Het wezen van het rijk Gods

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 173 / 214 »»
[1] Hierop liep onze arts zeer bedachtzaam naar Rafaël toe, die intussen met Kisjonah en Philopold sprak over enkele dingen die de nabije toekomst betroffen, maakte een diepe buiging voor hem en zei toen: 'Hoge geest uit de hemelen en zalige vriend van Degene die nu als mens die vlees en bloed heeft aangenomen onder ons verblijft en door Zijn woord en Zijn daden van Zichzelf getuigt dat in Hem de oereeuwige, meer dan wijze en almachtige geest van de enig ware, ene God woont, wil mij toch iets meedelen over het wezen van het rijk Gods, en zo, dat het voor mij, nog zeer onvolmaakt mens, begrijpelijk is!'
[2] Rafaël zei: 'Ja, vriend, zo schuchter moet je niet voor mij staan, want dan kan ik niet bijzonder veel over het wezen van het rijk Gods openbaren, omdat een schuchtere ziel zich niet bepaald in de toestand bevindt om diepere waarheden in zich op te nemen en die aanschouwelijk te begrijpen, tot nut van haar goddelijke geest, die in haar wakker moet worden. Vat dus moed en beschouw mij als je broeder, die vroeger ook het vlees van deze wereld heeft gedragen; dan zullen wij gemakkelijk met elkaar praten!'
[3] Na deze korte woorden kreeg de arts meer moed en zei tegen Rafaël: 'Kijk, nu heb ik al meer moed dan eerst, toen jouw plotselinge verschijnen op de roep van de Heer mij zo geweldig verraste, en nu ben ik in staat om van jou een juiste verklaring te horen over wat het rijk Gods eigenlijk is; wil mij die geven, hoge en meer dan zalige geest uit de hemelen van de Heer!'
[4] Daarop zei Rafaël: 'Luister dan, mijn beste vriend en broeder in de naam en liefde van de Heer! Enerzijds ben jij, een arts uit Melita, die nu genezen is, wel een werkelijk wijze man - want in het kuuroord, toen de Heer jou op jouw verzoek ogenblikkelijk had genezen, heb jij Hem als eerste en het beste herkend als de ene en enig ware God, en nu heb je daarin zo'n vast en je hele wezen doordringend geloof, dat geen enkele verschijning ter wereld je daar vanaf zou kunnen brengen, en dat strekt je ziel en hart tot grote eer; maar omdat je vanuit je voormalige heidense duisternis de allerbelangrijkste en grootste levenswaarheid zo snel hebt herkend, is het nu echt enigszins merkwaardig dat je het wezen van het rijk Gods niet nog eerder en gemakkelijker herkent dan voordien de Heer uit Zijn werken, zonder dat je Hem tevoren had gezien of gesproken!
[5] Want dat je al eerder had gehoord over een buitengewoon mens uit Nazareth, die zich nu hier bevond en jou evenals vele anderen -zo wordt gezegd -op wonderbaarlijke wijze genezen zou kunnen hebben, heeft jou nog lang niet de overtuiging gegeven dat de Heer Zelf daar achter schuil ging; maar jouw geest heeft je die grootste en heiligste van alle waarheden onthuld.
[6] Waar is dan nu jouw geest, die tegen jou zou moeten zeggen: Hoe kun je nu vragen wat het rijk Gods is -hoe komt het dat je nu door de bomen het bos niet ziet? Is het wezen van het rijk Gods niet in de eerste plaats overduidelijk alleen daar aanwezig, waar de Heer Zelf persoonlijk aanwezig en werkzaam is?
[7] Als je je volledig in de wil van de Heer zult hebben begeven en helemaal doordrongen zult zijn van Zijn geest, zul je bij klaarlichte dag in het rijk Gods in jezelf datgene zien wat je nu nog maar heel vaag met de ogen van je lichaam ziet.
[8] Zie en begrijp, dat alles watje nu in de hele wereld ziet, het wezen van het rijk Gods weergeeft! Je moet niet denken dat het rijk Gods op een of andere speciale plaats is. Het rijk Gods is overal in de hele eeuwige oneindigheid, en de mens die zich daar bewust van wordt vanuit de geest van de Heer, heeft het rijk Gods in zich en bevindt zich -waar hij ook is of verblijft en bezig is, en of hij nog in zijn lichaam is of als geestmens in zijn pure ziel overal in het rijk Gods en in het volle wezen daarvan.
[9] Jij bent nu nog in je lichaam en ik in mijn zuivere wezen als geestelijk mens, en wij bevinden ons allebei volledig in een en hetzelfde werkelijk bestaande rijk Gods. Het heel kleine verschil is alleen, dat ik mij daar volmaakt en voor eeuwig in mijzelf helder bewust van ben, maar jij nog onvolmaakt, en daarom kun jij alje reeds lange tijd zalige, reine geestelijke broeders en zusters niet zien -behalve in een heldere droom; wanneer je echter nog volmaakter zult worden dan nu, zullen ze niet verborgen zijn voor jouw ogen.
[10] Dat je mij nu kunt zien, komt immers ook doordat jouw geest al zover in jezelf ontwaakt is, dat hij van een afstand in de Godmens Jezus van Nazareth de enig ware, eeuwige geest Gods heeft herkend; en anders zou je mij niet zo gemakkelijk kunnen zien en spreken! -Begrijp je nu wat het rijk Gods eigenlijk is?'
[11] De arts was totaal verbaasd over de heldere wijsheid van Rafaël, en zei: '0 heerlijke, onsterfelijke vriend en broeder! Je hebt nu een geweldige blinddoek van mijn ogen weggenomen! Een mens ziet toch altijd het slechtst wat hem vlak voor zijn ogen geplaatst wordt. Ik heb werkelijk datgene gezocht wat ik in mijn hand had. Ik dank je voor het licht dat je mij hebt gegeven. Laat me er nu even over nadenken, dan zullen we deze kwestie nog verder bespreken!'
[12] Rafaël zei: 'Doe dat, dan zal het helemaal licht worden in je ziel!'
«« 173 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.