De karavaan uit Perzië in de herberg

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 110 / 214 »»
[1] Enkele buren, die sterk hechtten aan het houden van de sabbat, merkten echter dat het personeel van de waard even druk bezig was als op een werkdag, en daarom kwamen ze naar de waard toe en zeiden: Je schijnt met te weten dat het vandaag een nieuwemaanssabbat is?'
[2] De waard zei: 'Bemoeien jullie je met je eigen zaken; ik heb al voor die van mij gezorgd! Hier is het bewijs van ontheffing, dat ik tegen betaling van een offer van de overste heb gekocht, en jullie hoeven je om mij verder geen zorgen te maken!'
[3] Na die woorden gingen de buren weer weg, en het personeel wachtte op de karavaan, die al door het stadje trok. Toen die met haar kamelen en allerlei waren in haar geheel op de grote binnenplaats was aangekomen en de knechten van de waard voldoende voer voor de dieren hadden gehaald, kwam er een tolk, om de waard te zeggen welke spijzen hij voor de gearriveerde handelslieden uit Perzië moest bereiden.
[4] Maar de waard zei: 'Met wat in mijn vermogen ligt zal ik jullie zeker behulpzaam zijn! Maar jij hebt om enkele dranken en bijzondere spijzen gevraagd, die ik als Jood tot nu toe niet kende, en die dingen heb ik niet; maar vlees zoals wij dat eten, heel zuiver en smakelijk toebereid, kunnen jullie krijgen, fijn tarwebrood, honing, melk en kaas, alsook heel edele vissen uit het Meer van Galilea, dat hier niet ver vandaan ligt.'
[5] Op deze woorden ging de tolk weer terug naar zijn heren en deelde hun mee, waar ze in deze herberg mee bediend konden worden; en zij waren daar tevreden mee.
[6] Spoedig daarna kwamen ze een tweede, grotere eetzaal binnen, waar de tafels en een voldoende aantal stoelen en banken al keurig in orde waren neergezet. Allen gingen meteen zitten en lieten zich direct brood, wijn en zout geven, wat dan ook zo snel mogelijk gebracht werd; en allen prezen de wijn en het brood en bekenden dat ze nog nooit zo'n goed brood hadden gegeten en zo'n fijne en smakelijke wijn hadden gedronken.
[7] De waard begreep aanvankelijk die eenstemmige lof van de vele Perzische handelslieden niet, en hij zei tegen Mij: 'Heer en Meester, er zijn wel vaker zulke karavanen uit het verre morgenland hier aangekomen en die hebben alles wel goed en in orde gevonden; maar dat ze mijn brood en wijn zulke buitengewone lof toegezwaaid hebben als deze keer kan ik mij echt niet herinneren! Hebt U, o Heer en Meester, soms weer een nieuw teken gedaan?'
[8] Ik zei, terwijl Ik Mij intussen met de vier mensen uit India had beziggehouden en hen over veel dingen onderricht had: 'Ga maar eens in je broodkamer en je wijnkelder kijken!'
[9] Toen ging de waard kijken en trof in de broodkamer en ook in de wijnkelder een grote voorraad aan, en zijn vrouw vond ook zo'n voorraad in de provisiekamer en de grote visbewaarplaatsen; hij kwam weer terug, bedankte Mij van ganser harte en zei toen: 'Maar Heer en Meester, wat voor verdienstelijks heb ik wel voor U gedaan, dat U mij nu al voor de tweede keer zo'n grote genade waardig hebt bevonden?'
[10] Voor wie, zoals jij, tegenover vreemdelingen altijd goed, rechtvaardig, billijk en vol erbarmen handelt, de armen opneemt en zijn hart en deur voor nimand sluit, sluit ook Ik Mijn hart niet; en Mijn hart is de ware toegangspoort naar het hemelrijk, dat het eeuwige, zalige leven van de ziel is. En Ik weet dat jij altijd zo hebt gehandeld. Weet daarom ook dat Ik tegenover jou ook steeds zo zal handelen als jij in Mijn naam tegenover je medebroeders zult handelen! En wat voor jou geldt als een echte belofte uit Mijn mond en hart, geldt te allen tijde van de aarde ook voor iedereen die in alles hetzelfde zal zijn als jij.
[11] O, Ik weet heel goed hoe jij, als waard van een herberg, vaak heel krap in je voorraden zat en dat jouw anders zo brave vrouw jou bittere verwijten maakte, omdat je naar haar mening de vreemdelingen te weinig berekende en te goed en te barmhartig tegenover de armen was! Maar jij zei: wie tegenover zijn medemensen rechtvaardig en billijk denkt en handelt, wordt nooit door God verlaten; en wie de werkelijk armen barmhartigheid bewijst, zal ook bij God steeds verhoring van zijn gebeden en ook barmhartigheid vinden.
[12] Kijk, omdat jij lang vóórdat je Mij in Mijn persoon herkende, in je hart al zo dacht en naar vermogen ook zo handelde, ben Ik nu dan ook al voor de tweede keer naar je toe gekomen en doe voor jou, wat jij aan je vele medemensen voor Mij hebt gedaan; want wat iemand in Mijn naam voor de armen doet, terwijl hij ook tegenover vreemdelingen rechtvaardig en billijk is, heeft hij voor Mij gedaan, en Ik zal het hem reeds hier en een veelvoud daarvan in het andere leven vergelden. En nu zul je dus ook gemakkelijk begrijpen, Wie jouw voorraden nu zo rijkelijk heeft gezegend, en waarom!'
[13] Toen de waard dat uit Mijn mond had gehoord, bedankte hij Mij nogmaals, ging naar de keuken om dat ook allemaal aan zijn vrouw te vertellen, die druk aan het werk was; zij kwam ook direct naar Mij toe in de zaal en bedankte Mij voor de grote genade en erbarming die Ik hun bewezen had.
[14] En Ik zei tegen de vrouw: 'Wees ook jij steeds zo goed als je man, dan zul je voortaan gezond blijven naar lichaam en ziel! In de toekomst zullen jullie niet meer door nood gekweld worden! Maar ga nu weer aan je werk!'
[15] De vrouw bedankte Mij nogmaals en ging toen snel naar de keuken, waar ze nog veel te doen had.
«« 110 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.