Uitleg van de Heer over de planeet Mars

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 139 / 214 »»
[1] Daarop keken wij nog een poos naar de omgeving, en onze bootsman, die buitengewoon scherpe ogen had, ontwaarde op enige afstand een schip dat in onze richting voer en vroeg Mij: 'O Heer en Meester, wie mag dat schip zo laat op de avond nog naar deze plaats brengen?'
[2] Ik zei: 'Het brengt een van Mijn leerlingen. Maar praat niet veel met hem als hij bij ons is; want hij is ook zo iemand die liever een pond gele aarde heeft, wat men goud noemt, dan de hele hemel met de schatten van de geest en van het eeuwige leven!'
[3] De leerlingen begrepen Mij, evenals onze Kisjonah en Philopold; maar de waard en de twaalf vissers begrepen niet helemaal wat Ik daarmee had willen zeggen. Maar niemand vroeg Mij verder iets, omdat nu ook een dienaar ons kwam vertellen dat het avondmaal klaar stond.
[4] Wij stonden direct op van onze zitplaatsen, die op het terras waren geplaatst, en begaven ons naar het huis, waar in een zeer ruime zaal de tafels met brood, wijn en uitstekend bereide vissen op ons wachtten. We gingen dan ook direct aan tafel en namen het maal tot ons.
[5] Toen wij ons met spijs en drank hadden versterkt en met elkaar over allerlei nuttige dingen spraken, waar ook Maria heel actief aan deelnam, kwam onze Judas Iskariot bij ons in de zaal en begon zich tegenover Mij te verontschuldigen dat hij ons niet eerder had kunnen volgen.
[6] Ik zei: 'Wat kunnen Mij jouw wereldse zaken schelen! Weet je dan nog altijd niet waarom Ik in deze wereld ben gekomen? Wie het met de wereld houdt en haar liefheeft, krijgt vroeg of laat, maar altijd zeker, het loon dat de wereld voor haar vrienden steeds gereed houdt, en dat loon heet - dood!
[7] Mijn rijk is echter niet van deze wereld, en wie het met Mij houdt zal niet de dood, maar het eeuwige leven in Mijn rijk als loon ontvangen. Mijn andere leerlingen hebben, op een paar na, toch ook vrouwen kinderen thuis -en toch zijn ze bij Mij gebleven ter wille van het rijk Gods! Waarom ben jij dan naar je familie gegaan, alsof jouw zorg voor hen meer is dan die van Mij? Schrijf dat in je wereldse hart!'
[8] Deze woorden van Mij stonden de werelds ingestelde leerling weliswaar niet zo erg aan, maar toch beheerste hij zich en dankte Mij voor de terechtwijzing; en Ik zei tegen de waard dat hij hem aan een andere tafel iets te eten en te drinken moest geven. De waard deed dat direct, en de leerling ging zitten en nam brood en wijn tot zich; vissen kreeg hij echter niet meer, omdat die niet meer voorradig waren en deze leerling zich in Kis volgegeten had met vissen.
[9] Daarna zaten we heel welgemoed aan onze tafel, en Ikzelf onderwees de twaalf vissers in Mijn leer over het rijk Gods in de mens en maakte hun dat uit de Schrift allemaal duidelijk en begrijpelijk.
[10] Toen Ik Mij zo ongeveer twee uur lang met de twaalfvissers had beziggehouden en Mijn onderricht voor deze dag en avond afsloot, kwam er bijna buiten adem een dienaar van het huis naar ons toe in de zaal en zei: 'Beste heren, ik was op het terras bezig en keek in de richting van het oosten. Daar ontdekte ik een buitengewoon grote ster, die heel dicht bij de horizon staat. Het licht ervan is rood als bloed, maar tevens zo sterk dat je er niet lang naar kunt kijken. Ik heb nog nooit zo'n ster gezien.Wat zal die ster te betekenen hebben? De Heer Heiland uit Nazareth, wiens wijsheid naar men zegt die van Salomo overtreft, zal zeker het beste kunnen weten wat de ster betekent.'
[11] Ik zei: 'Mijn beste vriend, jij bent nog niet zo lang als bediende in dit huis, aangezien je de Heer Heiland uit Nazareth nog niet beter hebt leren kennen; maar omdat je hiervoor langere tijd bediende bent geweest bij een FarizeeĆ«r in KapernaĆ¼m, is het ook begrijpelijk dat je jouw Heer Heiland uit Nazareth nog niet beter kent. Maar waar is die ster van jou, die je zo'n grote angst bezorgd heeft?'
[12] Nu zei de dienaar enigszins verlegen: 'Ja, dan zouden de heren even naar buiten moeten komen; want vanuit deze zaal kun je hem niet zien, omdat de ramen zich niet aan de oostkant, maar precies aan de andere kant bevinden.'
[13] Ik zei: 'Dan gaan we nog even naar buiten om te zien wat voor ster jou zo'n angst bezorgd heeft!'
[14] Daarop liepen we naar buiten en zagen daar direct de rode, grote ster in het oosten, die nu reeds hoger boven de horizon stond, waardoor de rode kleur sterk veranderd was, hoewel het licht uitzonderlijk sterk was.
