De religie van de drie rovers

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 18 / 214 »»
[1] (De rovers:) 'Ja, wij arme zoekende mensen worden door velerlei machten te vuur, te zwaard en met het kruis tot een blind geloof gedwongen; maar de tirannen kunnen ongestraft doen wat ze willen -want ze staan boven de wet. Maar met mijn verstand vraag ik me af of dat ook juist is in het geval er werkelijk een buitengewoon goede, wijze, alwetende en almachtige God bestaat, voor wie alle mensen toch gelijk moeten zijn, aangezien ze Zijn en niet hun eigen werk zijn. Als ze nu meer ontaard zijn dan vroeger, kunnen zij daar iets aan doen? Of kan iemand het helpen, als hij vanuit het lichaam van zijn moeder blind en doof in deze wereld is gezet en dan een ellendig leven moet leiden?
[2] O, o, vrienden, voor een denker zijn er wel duizend keer meer redenen om aan het bestaan van een God te twijfelen dan om eraan te geloven! Maar daarmee willen wij nog steeds niet definitief en volovertuiging beweren dat ieder geloof in een God een loos en door fantasierijke mensen bedacht bedrog is, dat ze door allerlei toverijen aan de lichtgelovige, verstandelijk blinde mensen als de volle waarheid presenteren, om ze dan des te gemakkelijker dienstbaar te maken aan zichzelf.
[3] Als de grote massa dan eenmaal behoorlijk overtuigd was, hielp het de weinige helder denkende mensen niet meer om zich te weer te stellen tegen dat groots opgezette volksbedrog, maar om niet als een overtreder van de eenmaal vastgestelde waarheid op de meest wrede manier gemarteld te worden, moest iedereen dansen en springen op de melodie die hem voortdurend door de zogenaamde godsdienstleraren met vreselijk dreigend gezicht en dreigende stem werd voorgezongen. En als iemand zich verstoutte om bij zo'n godsdienstleraar nadere vragen te stellen over het wezen van God, dan kreeg hij zeker een antwoord waardoor hem weldra horen en zien verging, zoals tegenwoordig bij alle priesterkasten, bij zowel heidenen als Joden, zonder twijfel het geval is.
[4] En als iemand in het geheim zelf begon te speuren en te zoeken naar het bestaan van een God, dan vond hij net als wij alleen maar de stomme, steeds eender werkende krachten van de grote natuur, en dan gaf hij het op in de overtuiging dat al zijn moeite tevergeefs was geweest.
[5] Omdat ook wij de eer hebben gehad tot nu toe zelf die ervaring op te doen, kan ons ook op dit punt door een verstandig mens niet kwalijk genomen worden als wij onder zulke omstandigheden niet in een God kunnen geloven, evenmin als in een voortleven van de menselijke ziel na de dood van het lichaam.Wij geloven wel dat er in de grote natuur in feite niets kan vergaan, maar alleen van vorm kan wisselen; maar of onze huidige menselijke vorm in een andere, ongetwijfeld opgedeelde vorm ook gedachten en een bewustzijn van zichzelf zal hebben, dat is een andere kwestie.
[6] Kort en goed, wij hebben onze redenen nu voldoende uiteengezet waarom wij aan het bestaan van een God twijfelen en waarom wij als mensen de ware hemel van nu af aan alleen in de waarheid en het goede daarvan willen zoeken en ook vinden; in deze uiteenzetting hebben wij jullie nu getrouwen naar waarheid laten zien dat wij niets achterhouden, en zo vragen wij u, burgemeester van deze stad, nogmaals om ons van onze boeien te bevrijden!'
[7] Hierop beval de waard zijn dienaren om de boeien van de drie los te maken, wat ook direct gebeurde. Daarna liet de waard de drie naar een ander vertrek brengen en hun eten en drinken geven, en hun ook schone kleren te geven, aangezien hun kleding reeds in een betreurenswaardige toestand verkeerde.
«« 18 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.