De Heer geeft aanwijzingen voor het verkondigen van Zijn

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 132 / 214 »»
[1] Ik sprak met de vier Indo-joden nog over veel dingen, en gaf hun aanwijzingen hoe ze datgene, wat ze bij Mij hadden gezien en gehoord, aan hun landgenoten moesten meedelen, zodat het vruchten zou afwerpen voor het bereiken van het eeuwige leven van de ziel. Daarna legde Ik de twee mannen de handen op en verleende hun de kracht om door handoplegging in Mijn naam zieken te genezen en bezetenen van hun boze geesten te bevrijden. De vier bedankten Mij van ganser harte voor deze genade en loofden Mijn goedheid.
[2] Ook de zeven tempeldienaren vroegen Mij of Ik hun die genade wilde verlenen, opdat zij de mensen in het land van Cham met Mijn hulp gemakkelijker tot de kennis van de ene, enig ware God en tot geloof in Mij en Mijn woord konden brengen.
[3] Ik zei: 'Bij jullie hoeft dat niet op dit moment; maar deze vier vertrekken morgen reeds in alle vroegte, en daarom verleen Ik hun de kracht om zieken te genezen reeds vanavond. Bovendien zijn ze al langer bij Mij dan jullie en in alles goed onderricht, zodat ze nu precies weten wat ze moeten doen, en hun zielen zijn rein en zonder zonde, en de hun verleende kracht blijft in hen;jullie zielen zijn echter nog behept met vele zwakheden, die jullie door ware zelfverloochening eerst kwijt moeten raken, omdat de kracht die Ik jullie verleen anders niet in jullie zou blijven - want wil Mijn genade in een vat blijven, dan moet het duurzaam, stevig, goed en rein zijn. Jullie zullen dat binnenkort nog wel bereiken, als het in jullie en voor jullie de juiste tijd is!'
[4] Daar namen de zeven genoegen mee en bedankten Mij voor deze les en belofte. Daarop gingen ze naar hun plaatsen en namen wat brood en wijn tot zich. Nu kwamen echter ook de Samaritanen bij Mij en vroegen Mij of het raadzaam was om de mensen in deze uiterst bijgelovige tijd behalve het evangelie voor ziel en geest ook het evangelie dat ze van de jongeman hadden gehoord en goed hadden begrepen, namelijk over de dingen en verschijnselen in de grote wereld der natuur, aan hun broeders te verkondigen en hun een juist licht te geven over alle dwaasheden waarin de mensen van tijd tot tijd steeds meer verstrikt waren geraakt - wat met name kwam door de zelfzuchtige en hebzuchtige priesters, die het blinde volk door allerlei nieuw bedachte bedrieglijke kunsten en door loze gefantaseerde woorden en leringen van iedere waarheid hadden weten af te brengen.
[5] Ik zei: 'Mijn beste vrienden, als jullie de mensen in Mijn naam beginnen te onderrichten en te vormen, zeg dan eerst: 'De ware vrede zij met jullie! Want het rijk Gods is bij jullie nabij gekomen!'
[6] Leer hun dan waar het rijk Gods uit bestaat, en wat een mens moet doen om het rijk Gods reeds op deze aarde en nog meer aan gene zijde deelachtig te worden; dat weten jullie allemaal heel goed, omdat ten eerste Ikzelf en daarna ook verscheidene door Mij uitgezonden leerlingen Mijn leer in duidelijke woorden reeds bij jullie hebben verkondigd.
[7] Als jullie op die manier de harten en zielen van de mensen gelouterd en gereinigd hebben, dan kunnen jullie hun ook de dingen in de natuurlijke wereld verklaren om hun verstand terug te brengen in de staat van oerwaarheid en hun gemoed van al het bijgeloof te reinigen. Dat is des te noodzakelijker, omdat een mens die verkeerde inzichten heeft over de door God geschapen werken God ook nooit goed kan leren kennen, en dus ook niet zichzelf en evenmin zijn naaste.
[8] Waar het echter aan deze kennis ontbreekt, zal het ook ontbreken aan de verlangde ware liefde voor God en eveneens aan de liefde voor de naaste. Want als iemand zijn naaste niet liefheeft, die hij toch ziet als een wezen zoals hijzelf, hoe zal hij God dan liefhebben, die hij met de ogen van zijn lichaam niet kan zien?
[9] De mens kan God alleen maar met de ogen van zijn geest zien, enkellangs de zuivere en waarachtige weg van inzicht in de geschapen dingen en Zijn liefdevolle en wijze orde daarin, en Hem dan ook boven alles liefhebben; en wie God boven alles liefheeft, kent vanuit die liefde ook zichzelf en zijn naaste en zal Gods evenbeeld in zijn naaste evenzeer liefhebben en achten als in zichzelf.
[10] Maar het is een juiste en ware vooronderstelling van jullie, dat men er zorgvuldig naartoe moet werken dat uiteindelijk al het bijgeloof bij de mensen verdwijnt; want zolang er nog een vonkje waangeloof het menselijke gemoed belast, is de mens niet vrij en kan hij door dat vonkje tot vele, grove dwalingen vervallen. Daarom kan alleen de volkomen zuivere waarheid de mens volkomen vrij maken en dus ook hier en aan gene zijde volkomen gelukkig en zalig maken.
