagen kon scheppen en of Hij, die eeuwig onveranderlijk Dezelfde is, daar nu welgevallen in kan hebben of dat ooit zal hebben!
[5] Ja, de mensen die God erkennen en Hem boven alles liefhebben moeten ook in hun hart tot Hem bid.den. Maar hoe? In de eerste plaats door Zijn wil op de juiste manier op te volgen, door de werken der naastenliefde te beoefenen, en in de tweede plaats moeten ze in hun hart innig en volliefde aldus tot God spreken:
[6] 'Onze liefdevolle Vader, die in Uw hemelen woont! Uw rijk van eeuwige liefde en waarheid kome daadwerkelijk tot ons! Uw alleen heilige wil, het Zijn van alle wezens, worde ook onder ons net zo tot werkelijkheid als dat in al Uw hemelen en scheppingsruimten geschiedt! Geef ons, Uw kinderen, het brood des levens! Vergeef ons onze schulden, zoals wij onze broeders die ons beledigd hebben vergeven! Laat geen verzoekingen en bekoringen tot zonde over ons komen, waaraan wij in onze zwakheid moeilijk of helemaal geen weerstand kunnen bieden, maar bevrijd ons van alle kwaad! Uw naam worde altijd geheiligd, hoog geprezen en boven alles geloofd; want van U is eeuwig alle liefde, wijsheid, kracht en macht!'
[7] Kijk, dat is een echt gebed tot God, als het door iemand in zijn hart innig, waarachtig en in volle ernst wordt uitgesproken! Maar ook dit gebed heeft geen waarde ook al wordt het duizend keer door iemand met de mond uitgesproken, maar het moet innig, waarachtig en vol ernstige wil in het hart uitgesproken worden, en de mens moet ook door zijn daden tonen wat de woorden van zijn hart zeggen, anders is al dat bidden een gruwel in Gods ogen; want de eeuwig levende God, die de liefde, wijsheid, kracht en macht zelf is, laat Zich niet eren door loze en dode woorden van de lippen en zinloze offers en ceremoniën, maar alleen door werken volgens Zijn wil. Maar die kan en moet ieder mens iedere dag beoefenen en niet alleen op de sabbat; als de mens dat doet, dan maakt hij iedere dag tot een ware sabbat en hoeft hij niet te wachten op de zevende dag van de week, die als dag voor Mij niet meer waarde heeft dan een andere. Kijk, dat is nu Mijn mening! En jij, schriftgeleerde tempeldienaar, kunt Mij nu van repliek dienen als je daar reden toe ziet.'
[8] De schriftgeleerde zei: 'O Heer en Meester, dat zal ik nu en ook voor altijd wel achterwege laten; want nu pas heb ik duidelijk ingezien dat U werkelijk de Gezalfde van God bent! Ja, U hebt in alle opzichten gelijk en het verwijt dat U ons tempeldienaren maakt is waar en meer dan terecht. Maar helaas zijn wij gevangen door de tempel en kunnen niets doen voor deze hoogst ware goddelijke aangelegenheid, die U nu uiteen hebt gezet.
[9] Maar U, o Heer, bent machtig; doe volgens Uw genade, liefde en wijsheid wat U welgevallig is! Maar al blijven wij in de tempel, wij zullen werkelijk in geen enkele vergadering meer een woord ten nadele van U spreken, maar wel bij gelegenheid aan de hogepriesters tonen hoe het met deze zaak zit. Maar als U ons speciaal zou willen aangeven wat wij moeten doen, dan zullen wij dat ook doen om in genade door U aangenomen te worden. Heer en Meester, wat is Uw wil met ons en ten aanzien van ons?'
[10] Ik zei: 'Ik heb jullie nu toch al enkele dingen gezegd waardoor jullie verstand Mijn wil wel onderkend zal hebben! Handel daarnaar, dan zullen ook jullie het leven ontvangen! De tempel zal jullie niet verhinderen om in je hart in Mij te geloven en naar Mijn wil te handelen en, waar dat nodig is, Mij ook te bekennen tegenover de wereld; want Ik zeg jullie ook: wie Mij tegenover de wereld zal bekennen, die zal Ik ook bekennen tegenover Mijn Vader in de hemel. -En nu kunnen jullie weer naar Jeruzalem reizen; maar wanneer de tempeldienaren jullie naar Mij zullen vragen, zeg dan niets over Mij! Mijn zegen met jullie! Amen.'
[11] Toen stonden de tempeldienaren ontroerd op, bedankten Mij voor de lessen en voor het verlossen uit hun verwarring; aangezien het al tamelijk donker was geworden, gingen ze op weg naar huis,. en Lazarus gaf hen enkele begeleiders met fakkels mee, wat de tempeldienaren zeer op prijs stelden. Maar wij gingen weer de zaal binnen en aan onze tafel zitten. Nu pas gaven de Romeinen uiting aan hun grote vreugde over alles wat Ik de tempeldienaren zo openlijk en goddelijk waar gezegd had.
[12] Allen vroegen Mij nu om het ware gebed, dat Ik de tempeldienaren getoond had. Maar toen kwam Rafaël naar Agricola toe en overhandigde het hem, geschreven op perkament, en daar konden de Romeinen Mij niet genoeg voor danken.
[13] Daarop zei Ik tegen Lazarus: 'Broeder, we hebben nu weer gewerkt; laat ons daarom voor het eten wat wijn en brood brengen, zodat wij ons kunnen sterken!'
«« 92 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.