Over de kracht van het kleine

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 95 / 220 »»
[1] Toen Marcus Mij zo prees omdat Ik hem deze verklaring had gegeven, zei Ik tegen hem: 'Je hebt nu heel goed gesproken en met jouw lof Mijn hart een echte en ware vreugde bezorgd; want wie een gering lijkende gave niet eert, is ook geen grotere waard. Maar Ik zeg jullie dat Ik het steeds zo doe als jullie in de hele natuur van de aarde kunnen zien: wanneer Ik iets groots schijn te doen, is het effect om heel wijze redenen minder; maar wanneer Ik iets nauwelijks merkbaar schijn te doen, is het gevolg steeds eindeloos groot en onverwoestbaar, Daarom zouden jullie kunnen zeggen dat Ik in het grote klein, maar in het kleinste eindeloos groot ben!
[2] Wanneer Ik met geweldige stormen gepaard gaand onweer vernielend over landen en zeeën laat trekken, zeggen de mensen: 'Hoe ontzettend groot en machtig bent U, o Heer!' Maar als Ik een onbeduidend zaadkorreltje in de aarde leg, dat vervolgens ontkiemt, groeit en, nietig als het is, een sterke machtige boom doet ontstaan, zal geen mens daarbij vol verbazing uitroepen: 'Hoe groot en machtig bent U, o Heer!', maar hij beschouwt dit veel grotere wonder met een heel onverschillig gemoed en zegt hoogstens: 'Ja, ja, dat moet allemaal inderdaad zo zijn, dat er volgens de wil van de Heer uit kleine zaadjes grote bomen en bossen ontstaan'.
[3] Zo verbazen de mensen zich ook over heel hoge bergen, brede rivierengrote meren en zeeën en slaan nauwelijks acht op een vruchtbare heuvel en een zuivere bron die hun dorst lest; maar bij Mij staat de vruchtbare heuvel ver boven de onvruchtbare Ararat en de zuivere bron ver boven de oceaan. Want deze zijn reeds zeer verwant met het leven uit Mij; maar de Ararat en de oceaan staan nog heel diep in het gericht en staan nog ver van het leven af
[4] Sla daarom ook acht op Mijn vaak onbelangrijk lijkende woorden; want juist in die woorden geef Ik jullie meer van het liefdeleven uit Mij dan wanneer Ik een hele hulsglobe voor jullie ogen en oren keurig in atomen zou ontleden! Want van Mijn eindeloze wijsheid en macht kunnen jullie maar enkele druppels drinken, maar uit de levensbron van Mijn vaderlijke liefde kunnen jullie altijd stromen in je opnemen.
[5] En kijk, precies hetzelfde is het geval wanneer de mensen Mij liefhebben, eren en prijzen! Wie Mij liefheeft en in stilte prijst en daarbij in alle deemoed zijn kleinheid en Mijn alles erkent, eert Mij werkelijk geheel en al in de geest en in de waarheid en Ik schep een groot welbehagen in hem, en wat zo heel gering lijkt, heeft grote gevolgen. Wie Mij echter met grote wereldse praal, met allerlei nietszeggende ceremoniën en lange gebeden en gezangen eert en prijst en daarbij gelooft, dat dat Mij genoegen doet, vergist zich flink; want een dergelijk prijzen is een gruwel in Mijn ogen, als het van de priesters uitgaat; en als het onwetende volk Mij daardoor meent te eren en Mij daarmee om genade wil vragen, zal het door Mij niet op grote schaal verhoord worden, zodat het tot het inzicht komt dat zulke grote en pronkerige gebeden en vereringen Mij absoluut niet bevallen
[6] Zoveel voedende vruchten als er op hoge bergtoppen groeien, zoveel vruchten van genade moeten ook de mensen krijgen die Mij met pralend vertoon aanbidden, prijzen en vereren! Want wie niet in zijn hart, in de geest en in alle waarheid tot Mij bidt, zal ook niet verhoord worden; want als Ik zulke gebeden zou verhoren, zou Ik Zelf de leugen en het heidendom in de hand werken, wat niemand, die ook maar een beetje verstand bezit, ooit van Mij zal verwachten. Want Ik ben Zelf het licht, de weg, de waarheid en het leven; hoe zou Ik dan kunnen houden van de duisternis, de dwaalwegen, de leugen en de dood?
[7] Daarom zeg Ik jullie ook dat Ik noch in het stormgeraas noch in het woeden van het vuur, maar in het zachte ruisen van de waaiende ochtendlucht voorbij ga. Wie Mij dan in zo'n stilte van zijn gemoed tegemoet zal komen, zal Mij ook ontmoeten.'
[8] Nu zei Marcus: 'O Heer en Meester, hoe groots en heerlijk, hoe vol liefde en eeuwige waarheid zijn Uw woorden, en hoe gelukkig is degene die ze begrijpt en volgens de geest ervan handelt! Maar hoe weinigen zijn er die dat willen horen en ter harte willen nemen! Wij zullen echter wel doen wat U ons aangeraden hebt; want wij weten en geloven nu werkelijk dat U alleen de Heer en Meester, U alleen de ene en ware God van eeuwigheid bent en dat alles wat er in de oneindigheid bestaat door U geschapen is en aldoor in stand gehouden wordt. Daarom ook zij U alleen alle lof, alle prijs en al onze daadwerkelijke liefde en aanbidding!
[9] Maar aangezien wij nu reeds hier het onbeschrijfelijke geluk hebben om U als de eeuwige Meester van alle dingen in levenden lijve onder ons te hebben, zou het werkelijk onvergeeflijk zijn wanneer wij, weetgierige Romeinen, ons niet met nog allerlei vragen tot U zouden richten -want U alleen kunt ons immers zeggen, hoe het met deze en andere dingen gesteld is - en zo heb ik nu bij deze gelegenheid nog een kleine vraag.'
«« 95 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.