[11] Het rijk Gods, dat in Mij in deze wereld is gekomen, is die meest zuivere en volmaakte waarheid, zoals Ik ook de Weg, de Waarheid en het Leven Zelfben, waar Ik jullie overal toch al meer dan voldoende bewijzen van heb gegeven en wat nu al vele duizenden mensen, Joden en heidenen, uit alle windstreken weten en ook vast geloven.
[12] Onthoud echter goed dat het altijd gemakkelijker is om de mens over een of andere kwestie iets op het gebied van zijn kennis mee te delen, dan zijn gemoed te bewegen tot een vast, onwankelbaar geloof! Daarom moeten jullie ook veel meer streven naar het vestigen van een levend geloof dan naar louter kennis; want in kennis alleen is het leven niet, maar wel in het zuivere en door de werken der liefde levende geloof.
[13] Kennis, hoe zuiver ook, is een afspiegeling van de dingen en hun orde in deze wereld die, zoals ze nu is, vergankelijk is evenals alle dingen in, op en boven haar; maar de dingen van het geloof zijn een waar licht uit de hemelen, ze zijn ten diepste eigen aan het gemoed, de ziel en haar geest, en zijn onsterfelijk en onvergankelijk.
[14] Ik zeg jullie allemaal: deze voor jullie zichtbare hemel, bestaande uit maan, zon en alle sterren, zal eens vergaan; maar Mijn woorden en degene die ze gelooft zullen niet vergaan, maar eeuwig bestaan!
[15] Daarmee wil Ik echter niet zeggen dat jullie ter wille van het levende geloof bij de mensen datgene wat men zuivere wetenschap noemt, buiten beschouwing moeten laten; want de mens kan pas iets geloven als hij er iets van gehoord of er kennis van gekregen heeft. Als de mens over een goede, ware zaak eenmaal een zuivere, betrouwbare en ware mededeling en welbeproefde kennis heeft verkregen, dan moet hij zich niet tevreden stellen met de pure kennis, maar die opnemen in zijn levende geloof en volgens de grondbeginselen daarvan handelen; als hij dat doet, zal de zuivere wetenschap hem ook ware, levende en onvergankelijke vruchten opleveren. Daarom zullen jullie, die nu met grote aandacht naar Mijn woorden luisteren, ook pas volledig inzien dat het Gods woorden zijn, als jullie er geheel en al naar zullen leven en handelen.
[16] Ik ken de Samaritanen goed en hun velerlei goede eigenschappen zijn Mij niet onbekend, maar er bestaan onder hen ook heel veel misvattingen, waar ze vaak hardnekkiger aan vasthouden dan de heidenen aan die van hen; daarom zullen jullie ter wille van Mijn naam en Mijn leer ook menige harde strijd te verduren krijgen. Want het wereldse verstand van de mensen begrijpt de innerlijke dingen van de geest en van de levende waarheid niet en beschouwt diegenen als dwazen, die hem daarover vertellen, en hij vervolgt hen ook waar hij maar kan. Maar jullie moeten je daar niets van aantrekken en de waarheid onderwijzen, zoals die door Mij in jullie hart en mond wordt gelegd; dan zullen jullie tenslotte vele goede vruchten voor Mijn rijk vergaren, en jullie loon zal later in Mijn rijk niet klein zijn!
[17] Luister zelf niet naar de bedreigingen en duistere woorden van jullie rabbi's, die zich erg laten voorstaan op hun verborgen wijsheid, die weinig volkomen waars bevat, maar houd vast aan wat jullie van Mij hebben gehoord, dan zullen jullie menige rabbi naar Mij toekeren!
[18] Als jullie je echter in enig opzicht door hen laten intimideren, zullen jullie met de beste wil van de wereld weinig goeds van belang verrichten. Hiermee heb Ik jullie nu alles gezegd wat jullie in Mijn naam moeten doen om Mijn rijk ook onder jullie zegenrijk te verbreiden.
[19] Jullie zullen weldra van de wereld vele dingen horen. De herder zal gedood worden en de schapen zullen uit angst verstrooid raken. Erger je dan niet aan Mij, word niet kleinmoedig en wankel niet in je geloof; want ook al zal Ik deze wereld lichamelijk verlaten, dan zal Ik toch in de geest bij de Mijnen blijven tot aan het einde der wereld en zal Ik Mijzelf altijd getrouw openbaren aan degenen die Mij liefhebben en zich aan Mijn geboden houden.
[20] Ik zal jullie niet als wezen in deze wereld achterlaten, maar waar er ook maar twee of drie in Mijn naam bij elkaar zullen komen, daar zal Ik in hun midden zijn; en wat jullie dan de Vader, die in Mij is zoals Ik in Hem, in Mijn naam zullen vragen, zal jullie ook gegeven worden.
[21] Laat jullie gemoed daarom niet verdrietig en angstig worden, als jullie zullen horen dat Ik, de Heer Zelf, Mij door de wereld heb laten verdeemoedigen en via de smalste en doornigste weg uit deze wereld naar Mijn hemelen ben overgegaan; want kijk, dat moet allemaal zo gebeuren, opdat de maat van de slechte wereld vol wordt en het gericht, dat haar voorspeld is, over haar komt.
[22] Ik zeg jullie dit nu van tevoren, opdat jullie, wanneer jullie daarover zullen horen, daar niet ontsteld door raken of je zelf ergeren aan Mij.Want als jullie werkelijk Mijn leerlingen en verspreiders van Mijn rijk op aarde willen zijn, moeten jullie ook in alles stevig worden en nooit gaan wankelen.'
«« 132 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.