De brutale acrobaten en hun terechte bestraffing

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 13 / 214 »»
[1] Terwijl de Grieken nog vollof spraken over het wonder met hun karaf, kwam er nog een gezelschap van een soort artiesten, die Grieken waren. Hun kunst was, dat ze allerlei acrobatische bewegingen en sprongen konden maken. Zij vroegen ook aan de waard, die ze kenden, of ze hun armzalige kunst voor de gasten mochten vertonen.
[2] De waard vroeg deze keer echter ook aan Mij of hij hun dat moest toestaan.
[3] Ik zei: 'Jij bent heer in je eigen huis en kunt doen wat jou goed dunkt! Daar hebben wij niets mee te maken en wij zullen ons ook niet druk maken om hun heidense voorstelling. Ik moet heel veel dwaasheden van de mensen met alle geduld en lankmoedigheid verdragen; waarom zou Ik deze domheid dan niet ook verdragen? Maar vraag de Grieken of zij nu zo'n nietszeggende en voor de mensheid totaal nutteloze voorstelling wensen! Als zij dat graag willen, kunnen ze zich door deze armzalige mensen een paar van hun kunsten laten vertonen; maar als de Grieken het niet graag willen, kunnen ze deze acrobaten ook laten gaan.'
[4] Daarop ging de waard weg en overlegde met de Grieken.
[5] Maar dezen zeiden (de Grieken): 'Vriend, wij hebben hier het hoogste van alle kunsten gehoord en gezien en houden ons nu volop met de enig ware God van de Joden bezig, en dan deugen dergelijke veel te onnozele en voor de mensen nutteloze kunsten niet meer in onze ogen. Bovendien kennen wij die acrobaten en hun kunsten allang en willen die niet nog een keer Ieren kennen, en daarom kunnen ze wat ons betreft gaan zoals ze gekomen zijn.
[6] Toen de waard dit heel goede antwoord van de Grieken kreeg, zei hij tegen de acrobaten: 'Aangezien niemand iets wenst te zien van jullie volkomen nutteloze kunst, kunnen jullie weer gaan zoals je gekomen bent!'
[7] Met dat antwoord waren de acrobaten niet erg tevreden, en de leider van hun groep zei: 'Heer, wij zijn met onze kunst bijna de halve wereld rondgereisd en zijn overal zeer bewonderd; het is ons nog nooit geweigerd een voorstelling te geven! Wij zijn op zijn minst echte halfgoden en zijn de voornaamste gunstelingen van de grote god Mars evenals van Apollo en de negen Muzen, en die zullen zich op dit huis wreken voor de smaad die ons hier is aangedaan!'
[8] Heel opgewekt zei de waard: 'Sinds wij allen in dit huis de ene en enige ware God van de Joden hebben leren kennen, hebben wij voor de dode goden van de Egyptenaren, Grieken en Romeinen werkelijk geen enkele vrees meer; jullie kunnen ons dus met jullie afgoden dreigen zoveel je wilt; dat zal onze rust niet in het minst verstoren.
[9] Maar als jullie, zoals je zegt, reeds de halve wereld rondgereisd hebben en vast ook al grote schatten en rijkdommen hebben vergaard, reis dan als echte halfgoden ook nog door de andere helft van de wereld en Iaat je hoog eren, zoals jullie willen, maar laat ons met rust! Maar als jullie hier ruzie willen maken omdat niemand hier iets van jullie kunst wil zien, dan zou dat jullie wel eens duur te staan kunnen komen; want hier aan mijn tafel bevindt zich een zeer machtige heer, voor wie niets onmogelijk is. Hij zou zeker in staat zijn om jullie voor je opdringerigheid heel gevoelig te tuchtigen! Ga nu dus liever maar goedschiks mijn huis uit!'
[10] De leider zei, zeer verbolgen: 'Aangezien je nu geen vrees meer hebt voor de verheven goden, die jij dood en onbeduidend noemt in vergelijking met de fabuleuze God van de Joden, die niets anders is dan een ijdele fantasie, weet dan,jij verachter van de goden: ik ben zelf de god Mars en ik zal dit land door oorlog, honger en pest te gronde weten te richten! Als god heb ik geen enkele vrees voor een of andere almachtige Jood aan jouw tafel!'
[11] Hierop zei Ik echter tegen de leider 'Mars': 'Brutale heiden, maak nu dat je wegkomt - anders zul je de macht van de enig ware God van de Joden te proeven krijgen!'
[12] Na deze woorden van Mij werd de leider pas echt grof en begon tegen Mij op te spelen.
[13] Maar Ik waarschuwde hem nog een keer, en omdat hij nog niet weg wilde gaan, zei Ik tegen hem: 'Omdat je op Mijn bevel niet weg wilt gaan, zal Ik jou en je gezelschap door de kracht en macht van de God der Joden nu op ditzelfde moment verwijderen naar honderd dagreizen ver hier vandaan; daar kun je je dan als de god Mars door de Moren laten aanbidden! En nu dus weg met jullie!'
[14] Toen Ik dat gezegd had, verdwenen de boosaardige acrobaten ogenblikkelijk en werden verplaatst naar de Moren in Afrika, die wij al in Caesarea Philippi hebben leren kennen, waar ze weldra in de van Mij uitgaande leer werden onderwezen en zo Mijn leerlingen werden.
[15] Daarna spraken wij nog over veel dingen en ook over het snelle verwijderen van de zogenaamde halfgoden.
[16] Ondertussen was het middernacht geworden, en wij begaven ons ter ruste.
[17] Ook de harpspeler en zanger bleef bij ons; hij begon te begrijpen voor wie hij zijn psalmen had gezongen, en daarom werd zijn liefde voor Mij dan ook steeds sterker.
«« 13 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.