God vrezen en God liefhebben

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 129 / 214 »»
[1] Toen stond Ik op van Mijn stoel en begaf Mij naar de tafel van de Samaritanen, die ook haastig van hun stoelen opstonden en met diepe eerbied tegen Mij zeiden (de Samaritanen): 'O Heer, Heer! Wij zijn zondaars en niet waardig dat Uzelf naar onze tafel komt, maar spreek slechts één woord over ons uit, opdat wij sterk worden in Uw licht!'
[2] Ik zei: 'Laat die al te grote eerbied voor Mij achterwege, en groei in plaats daarvan in de juiste en ware liefde voor Mij! Want God de Heer boven alles lief te hebben, is veel meer en geldt als veel groter dan God boven alles te vrezen. Een overdreven vrees voor God verwijdert de mens steeds meer van God en is uiteindelijk het slechte zaad, waaruit mettertijd het heidendom opgroeit met het hele afgodendom, bijgeloof en tenslotte het volledige ongeloof.
[3] Met de volle liefde nadert de mens God echter steeds meer, hij wordt vertrouwelijk met Hem en verlangt naar Hem, en wordt zodoende steeds meer vervuld van de geest Gods; want de voortdurend toenemende en vertrouwelijker wordende liefde voor God is de ware en levende geest Gods in de mens en de geest van het eeuwige leven in de ziel. Daarom is een zondaar die zich uit liefde voor God bekeert, God dan ook meer nabij en Hem liever dan negenennegentig zeer godvrezende mensen, die nog nooit tegen een wet hebben gezondigd en als rechtvaardigen zodoende nooit boete hebben hoeven doen.
[4] Kijk eens naar een kind, dat een grote vrees voor zijn ouders koestert, omdat zij het vanwege zijn kinderlijke stoutheid misschien een paar keer te streng hebben gestraft! Zo'n kind zal zijn ouders dan wel gehoorzamen, maar niet zozeer uit liefde als veeleer uit vrees voor de straf die het te wachten staat als het nog een keer tegen de wil van de ouders zou zondigen. De nabijheid van zijn ouders gaat zo'n kind mettertijd ook tegenstaan, en het probeert zich uit die voor hem onaangename toestand te bevrijden door het ouderlijk huis te verlaten en in verre vreemde streken zijn geluk, zijn rust en zijn behaaglijkheid te zoeken -en het keert daarvan pas met angst en beven berouwvol naar de ouders terug, als het in den vreemde het tegendeel heeft aangetroffen van wat het dacht te vinden.
[5] Diezelfde ouders hebben echter nog een kind, dat minder bang voor hen is, maar hen in plaats daarvan steeds meer liefheeft, zich niet zoveel aantrekt van enkele terechtwijzingen en zijn fouten dus niet uit een steeds toenemende angst voor de strengheid van zijn ouders, maar uit zijn eigen steeds groeiende liefde voor hen aflegt en hun wil doet.
[6] Welk van de twee kinderen zal de grootste lieveling van de ouders zijn, denken jullie?'
[7] De woordvoerder zei: 'Natuurlijk het kind dat minder vrees voor zijn ouders koestert, maar in plaats daarvan meer liefde en een kinderlijk vertrouwen in hen heeft!'
[8] Ik zei: 'Je hebt goed geoordeeld en Mij het juiste antwoord gegeven; zo moeten ook jullie als het kind zijn dat zijn ouders meer liefheeft dan vreest, en heb God dus lief als de eeuwige Vader van alle mensen, meer dan dat jullie Hem vrezen als een onverbiddelijke rechter, dan zullen jullie ook niet meer zo'n grote vrees of schroom hebben voor Mijn aanwezigheid bij jullie als dat tot nu toe het geval was!
[9] Neem maar van Mij aan, dat God ook de zeer vreesachtige kinderen liefheeft; maar wat het kinderlijke, onbevangen vertrouwen tegenover Hem betreft, moeten er dikwijls heel kromme wegen bewandeld worden; zonder dat vertrouwen kan een ziel nooit volledig aan God gelijk en zelfstandig vrij in God zalig worden, en langs de genoemde kromme wegen kan een ziel dat ook maar met moeite bereiken. Alleen grote nood kan zulke kinderen op de juiste weg terug naar het huis der liefde van zijn ouders brengen.
