Over de wijsheid van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 179 / 214 »»
[1] (Rafaël:) 'Bij een groot gebouw dat klaar is zie je bijvoorbeeld in een muur een steen en dan weer een uitstekende balk. Dan zul je ook als volgt oordelen: 'Waarom heeft de bouwmeester nu die steen juist in deze muur laten metselen en die balk daar boven laten uitsteken? Had hij die steen niet even goed en doelmatig in een andere muur kunnen gebruiken en de balk in een ander gedeelte kunnen invoegen?'
[2] De bouwmeester zal tegen je zeggen: 'Vriend, jij oordeelt over mijn bouwkunst, die mij heel duidelijk bewust is en waarin ik deskundig ben, als een blinde over kleur! Kijk, die steen die jou zo ergert moet juist op die plek ingemetseld zijn voor het geheel en de duurzaamheid van het gebouw, evenals jouw ogen zich doelmatig op die plaats in je hoofd bevinden, die voor hen het meest geschikt is. En zo zit het ook met de uitspringende balk. Word jij eerst zelf van de grond af aan deskundig in de bouw, dan zul je in staat zijn een juist en waar oordeel te vellen over een gebouwen over de afzonderlijke bestanddelen ervan, van het eerste tot het laatste en van het kleinste tot het grootste!'
[3] Wat een in de bouwkunst deskundige bouwmeester tegen jou zou moeten zeggen, als antwoord op jouw oordeel over het door hem gebouwde bouwwerk, datzelfde zeg ik jou als antwoord op jouw oordeel over de toestanden van de ziel die voorafgaan aan haar definitieve vorm.
[4] Om mij jouw vraag vanuit je Griekse wijsheid heel duidelijk uiteen te zetten heb je het beeld van een keten gebruikt, waarvan de ringvormige schakels afzonderlijk en op zichzelf wel voorhanden zijn; maar omdat ze niet met elkaar verbonden waren, bestond de ene schakel er voor de andere eigenlijk niet en kon er dus ook geen wederkerige verbinding mee hebben. Want als een schakel niet goed herkenbaar, zichtbaar en voelbaar aan de daaropvolgende hangt, heeft de gehele losse keten ook helemaal geen waarde en bestaat eigenlijk ook helemaal niet.
[5] Maar ik zeg je: ga maar eens kijken bij een heel goede kettingsmid, hoe hij een ketting maakt! Eerst worden er alleen maar afzonderlijke ringen gemaakt; als die er eenmaal in de juiste hoeveelheid zijn, worden ze volgens de aloude regels der smeedkunst door tussenschakels met elkaar verbonden, en wel zodanig, dat daaruit na het eerste verbindende werk gedeeltes van slechts drie ringvormige schakels tevoorschijn komen. Als dat werk klaar is, worden twee gedeeltes van drie schakels door een zevende tussenschakel met elkaar verbonden, daarna ontstaan er door een nieuwe tussenschakel stukken van vijftien schakels, welke ook weer met elkaar verbonden worden, en dat gaat zo door, totdat de hele, lange ketting klaar is.
[6] Als volgens deze oude manier van smeden de lange ketting van de eerste tot de laatste schakel klaar is, zul je dan ook nog vragen waarom de meestersmid, die heel ervaren is in zijn ambacht, voor het maken van een lange ketting aanvankelijk alleen maar afzonderlijke, onsamenhangende ringvormige schakels had gemaakt? Of zul je dan niet veeleer bij jezelf denken: 'De meestersmid had helemaal gelijk om zo te werken; want daardoor heeft hij zich overtuigd van de stevigheid van iedere afzonderlijke schakel. Als nu iedere schakel op zichzelf stevig is, zal na het verbinden ervan de hele ketting ook stevig en duurzaam zijn!'
[7] Ook al lijken de afzonderlijke voorafgaande toestanden van een ziel voor jouw verstand als het ware niet verbonden, in de ogen van de grote Meestersmid bestaan ze al in hun samenhang. Want welke meestersmid op de hele aarde zou zo onnozel zijn om enkel voor zijn uiterst eentonige genoegen voortdurend afzonderlijke ketting ringen te maken, zonder ooit het idee en de wil op te vatten om ze tot één hele, goed bruikbare ketting te verbinden?
[8] Maar als een aardse smid dat al niet doet, wiens verstand ten opzichte van de wijsheid van God zo goed als niets is, hoeveel minder kun je zoiets dan van de uiterst liefdevolle en meer dan wijze God verwachten! Een smid die onnozel en dwaas zou zijn, zou werkelijk zelfs de slechtste ring van een ketting niet kunnen maken, laat staan een hele ketting. Maar als een smid met behulp van zijn verstand, vakmanschap en kracht afzonderlijke ringen kan vervaardigen, zal hij ook goed in staat zijn daar een hele ketting van te maken, omdat hij de afzonderlijke ringen alleen maar van tevoren vervaardigd heeft om de hele, goed bruikbare ketting te krijgen.
[9] En des te meer heeft God de afzonderlijke voorafgaande toestanden van de ziel van de mens ook alleen maar vooraf laten ontstaan en tot een als het ware afzonderlijk bestaan laten komen, ten behoeve van de uiteindelijke volledige verbinding ervan.
[10] Als God echter niet wijs zou zijn, zou Hij ook niet zo machtig zijn om iets vanuit Zichzelf tot een als het ware buiten Hem bestaand en vorm hebbend leven te roepen. Een allerhoogste macht en kracht is echter niet denkbaar zonder een hoogste, zuiverste, aller onbaatzuchtigste liefde en, uitgaande van haar eeuwig levende vuur, een allerhoogst en uiterst levend wijsheidslicht. En van dat licht kan geen enkel ook maar enigszins gelouterd menselijk verstand ooit verwachten, dat ze *(* D. w.z. de liefde en wijsheid van God.) allerlei zwakke en onbeholpen wezens in een dikwijls uiterst kort leven roept om zich daardoor een kortstondig genoegen te verschaffen, zoals kinderen met hun speelgoed; want in dat als zodanig totaalonmogelijke geval zou God in Zijn liefde en wijsheid net zo machteloos zijn als een mens en zou Hij door de macht van Zijn wil geen enkel wezen tot een werkelijk bestaan kunnen roepen.
[11] Daaruit kun je opmaken dat er ten eerste één ware en eeuwige, in Zichzelf onveranderlijke God moet bestaan, zonder wie geen ander wezen denkbaar zou zijn. En ten tweede dat deze ene en enig ware God de hoogste, zuiverste liefde en dus ook de hoogste wijsheid, waar al Zijn eindeloos vele werken van getuigen, en daarom ook boven alles machtig moet zijn, omdat zonder dat niets geschapen zou kunnen worden. En ten derde omdat God in Zichzelf als de eeuwige orde onveranderlijk is, kunnen ook Zijn schepselen na de voorbestemde periode van hun voleinding, waar weliswaar wel enige schijnbare veranderingen aan vooraf moeten gaan, onmogelijk anders dan, evenals Hij, voor eeuwig onveranderlijk blijven.
[12] Als dat nu nog niet voldoende voor je is, kun je eeuwig nog overtuigender bewijzen zoeken, maar die zul je nooit vinden! - Heb je alles wat ik je nu heb gezegd goed en als werkelijk waar begrepen?'
«« 179 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.