Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 151 / 214 »»
[1] Daarop zei Ik tegen Marcus: 'Vriend, jouw nieuwe dienaren, die Mij nog niet kennen, hebben Mij bij Mijn aankomst te kennen gegeven dat wij hier vanwege jouw vele badgasten waarschijnlijk geen onderdak zouden vinden! Wat zeg jij daarvan?'
[2] Marcus zei:'O Heer en Meester! U bij Mij geen onderdak vinden?! Als er nog honderd keer zoveel leerlingen en vrienden met U zouden mee komen als nu het geval is, dan zou ik hen jarenlang uitstekend willen en kunnen herbergen.Alleen hebben mijn nieuwe dienaren, en dat zijn er heel wat, geen zin in werken, en daarom doen ze altijd moeilijk als er nieuwe gasten komen die onderdak zoeken; maar als de gasten hun dan van tevoren al geld toe stoppen, is er al gauw geen al te groot gebrek aan onderkomen meer. En dat lijkt mij ook bij U en met jullie het geval geweest te zijn.
[3] Maar ik zal de luie dienaren daarover eens goed de les lezen, zodat ze weten wat hun in het vervolg te doen staat met de gasten die hier veelvuldig hun lichamelijk heil zoeken en daarnaast aantoonbaar ook heel vaak hun zielenheil hebben gevonden in deze inrichting, die U, o Heer en Meester, alleen voor het heil van de mensen hebt geschapen; want ik en mijn kinderen en oude dienaren hebben er altijd voor gezorgd dat wij U zodanig als de wonderbaarlijke Meester van deze inrichting aan alle gasten bekend maakten, dat zij alleen door het levende geloof in U in deze inrichting het ware heil van hun lichaam en hun ziel konden vinden.
[4] Zowel heidenen als Joden hebben onze woorden geloofd; maar degenen die niet geloofden verlieten de inrichting zoals ze gekomen waren. En dat waren meestal Farizeeën uit Jeruzalem en ook uit vele andere plaatsen en streken. Ze geloofden niet wat wij hun toch geheel naar waarheid bekend maakten, scholden op wat wij predikten en ergerden zich, omdat zij niets te zeggen hadden over ons omdat wij Romeinen zijn, en verlieten de inrichting weer precies zoals ze gekomen waren.
[5] Maar het is werkelijk merkwaardig bij die mensen! Ze hebben honderden mensen gezien die hier het volle geloof in U hebben aangenomen en daardoor volkomen genezen zijn van al hun kwalen en gebreken, en toch zeiden ze dat het puur bedrog was en een meervoudige godslastering, als men alleen door in U te geloven in deze inrichting genezen kon worden. Als de geneeskrachtige bronnen niet in staat waren te genezen door hun natuurlijke kracht, die hun door God gegeven was, dan was genezing door het geloof in U puur het werk van satan; en wie op die manier genezen was, had volgens hen zijn ziel veelvuldig aan de duivel verkocht.
[6] Ik heb voor deze mensen met name dit jaar weinig moeite meer gedaan; als ze kwamen nam ik ze helemaal niet meer op; en als ze naar de reden vroegen, zei ik tegen hen hetzelfde als mijn nieuwe dienaren bij Uw aankomst tegen U hebben gezegd, en dan moesten ze wel vertrekken.
[7] Een paar maanden geleden kwam er vanuit Kapernaüm zelfs een onderzoek, hoogstwaarschijnlijk vanwege het feit dat de Farizeeën, schriftgeleerden en rabbi 's aldaar samen met hun overste hun beklag hadden gedaan bij de Romeinse commandant. Maar daar kwam ik -natuurlijk alleen met Uw hulp -heel goed vanaf; want in diezelfde tijd was de inrichting zo vol met Romeinen en Grieken, dat ik werkelijk nauwelijks in staat geweest was om nog iemand in de inrichting op te nemen.
[8] De Romeinen die het onderzoek leidden moesten acht dagen lang hun nachten doorbrengen boven op de U welbekende heuvel, en wel op het nieuwe, ter ere van U gebouwde grote terras. Omdat de genoemde joodse priesters op die manier niets tegen mij konden uitrichten - volgens de Romeinse rechtersuitspraak: ULTRA POSSE NEMO TENETUR (* Latijn voor: Men mag van niemand meer verlangen dan hij kan.) - bezochten ze deze inrichting helemaal niet meer, en daarom is er geen van die individuen aanwezig in deze inrichting, wat U, o Heer en Meester, zeker niet onaangenaam zal zijn.