[15] Nu vroeg Ik alle aanwezigen, die de ster ook met een enigszins schuwe blik bekeken: 'Welnu, wat denken jullie van deze ster? Kennen jullie hem, of kennen jullie hem niet? Voor jou, Mijn leerling Andreas, zou deze ster toch niet onbekend moeten zijn, omdat jij immers een sterrenkundige bent.'
[16] Andreas zei: 'Werkelijk, Heer en Meester, het sterrenbeeld waar hij in staat ken ik wel het is de 'leeuw', zoals dit sterrenbeeld al van oudsher wordt genoemd -maar de ster ken ik niet. De kleur lijkt wel op die van de planeet Mars, zoals die door de heidenen wordt genoemd; maar de grootte komt niet met de genoemde planeet overeen.
[17] Ik zei: 'En toch is het de planeet die je zojuist hebt genoemd. Dat hij dit jaar veel groter lijkt dan gewoonlijk komt doordat hij zich nu zo dicht als maar mogelijk bij de aarde bevindt. De veranderlijke positie van alle planeten ten opzichte van de zon en ook ten opzichte van elkaar is jullie al vele keren, als dat zo uitkwam, getoond en uitgelegd, en ook is jullie getoond dat de planeten, al naargelang ze zich in de een of andere positie bevinden, door hun baan rond de zon elkaar behoorlijk kunnen naderen en zich ook van elkaar kunnen verwijderen, en nog begrijpen jullie dergelijke geheel natuurlijke verschijnselen niet en wordt jullie gemoed daarbij zelfs bang, waardoor het heel gemakkelijk ontvankelijk wordt voor allerlei bijgeloof van de heidenen.
[18] Zie, deze planeet bevindt zich om de jullie bekend gemaakte redenen nu het dichtst bij de aarde en ook bij de zon, zoals al opgemerkt werd, en ziet er om die reden heel wat groter uit dan wanneer hij ver van de aarde staat, zoals ieder voorwerp dat dichtbij is zich ook groter manifesteert en vertoont dan van een grotere afstand. - Begrijpen jullie dat nu?'
[19] Andreas zei: 'Heer en Meester, nu is mij en zeker ook alle anderen deze kwestie weer helemaal duidelijk, en voortaan zullen wij over zulke voorvallen ons niet meer uit angst het hoofd breken.
[20] Maar omdat deze ster ons nu toch al naar buiten heeft gelokt, zou ik graag heel in het kort uit Uw mond willen horen hoe de meeste ons bekende volkeren tot het geloof zijn gekomen dat deze ster oorlog ontketent onder de mensen, met name als hij zich net als nu vanwege zijn nabijheid aan het menselijke oog groter voordoet, om welke reden hij ook de naam van de heidense oorlogsgod heeft gekregen en vele heidenen hem ook voor de oorlogsgod zelf houden en hem daarom ook vrezen.'
[21] Ik zei: 'Weet je dan nog niet dat al die buitengewoon geslepen priesters van ieder volk - dat hen in zijn blindheid, die ook een werk van zulke priesters is, als dienaren en vrienden van de goden beschouwt -alle buitengewone verschijnselen, en met name die aan het firmament, weten te benutten om de mensen grote vrees en angst aan te jagen, deels door hun woorden en deels door hun bedrieglijke kunsten, om hen daardoor tot grote offers en andere boetedoeningen te dwingen? Kijk, ook dat is een werk van de priesters, en uit hen zijn in de loop der tijd ook de koningen der aarde voortgekomen!
[22] Deze ster heeft ten gevolge van zijn sterke atmosfeer als planeet een wat rodere kleuring dan een planeet met een minder sterke atmosfeer, en zijn nu eens grotere en dan weer kleinere lichtsterkte, maar steeds met een roodachtig licht, bracht de priesters al heel gauw op het idee om hem tegenover het volk een oorlogsster te noemen. Als hij groter te zien was, werden het volk komende oorlogen verkondigd, en dat begon dan te offeren.
[23] En als er onder het volk zo nu en dan iemand was die het volk vertelde dat de priesters het bij die gelegenheid alleen maar wilden uitbuiten en dat de ster als zodanig een volkomen onschadelijke planeet was, en het volk geloofde die wijze man en bracht de priesters weinig of helemaal geen offers, dan verstonden de priesters heel goed de kunst om vijandschappen tussen de volkeren te stichten en hen in oorlog te doen ontbranden. Die werden dan met de grootste verbittering en wreedheid gevoerd. Dan liep het volk massaal naar de priesters in hun tempels en offerde aan de goden om hen mild te stemmen. Als de priesters bij zulke kwalijke gelegenheden een grote winst hadden gemaakt, dan probeerden zij de regeerders weer mild te stemmen en was de oorlog al gauw weer ten einde.
[24] Als je dat nu hebt begrepen, zul je nu ook wel inzien hoe onze planeet aan de eer is gekomen om als god van de oorlogen gezien te worden. -Maar we zullen deze ster nu laten voor wat hij is, weer naar huis gaan en ons daar ter ruste begeven!'
«« 139 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.