De lievelingsspijs van de Heer (13.2.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 93 / 220 »»
[1] En Lazarus zorgde onmiddellijk voor alles. Toen er weer brood en nieuwe wijn op tafel werd gezet en wij daar iets van namen, kwam Martha Mij vragen, wat Ik het liefste als avondmaal zou eten.
[2] Ik zei: 'Kijk eens, Mijn lieve Martha! De mensen die Mijn woord horen en ernaar leven zijn Mijn liefste voedsel en ook Mijn liefste drank! - Heb je deze woorden nu goed begrepen?'
[3] op een enigszins angstig verblufte toon zei Martha nu: 'Maar Heer en Meester, U wilt toch niet zeggen dat U mensenvlees wilt eten?'
[4] Ik zei: 'Wel, Mijn lieve vriendin, jij bent nog niet zo diep doorgedrongen in de dingen van de geest! Bedoel Ik nu voedsel voor de geest of voedsel voor het lichaam, als Ik zeg dat die mensen Mijn lievelingsvoedsel en Mijn lievelingsdrank zijn, die Mijn woord horen, het ter harte nemen en ernaar leven en handelen? Ik zeg jou en ook allen die hier zijn: de mens leeft niet alleen van brood en wijn, maar veeleer van ieder woord dat uit Gods mond komt, als hij ernaar handelt; en zodoende is Gods woord een uiterst voortreffelijk voedsel voor de gehele mens, terwijl het brood van deze aarde alleen maar zijn sterfelijke lichaam voedt en niet tevens zijn ziel en zijn geest.
[5] Maar zoals God door het woord het hoofdvoedsel is voor de gehele mens, zo is dan ook de mens die God kent, Hem boven alles liefheeft en Zijn wil doet, eveneens een goede en zeer verkwikkende spijs voor de eeuwige liefde in God. Wanneer je dat nu begrepen hebt, mag je ons vandaag als avondmaal een goed gerecht van welbereide vissen op tafel zetten!'
[6] Martha zei: 'O Heer en Meester, nu heb ik wel begrepen dat U zojuist alleen maar geestelijk voedsel en een geestelijke drank bedoeld hebt, en ik dank U van gans er harte voor Uw grote geduld met mij; maar aangezien U ook Uw verlangen naar een goed bereid gerecht van edele vissen uitgesproken hebt, moet ik U nu wel eerlijk bekennen dat juist vandaag de visvoorraad helemaal op is gegaan. Bij het middagmaal is alles wat er nog was opgegeten en Uw wens heeft mij nu in grote verlegenheid gebracht. Wat moet ik nu doen?'
[7] Ik zei, met een vriendelijk gezicht: 'Ja, Mijn lieve Martha, dat is inderdaad een enigszins vervelende geschiedenis! Waar moet je nu zoveel edele vissen vandaan halen dat het voldoende is voor ons allemaal?'
[8] Martha zei, nog verlegener dan daarvoor: 'O Heer en Meester, ik weet het werkelijk niet; maar U kunt mij wel raad geven en helpen!'
[9] Ik zei: 'Ja, dat zou Ik zeker kunnen, wanneer jij dat echt en vast zou geloven!'
[10] Martha zei: 'O Heer en Meester, ik geloof immers alles! U bent immers de eeuwige liefde en waarheid zelf en wat U zegt en wilt, gebeurt ook altijd zeker en gewis!'
[11] Ik zei: 'Ga dan maar eens kijken in de vijver die zich, in een grote steen uitgehouwen, in jullie keuken onder de aldoor stromende bron bevindt, dan zul je daar zoveel vissen vinden dat het voldoende is voor vandaag en morgen!'
[12] Na deze woorden van Mij haastte Martha zich samen met haar zuster Maria en begeleid door Maria van Magdala naar buiten naar de grote keuken, waar ze de vijver aantroffen vol met de beste vissen uit de rivier de Jordaan en hun verbazing daarover was groot. Ze kwamen snel weer terug en vertelden het wonder aan iedereen en aan hun dankbare verbazing kwam vrijwel geen einde.
[13] Maar Ik zei tegen Martha: 'O, verbaas je daar maar niet al te zeer over, want Ik heb voor jullie ogen immers al vele tekenen gedaan; ga nu maar een goed avondmaal voor ons bereiden!'
[14] Toen Ik dat gezegd had haastten Martha en ook Maria zich de kamer uit naar de keuken en stelden daar alles in bedrijf, zodat het avondmaal in een uur tijd uitstekend bereid zou kunnen worden. Het was evenwel een door sterren verlichte avond en in het westen waren nog de laatste stralen van de ondergegane zon te zien, wat wij door de open ramen goed konden waarnemen, en speciaal de Romeinen uitten de wens om nu een poosje in de open lucht aan Mijn zijde de sterrenhemel en verschillende verschijnselen van de avond te bekijken en gade te slaan.
[15] En Ik zei: 'Goed, laten we dan een uur lang naar buiten gaan, daar zal veel te zien, te observeren en te ontdekken zijn!'
«« 93 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.