[10] Omdat kinderen door de van boven komende tuchtigingen in plaats van beter, alleen maar slechter gemaakt worden, komen die tuchtigingen ook maar zelden voor en alleen dan, wanneer alle liefdevolle pogingen stukgelopen zijn op de blinde eigenzinnigheid van de mensen; daarom heeft God altijd zo'n buitengewoon groot geduld met de eigendunk van de mensen, om ze niet door voortdurend te straffen nog meer van Zich te vervreemden dan ze zichzelf al doen.
[11] Maar als God de mensen eenmaal met de tuchtroede in Zijn hand heeft moeten bezoeken, dan biedt Hij hun in Zijn andere hand, al is het ook wat verhuld, Zijn hart aan, opdat ze inzien dat God de Vader, zelfs al heeft Hij de tuchtroede in Zijn hand, hun toch met alle liefde tegemoet komt, zoals dat nu ook voor jullie ogen het geval is.
[12] Maar Ik voeg er nog iets aan toe en onthouden jullie dat allemaal goed! Wie bij een bepaald werk te bang is dat hij wellicht een fout zal begaan, waardoor het werk nadeel berokkend wordt ten aanzien van het te bereiken doel zal ook niet zelden grove fouten maken. Maar wie met plezier en liefde werkt, zonder een al te angstige vrees om mogelijk fouten te maken, die zal het werk goed afgaan, en men zal er waarschijnlijk geen fouten van betekenis in ontdekken; want de juiste liefde met het juiste vertrouwen is niet blind zoals de heidense wereldse geleerden denken, maar ze ziet veel scherper dan het scherpste wereldse verstand met zijn al te angstige geweten.
[13] Al heeft de liefde hier en daar ook een fout gemaakt, dan maakt ze die door zichzelf snel en gemakkelijk weer goed; maar als het verstand met zijn angst een fout heeft begaan, dan verliest het alle vertrouwen in zichzelf en vindt dikwijls heel lang geen middel waarmee de fout weer helemaal goedgemaakt zou kunnen worden.
[14] Daarmee wil Ik jullie echter niet vertellen dat een mens daarom zijn verstand en zijn geweten helemaal aan de kant moet zetten - verre daarvan. Maar zich helemaal door het verstand en een overdreven angstige vrees voor het maken van fouten te laten beheersen en regelrecht te twijfelen aan de veel betere werking van de liefde en het vertrouwen daarvan, dat is toch zeker in hoge mate blind en onnozel.
[15] Als jullie dat nu goed hebben begrepen, zullen jullie Mijn aanwezigheid ook gemakkelijk kunnen verdragen en dan zullen jullie niet meer in jezelf de wens hebben om uit louter vrees en schroom voor Mij zo snel mogelijk weer hier vandaan te gaan!'
[16] Na deze vriendelijke les van Mij veranderden de Samaritanen helemaal, ze bedankten Mij voor dit onderricht en werden heel vertrouwelijk.
[17] En De voornaamste spreker zei: 'O Heer en Meester van alle dingen en al het leven! Alleen een grote liefde voor U heeft ons hier gebracht, omdat wij gehoord hadden dat hier of in Nazareth betrouwbare inlichtingen te verkrijgen waren over waar U verblijft, en zo zijn wij in goed vertrouwen hierheen gereisd. Welnu, in plaats van de informatie die wij verwachtten, namelijk waar U zou verblijven, hebben wij tot onze grote verrassing direct Uzelf ontmoet, en die verrassing heeft ons vervuld van een zeer grote vrees voor Uw eindeloze heerlijkheid. Maar nu hebt U onze zeker niet onredelijke en ook met onterechte vrees in één keer in een vertrouwelijke liefde veranderd, en daarom zullen ook wij hier blijven zolang U hier blijft, en U volgen - als U dat wilt - waar. U ook maar heen gaat; want ook wij zouden heel graag Uw leerlingen en uitdragers van Uw levende woord willen worden.'
[18] Ik zei: 'Daarom heb Ik ook gewild dat jullie Mij moesten gaan zoeken; want Ik ken jullie heel goed en ook jullie geest. Maar eet en drink nu verder; daarna zullen we verder met elkaar spreken!'
[19] Daar waren allen mee tevreden en aten en dronken nu zonder schroom verder, en Ik ging weer naar Mijn plaats.
«« 129 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.