[9] En daarmee heb ik U nu alles verteld wat mij het belangrijkste leek, en welopenlijk ter wille van Uw leerlingen en vrienden, omdat zij. niet net als U alwetend zijn. En wilt U nu, o Heer en Meester, mijn woonhuis de zegenrijke genade bewijzen om er binnen te treden, dan zal er direct voor een overvloedig en goed maal gezorgd worden; aan wijn en brood is er in mijn huis in ieder geval geen gebrek.'
[10] Ik zei:'Ik ben ook naar je toegekomen omdat Ik een paar dagen in jouw huis wil blijven. Maar maak Mij vandaag en morgen niet bekend bij de hier aanwezige gasten; als iemand Mij buiten jullie toedoen herkent, zal Ik hem wel te woord staan!
[11] En hier zie je ook de moeder van Mijn lichaam.jouw vrouwen kinderen zullen van haar leren gezonde spijzen klaar te maken. En laten we nu jouw huis, dat je uitgebreid hebt, binnengaan en wat brood en wijn tot ons nemen!'
[12] Daarop gingen we het huis binnen, gingen aan de tafels zitten en.namen wat brood en wijn tot ons. Maria was direct in gesprek met de familie van Marcus maar Ik stelde hem voor aan allen die nu bij Mij waren en die onze Marcus nog niet kende; hij vroeg hun verschillende dingen en begreep uit hun antwoorden dat zij van Mijn geest doordrongen waren. Dat vervulde hem met vreugde en hij vertelde hun veel over de tekenen en gebeurtenissen die hier voorgevallen waren, toen Ik voor het eerst hier was.
[13] En zo ging er een paar uur als een paar zalige ogenblikken voorbij. in die tijd werd het maal bereid, naar de zeer ruime eetzaal gebracht en op de tafels gezet. We namen het direct tot ons, begaven ons daarna naar de reeds bekende heuvel en namen plaats op het nieuwe terras, dat de waard uit Jesaïra niet genoeg kon bewonderen en prijzen. Er was voor allemaal voldoende ruimte en voor nog tienmaal zoveel mensen als wij waren, en nog meer.
[14] Nu vroeg Kisjonah aan Marcus of dit terras ook dikwijls door de gasten bezocht werd, en op welke tijd.
[15] Marcus zei: 'Je wilt hier zeker geen vreemde mensen ontmoeten! Maak je daar geen zorgen om! Kijk maar eens naar die heel grote, prachtige tuin daar beneden, hoe het daar wemelt van de kuurgasten! In de richting van het meer zie je verscheidene grote, prachtige terrassen met uitzicht op het meer, waar zich overal veel mensen bevinden. De gasten vermaken zich steeds in de tuin, en je zult maar zelden iemand buiten de tuin zien. En dit terras op deze werkelijk niet lage berg wordt ondanks het prachtige uitzicht dat men van hieruit naar alle kanten heeft, nog minder door de gasten bezocht; want als ze ziek aankomen, hebben ze geen zin om op deze berg te klimmen, en als ze genezen zijn, reizen ze liever direct naar huis. Daarom wordt deze plek maar zelden door vreemde gasten bezocht en dient dus alleen voor de vreugde van mij en de mijnen. Wij zijn hier dus heel veilig en zullen niet door onbekenden lastig gevallen worden.'
[16] Dat stelde onze Kisjonah en ook alle anderen tevreden.
[17] Nu bewonderden allen het prachtige uitzicht, en Marcus beschreef hun alle plaatsen, streken en bergen en onderhield het gezelschap op die manier meer dan een uur.
[18] Ook Ik vertelde zo nu en dan iets over wat er zich in vroegere tijden in deze streek had afgespeeld, en zo werd de hele wijd uitgestrekte omgeving topografisch en historisch geanalyseerd.
[19] Toen de zon onder begon te gaan, zagen wij dat een goed herkenbaar Romeins schip op ons dorp afstevende, en iedereen vroeg aan Mij wie er door dat schip gebracht werd.
[20] Ik zei: 'Om dat vast te stellen hoef je niet alwetend te zijn. Waar een bekende geneeskrachtige plaats is, daar trekken ook de zieken heen. Het zijn een paar Grieken en Romeinen; laat ze komen! Want wie gelovig zijn heil zoekt, zal het ook vinden.
[21] Na een poosje bereikte het schip de oever en bracht tien Romeinen en zeven Grieken mee, die door de dienaren, die ons eerder bijna niet wilden opnemen, toch zonder enig bezwaar werden opgenomen en direct in het kuuroord werden ondergebracht.
[22] Wij bleven nog een heel uur na zonsondergang op de berg, en Mijn leerlingen vertelden Marcus veel over Mijn reizen, leringen en daden, en Marcus en alle anderen beleefden veel vreugde aan die verhalen. Toen de verhalen beëindigd waren begaven wij ons weer naar het huis, namen een klein avondmaal tot ons en begaven ons toen ter ruste.
«« 151 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.