De Heer roept Rafaël om de betekenis en het bestaan van het rijk Gods toe te lichten

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 172 / 214 »»
[1] De arts zei: 'O Heer en Meester, nu is alles mij duidelijk, en wij danken U, ten eerste omdat U de wereld van de geesten zo duidelijk voor ons heeft onthuld en wij nu weten hoe het verdere leven van de zielen van mensen met een wereldse instelling in de grote wereld aan gene zijde vorm krijgt en moet krijgen; en ten tweede danken wij U, o Heer en Meester, voor Uw toelichting over de toestand van de voleindigde geesten in het Godsrijk.
[2] Het zou natuurlijk ook wel wenselijk zijn om een innerlijke blik te kunnen werpen in het wezen van het rijk Gods en de reeds zalige bewoners daarvan; maar omdat Uw genade en liefde ons dat in woorden toch al zo duidelijk uiteengezet heeft dat wij het eenvoudig bijna met onze ogen kunnen aanschouwen, zou ik het als een vermetelheid beschouwen om van U te verlangen dat U ons ook de wereld van de zalige geesten aan gene zijde laat zien - en daarom danken wij U hier nogmaals voor de grote genade die U ons in zo rijke mate hebt geschonken.'
[3] Ik zei: 'Ja, Mijn vriend,jullie de werkelijke betekenis van het Godsrijk te tonen, waar zich al sinds voor jullie onvoorstelbare tijden en eeuwigheden talloze zalige geesten bevinden, is bij geen van jullie nog mogelijk; dat zal pas kunnen als het rijk Gods in jullie helemaal ontwikkeld is en tot een lichte en in jullie zelf te aanschouwen waarheid is geworden.
[4] Als het rijk Gods echter in jullie zelfgestalte krijgt en vol werkzaamheid wordt volgens Mijn aan jullie geopenbaarde wil, dan zullen jullie het ook aanschouwen en daar grote vreugde aan beleven. Maar omdat jullie je allemaal -op één na, die Ik al vaak vermaand heb en die nog geen afstand kan doen van zijn gierigheid -al volkomen in Mijn wil hebben begeven, zal Ik een al sinds lang voleindigde, zalige engelengeest hierheen roepen; dan zal hij jullie verdere toelichtingen geven over het wezen van het rijk Gods!'
[5] Hierop riep Ik luid: 'Rafaël, kom Mij en je broeders dienen!'
[6] Ik had dat nog niet gezegd, of daar stond Rafaël met een ernstig en vriendelijk, van louter hemelse schoonheid werkelijk stralend gezicht voor Mij en zei: 'Mijn Heer en Mijn God! Uw wil is Mijn bestaan, mijn eeuwig leven en mijn wijsheid en macht; sta toe dat deze broeders Uw wil als Uw rijk in mij zullen aanschouwen!'
[7] Toen met name de Grieken en onze Romein Rafaël zagen, verstomden ze helemaal en konden zich in hun hart maar niet genoeg verbazen over de buitengewoon mooie gestalte van de engel; bovendien had zijn korte toespraak tot Mij vol geest, waarheid en leven, zo'n diepe indruk op hun gemoed gemaakt, dat ze lange tijd geen idee hadden wat ze nu met die voleindigde engelengeest moesten beginnen.
[8] Ook de nog steeds aanwezige waard uit Jesaïra, de bootsman en de leider van het bekende vissersdorpje werden door het zeer plotselinge verschijnen van Rafaël in hoge mate verrast, en ook zij wisten niet wat ze in zo'n verrassend korte tijd met hem aan moesten. Want ten eerste verraste zijn zeer plotselinge tevoorschijn komen hen en ten tweede zijn bevalligheid, die alle denkbeelden en voorstellingen die zij ooit over de grootste schoonheid van een menselijke gestalte hadden gehad, hemelhoog te boven ging.
[9] Ze konden allemaal maar niet genoeg naar hem kijken, en de arts zei bij zichzelf: ' Nee, nee, dat is op zichzelf al eindeloos meer dan te veel zaligheid in het rijk Gods; want het aanschouwen van zo'n hoogst voleindigde, mooie menselijke gestalte zou voor ieder mens duizend jaar toch even snel laten voorbij gaan als een vluchtig ogenblik!'
[10] En dat dachten er nog meer bij zichzelf.
[11] Na zich zo een flinke poos verbaasd te hebben, vatte onze arts tenslotte weer moed en zei tegen Mij: 'Heer, Heer en Meester, om hier te zijn zou voor eeuwig goed zijn, en ik zou voor mijzelf nooit meer een nog hogere gelukzaligheid van leven verlangen! Maar omdat U door Uw eindeloos grote liefde en genade deze op zich reeds boven alles voleindigde geest als het ware in vlammende liefde voor ons hebt laten verschijnen en aangezien hij in ons aller bijzijn hardop heeft gesproken, zou ik, als het mogelijk en toelaatbaar is, toch ook met hem over het wezen van het rijk Gods willen spreken.'
[12] Ik zei: 'Daarvoor heb Ik hem immers geroepen! Je kunt nu met hem praten als met een van je metgezellen. Ga naar hem toe en spreek met hem!'
«« 172 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.