De reis van Kis naar Marcus bij Caesarea Philippi

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 150 / 214 »»
[1] Daarop zei Ik tegen Kisjonah: 'Vriend, laat nu je drie schepen nogmaals gereed maken voor een verdere reis; want Ik wil naar de oude Marcus reizen, die in de buurt van de stad Caesarea Philippi woont, en hem sterken, want hij lijdt al een half jaar aan koorts.'
[2] Kisjonah liet onmiddellijk tegen zijn schippers zeggen wat ze moesten doen. En de schepen werden direct in orde gemaakt voor de verdere reis.
[3] De twintig vissers vroegen Mij, of de een of ander Mij naar de genoemde plaats mocht vergezellen, alsook Maria en Joël en de bestuurder uit de inham.
[4] Ik zei tegen de vissers: 'Doe zoals jullie graag willen; maar het is voldoende als de bootsman en nog een metgezel als getuigen meevaren naar de weinige plaatsen die Ik aan het Meer van Galilea zal bezoeken. En ook kunnen Maria en Joël en de bestuurder uit de inham Mij vergezellen; en laten we nu gaan vertrekken!'
[5] Ook de waard vroeg Mij of hij en zijn oudste zoon Mij zouden vergezellen.
[6] Ik zei: 'Ook jij hebt een volkomen vrije wil; doe dus zoals je in je hart verlangt!'
[7] Na deze woorden van Mij maakte ook de waard zich in allerijl gereed om te vertrekken.
[8] Toen gingen we aan boord en voeren af in de richting van Caesarea Philippi.
[9] Toen wij al bijna een uur gevaren hadden, kwamen ons een paar schepen uit de omgeving van Tiberias tegemoet die zwaar beladen waren met zout en graan; en omdat zij de wind, die voor ons gunstig was, tegen hadden, hadden ze grote problemen en waren bang dat ze konden vergaan.
[10] Zij (de schippers) vroegen ons dringend of wij hen niet konden helpen.
[11] En Ik zei: 'Waarom hebben jullie je beide schepen zo zwaar beladen? Laat je een volgende keer niet zo door winstbejag verleiden en laat jullie buren ook iets verdienen, dan zullen jullie met je schepen niet zo'n gevaar en nood te verduren krijgen! Maar daar komen nu een paar lege schepen aan; laad de helft van jullie waren daar op over en deel dan in Kapernaüm jullie winst met hen, dan zullen jullie daar zonder schade aankomen. Maar als jullie in Kapernaüm gierig zijn, moeten jullie maar zien hoe je weer naar Tiberias terugkomt!'
[12] Dat beloofden de schippers Mij. De twee lege schepen kwamen aan en Ik zei tegen hen wat ze moesten doen in ruil voor de halve winst in Kapernaüm; en het gebeurde weldra zoals Ik had gezegd.
[13] Daarop bedankten de schippers van de vier schepen Mij en voeren ondanks de tegenwind verder in de richting van Kapernaüm.
[14] Wij voeren echter met een gunstige wind, die onze schippers het roeien zeer gemakkelijk maakte, naar de plaats van onze bestemming, die wij weldra bereikten.
[15] Toen wij in het dorp van Marcus aankwamen, troffen wij daar vele gasten aan die met goed resultaat gebruik maakten van de geneeskrachtige bronnen hier.
[16] De dienaren van Marcus kwamen haastig naar de oever en deelden ons mee dat wij, als wij soms ook van de geneeskrachtige bronnen gebruik wilden maken, waarschijnlijk geen onderkomen zouden vinden, aangezien alle ruimten overvol waren met gasten uit alle landen; bovendien was hun heer ziek, en het was nu moeilijk om met hem te spreken, omdat juist vandaag zijn koortsdag was.
[17] Ik zei: 'Jullie zijn nieuwe dienaren in dit huis en kennen Mij niet; maar Marcus, de eigenaar, en zijn hele huis kennen Mij. Ga daarom naar jullie heer en zeg tegen hem: 'De Heer en Meester is aangekomen met Zijn leerlingen en Zijn vrienden! Hij moet uit bed komen en naar Mij toekomen, dan zal hij weldra van zijn koorts genezen zijn. Ga hem dat vertellen!'
[18] De dienaren gingen dat tegen Marcus zeggen en tegen zijn vrouwen kinderen. Toen die dat hoorden ontstond er een groot gejuich onder hen, en allen haastten zich om zo snel mogelijk naar buiten naar Mij toe te komen.
[19] Toen de oude Marcus Mij in het oog kreeg, strekte hij zijn armen uit en zei met luide stem: 'O Heer en Meester vol goddelijke liefde en erbarmen, met wat voor groot verlangen hebben wij U allemaal verwacht, omdat U ons in onze nood vast eens zou bezoeken, zoals U ons toen U hier was tot heil en welzijn van ons en veel andere mensen hebt beloofd. En nu mijn echte nood bijna het hoogtepunt heeft bereikt, bent U ook gekomen om mij en ook mijn vrouw, die net als ik aloud en zwak en vermoeid is geworden, te helpen en mijn hele huis opnieuw te sterken in het geloof in U en in Uw leer. O, wij allen danken U bij voorbaat voor de meer dan grote genade, dat U ons Uw bezoek waardig geacht hebt!'
[20] Ik zei: 'Maak je niet zo druk, beste vriend; want je weet dat Ik ook de innerlijke taal van het hart goed hoor en uitstekend versta! Maar vóór alles zeg ik jou en je vrouw: wees nu volkomen gezond van lichaam!
[21] Eet in het vervolg geen vis meer die in het water is gestorven; en laat een geslachte vis nog geen half uur liggen zonder zout, tijm en karwij. Bereid hem dan op de jullie bekende Joodse manier, dan zullen jullie van alle mogelijke koortsen verschoond blijven! Datzelfde geldt ook voor vlees, en eet ook geen rottend fruit en geen beschimmeld brood! '
[22] Na deze woorden van Mij werden de oude Marcus en zijn vrouwen kinderen volkonten gezond en sterk, en allen bedankten Mij met vele tranen van vreugde in hun ogen voor de genezing van hun lichaam en voor het hun gegeven advies.
«« 150 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.