Over het materialistische onderzoek van de natuur

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 97 / 220 »»
[1] (De Heer:) 'Kijk, bij de oude Egyptenaren bestonden er ten tijde van de latere farao's ook een aantallouter uiterlijke natuuronderzoekers en natuurkundigen, en nu nog vullen de werken die ze geschreven hebben grote zalen en kasten en planken! Je zou er zeker een paar eeuwen voor nodig hebben om al die boeken en rollen en tabletten door te lezen. Kijk, de zielen van die natuurkundigen zetten ook aan gene zijde hun onderzoekingen en zoeken voort, vallen van de ene dwaling in de andere, laten zich door geen engel iets leren en blijven in hun waan en zoeken de oergrondslag van de krachten alleen maar in de materie, die voor hen zo goed als helemaal niet bestaat; want hun eindeloos gezwoeg vindt alleen maar plaats in hun schijnmaterie, die nergens anders uit bestaat dan alleen uit hun vluchtige en zeer wisselvallige inbeelding en fantasie!
[2] Dat het met die zielen zo gesteld is, kun je wel van Mij aannemen; maar dan vraag Ik: wat voor levensnut levert dat voor hen op? Kijk, helemaal geen; want zolang zij in hun waan volharden, kan er voor hen toch zeker nooit enig levensheil opbloeien en tot een rijpe vrucht worden! Daarom dient ook hier een louter vorsen in de dingen van de natuur alleen maar in zoverre een voorbijgaand aards nuttig doel, dat zich daaruit dingen voor de mensen kunnen ontwikkelen die voor wereldse doeleinden te gebruiken zijn; maar al die vele uitvindingen, die in de toekomst nog door de natuurkundigen ten uitvoer gebracht zullen worden, zullen net zolang het stempel van onvolmaaktheid dragen als ze niet door zulke mensen worden uitgevoerd, die de krachten van de natuur der materie alleen vanuit de lichtende en waarachtige geestelijke grondslag leren kennen en daardoor ook ware heersers over de gehele natuur zijn, waar jullie een voorbeeld van hebben gezien bij de zeven Egyptenaren.
[3] Maar mensen die het eenmaal ver gebracht hebben in de ware kennis van zichzelf en van daaruit ook van de hele natuur en haar krachten, zullen iets heel anders en beters als aardse bezigheid kiezen dan het vervaardigen van allerlei kunstmatige en materieel nuttige dingen, machines en producten; want geestelijke mensen zullen er altijd bovenal naar streven steeds nader tot Mij te komen en zich de volheid van het eeuwige leven eigen te maken. Want alleen dat kan voor de ware denker en ziener een reële waarde hebben, omdat dat een eeuwig bezit is, maar alles van deze wereld alleen maar voorzover het hem behulpzaam kan zijn bij het bereiken van het grote hoofddoel.
[4] Maar tegen degene die nu zegt: 'Kijk, ik bezit vele goederen, heb grote schatten en breng allerlei nieuwe en knappe dingen ten uitvoer; want ik zorg dat ik vakmensen uit alle windstreken krijg, die in staat zijn allerlei dingen te maken!', zeg Ik op Mijn beurt: hoe lang zul je dat allemaal eigenlijk nog het jouwe kunnen noemen? Kijk, morgen al kan je ziel uit je lichaam genomen worden, en wat zal die dan meenemen van alles wat jij nu nog het jouwe noemt? Ik zegje: enkel en alleen het waarachtig goede dat ze op deze wereld voor een ander heeft gedaan! Maar als ze dat niet heeft gedaan, dan zullen de vele hier achtergelaten goederen, schatten en kostbare dingen aan gene zijde een hoge en moeilijk te overstijgen scheidingswand voor haar vormen tussen Mijn rijk en haar wezen, omdat er aan haar kant veel gejammer en tandengeknars zal zijn.
[5] Laat een ieder van jullie dus vooral het ware rijk Gods en zijn gerechtigheid zoeken, die bestaat uit de ware en levende liefde tot God en uit de daadwerkelijke liefde tot de naaste, en al het andere zal daar, als het nodig is, als een vrije gift aan toegevoegd worden.
[6] Laat de winden waaien en de wolken hun wegen gaan en heb voor alle natuurverschijnselen op deze aarde niet meer aandacht dan voor die van het innerlijke leven; want de vruchten voor het eeuwige leven zulle~ alleen uit het laatstgenoemde voortkomen. En nu hebben we ook over dit punt voldoende gesproken, en jullie zullen Mij ook begrepen hebben.' ..
[7] Marcus zei: 'Ja, Heer en Meester, wat U nu gezegd hebt, hebben wij zeker allemaal begrepen, en U hebt in Uw onderricht nogmaals duidelijk gemaakt dat U de enige Schepper, Heer, Instandhouder en Bestuurder bent van alle dingen in de zintuiglijke waarneembare wereld en in de geestenwereld. Ik ben U daarvoor opnieuw voor eeuwig alle dank verschuldigd. Nu weten we voor eens en voor altijd duidelijk wat voor gedaante onze aarde heeft, wat ze is en hoe ze ingericht is.
[8] Weliswaar hebben wij .ook op de berg en bij de grootse uiteenzetting van de zes scheppingsperioden de aarde wel heel schitterend door U uitgelegd gekregen; maar nu hebben wij van haar tegenwoordige gesteldheid een heel duidelijke en juiste voorstelling gekregen, en die is voor ons ook van groot belang. Wij zullen het nu in de loop van de tijd en door onze invloed op het onderwijs aan de jeugd wel zover brengen, dat men de aarde niet meer zal beschouwen als een grote cirkel met landen, maar als een grote bol, en dat de dag en de nacht niet tot stand komen doordat de zon dagelijkse om de aarde cirkelt, maar enkel doordat de aarde zelfstandig draait om haar as door haar middelpunt, in een tijd van 24 á 25 van onze uren. O, dat is een heel groot voordeel voor ons ware onderwijs; wij zullen ons ook alle moeite getroosten om ervoor te zorgen dat in eerste instantie onze kinderen in alle opzichten een zo juist mogelijk onderwijs zullen krijgen.'
«« 97 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.