Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 14 / 214 »»
[1] De Grieken bleven echter de hele nacht op en hadden nog hun twijfels over het plotselinge verdwijnen van de acrobaten, en ze vroegen zich af of Ik het wel ernstig met hen gemeend had, en of Ik hen door Gods macht in Mij misschien alleen maar naar buiten gejaagd had naar een ander deel van de stad.
[2] De eerste spreker zei: 'Wat mij betreft ben ik van mening dat de machtige vriend van de ene, ware God absoluut nooit iets alleen maar pro forma zegt; maar wat hij eenmaal in verbondenheid met de innerlijke, in hem wonende kracht van Jehova vast uitspreekt, dat gebeurt ook precies zoals hij het gezegd heeft. En daarom zullen de acrobaten zich nu dan ook al ver in Afrika bevinden, waar hij een plaats voor hen heeft bestemd!'
[3] Een ander zei: 'Als ze daar met een grotere snelheid dan van de bliksem door de lucht heen zijn geslingerd - wat toch wel het meest waarschijnlijke is - dan zal het hun op zo'n tocht zeker niet zo goed zijn vergaan!'
[4] De eerste Griek zei: 'Daar maak ik me niet bezorgd om; want in zijn machtwoord heeft hij niets laten blijken van een beschadiging van de acrobaten; en daarom denk ik dat zij hun wonderbaarlijke tocht ongedeerd hebben gemaakt. Hoe het hun echter op die nieuwe en totaalonbekende plek verder zal vergaan, is natuurlijk een heel andere kwestie. Maar wie weet waarom hij dat zo heeft laten gebeuren? Misschien is er met onze armzalige kunstenaars ook nog een goed doel te bereiken?'
[5] Deze mening waren de andere Grieken weldra ook toegedaan, en terwijl ze zo praatten dommelden ze tegen de morgen aan hun tafel in.
[6] Ikzelf sliep deze keer met de leerlingen in een echt slaapvertrek tot de zon helemaal opgegaan was; want vanwege de vele marktlieden wilde Ik niet te vroeg met de leerlingen in het openbaar verschijnen, omdat ze Me dan herkend zouden hebben - en dat zou in de stad onder de mensen een opzien gebaard hebben dat Mij voortijdig bekend zou maken. En zo bleef Ik dan ook tot bijna tegen de middag in de herberg.
[7] Toen Ik met de leerlingen weer de grote gastenkamer binnenkwam, waren onze Grieken ook al wakker en zaten al welgemoed aan het voor hen bereide ochtendmaal en begroetten Mij allervriendelijkst.
[8] Er werd nu ook voor ons een ochtendmaal bereid, en wij gingen dan ook direct aan tafel om het te nuttigen.
[9] Toen de Grieken hun ochtendmaal beëindigd hadden vroegen ze Mij direct naar het waarschijnlijk zeer treurige lot van de god-weet-waarheen geslingerde acrobaten, en ik vertelde hun ook hoe het met hen ging en verder zou gaan, en wat ze verder zouden doen.
[10] Daar waren de Grieken tevreden mee, vroegen Mij nog een keer om de zegen van Jehova en begaven zich snel naar de markt om zaken te doen.
[11] Maar Ik zei tegen hen dat ze Mij niet vóór de middag tegenover hun medekooplieden bekend moesten maken - wat ze Mij ook beloofden; en voorzover mogelijk hielden ze hun belofte ook.
[12] Toen onze Grieken weg waren, vroegen de leerlingen Mij: 'Heer, tot de middag hebben we nog een paar uur! Moeten we die helemaal werkeloos doorbrengen of is er nog iets voor ons te doen?'
[13] Ik zei: 'We zijn nu al bijna tweeënhalf jaar samen, en jullie hebben weinig anders te doen gehad dan Mij overal te begeleiden, naar Mij te luisteren en vol verbazing naar Mijn daden te kijken, en daarbij hebben jullie nooit honger of dorst geleden en hebben nooit naakt rondgelopen. Als jullie het al zolang hebben uitgehouden zonder iets bijzonders te doen, dan zullen jullie het waarschijnlijk ook vandaag tot de middag wel uithouden zonder iets bijzonders te doen!
[14] Als Ik niet meer lichamelijk bij jullie zal zijn en Mijn ambt aan jullie zal overdragen, zullen jullie nog genoeg te doen hebben; nu is het jullie werk om overal Mijn getuigen te zijn. Het zal echter niet zo lang duren voor wij ook hier in huis iets te doen krijgen, en dan zal de tijd voor jullie maar al te snel vergaan!'
[15] Met dit antwoord waren de leerlingen weer tevreden, bleven rustig aan tafel zitten en spraken met de leerlingen van Johannes.
[16] Mijn leerling Johannes nam zijn schrijfmateriaal uit de reistas die hij steeds bij zich gedragen had en maakte heel korte aantekeningen over onze reis en onze daden van Jericho naar Essea en vandaar weer naar Jericho.
[17] Zelf sprak Ik met de waard, met zijn zoon Kado en met zijn oude dienaar Apollon over verscheidene, meer wereldse dingen die van nut waren in landbouwkundige aangelegenheden, waarvoor het drietal Mij zeer bedankte, omdat zij dergelijke middelen om de landbouw te bevorderen tevoren helemaal niet kenden.
«« 14 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.